GEMEENTE LEIDEN.
97
IIGEEOIIEK STEKKEN.
N°. 165. Leiden, 4 December 1941.
Teneinde te voorzien in de vacature van hoofd der
Jongensschool voor U.L.O., welke is ontstaan tengevolge
van het aan den heer M. van Rijswijk verleend eervol
ontslag, heeft de Burgemeester op 4 December 1941 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
den heer M. Bijpost, hoofd eener openbare school voor
uitgebreid lager onderwijs te Heerenveen, met ingang van
een nader te bepalen datum, te benoemen tot hoofd van
de Jongensschool voor U.L.O.
N°. 166. Leiden, 4 December 1941.
Aangezien voor de belegging van overtollige kasgelden
jaarlijks een besluit dient te worden genomen, heeft de
Burgemeester naar analogie van het raadsbesluit van
30 December 1940 (Ingekomen Stukken No. 172) op
4 December 1941 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
dat gedurende het jaar 1942 overtollige kasgelden, behalve
in rekening-courant aan de Bank voor Nederlandsche Gemeen
ten, ingevolge de met die Bank aangegane overeenkomst,
kunnen worden uitgeleend aan:
a. publiekrechtelijke lichamen;
b. andere door hem aan te wijzen instellingen;
een een ander voor den tijd en onder de voorwaarden,
in elk voorkomend geval, met inachtneming van den geldig
heidsduur van dit besluit door den Burgemeester te bepalen,
met dien verstande, dat het uitleenen van gelden tot een
bedrag, hooger dan 100.000.niet mag plaats hebben
zonder nadere goedkeuring van den Commissaris der pro
vincie, terwijl het uitleenen van gelden aan de sub b. ge
noemde instellingen bovendien slechts mag geschieden tegen
verstrekking van zakelijk onderpand ten genoegen van den
Burgemeester en met bepaling:
1°. dat de overwaarde van het onderpand ten minste 20
moet bedragen en onverwijld aanvulling van het onderpand
te zijnen genoegen moet plaats vinden, zoodra de over
waarde beneden het percentage van 20 daalt, en
2°. dat, indien het zakelijk onderpand bestaat in effecten,
dit slechts kunnen zijn effecten, welke in de beursnoteering
zijn opgenomen.
N°. 167. Leiden, 4 December 1941.
In de ontwerp-gemeentebegrooting voor het jaar 1942,
gelijk deze ter visie werd gelegd (zie ook de toelichtende
nota, vervat in Ingek. Stukken n° 149 van 1941) zijn als
uitvloeisel van inmiddels genomen besluiten, alsnog de
volgende wijzigingen gebracht:
1°. toegevoegd zijn de volgnummers:
339a Kosten van schooltandverzorging (Ingek.
Stukken n°. 155 van 1941)3.270.
616a Kosten van den gemeentelijken visch-
verkoop (Ingek. Stukken n°. 163 van 1941). 58.000.
164a Ontvangsten ter zake van den gemeen
telijken vischverkoop33.000.
2°. verhoogd is de post „Onvoorziene uitgaven" (volgn.
750) met 1.700.en mitsdien gebracht op 76.700.
overeenkomstig de volgende specificatie:
Meer.
a. Kosten van het huren van het schoolge
bouw met inventaris aan de Paulus Buysstraat
No. 1, ten behoeve van de vestiging van de
Duitsche school in dat gebouw (Ingek. Stukken
Nis. 115 en 132 van 1941)5.000.
b. Belooningen van doctoren, heelmeesters,
vroedmeesters, vroedvrouwen, enz. (volgn. 613)
wegens uitbreiding van het aantal Stadsgenees-
heeren met 2 (Ingek. Stukken No. 127 van 1941)
2 x 216,—432.—
c. Bijdragen aan de ouders van te Leiden
wonende Joodsche leerlingen, die een te 's-Gra-
venhage gevestigde gemeentelijke joodsche school
voor voorbereidend hooger- en middelbaar onder
wijs bezoeken, terzake van het verschil tusschen
het door hen voor het bezoeken van die school
aan de gemeente 's-Gravenhage verschuldigde
bedrag en het bedrag, hetwelk zij aan schoolgeld
zouden moeten betalen, indien de leerlingen een
gemeentelijke school voor voorbereidend hooger
of middelbaar onderwijs in Leiden zouden be
zoeken (Ingek. Stukken No. 133 van 1941). 1.265.
d. hoogere subsidie a/d Afd. Leiden v/d. Ne
derlandsche Yereeniging voor Luchtbescherming;
aangevraagd 5.990,terwijl was uitgetrokken
4.700,—1.290.—
7.987.—
Minder.
e. Kosten van schooltandverzorging, waarvoor
van onvoorziene uitgaven af te schrij
ven 3.270.
Subsidie aan de Yer. Leidsche
Belasting Ophaaldienst te Leiden;
wegens de opheffing van den Dienst
vervalt de subsidie3.045.
6.315.—
Blijft te verhoogen rond1.700.
Met inachtneming van deze wijzigingen heeft de Burge
meester op 4 December 1941 de begrooting vastgesteld en
de volgende besluiten genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
voor zooveel noodig behoudens goedkeuring van den
Commissaris der Provincie
A. het bedrag, dat per leerling voor de openbare scholen
voor lager- en uitgebreid lager onderwijs in 1942 wordt
beschikbaar gesteld ter bestrijding van de kosten bedoeld
in artikel 55, letters e tot en met h en o, alsmede die van
instandhouding, te bepalen, resp. op 14.92 en 17.82.
B. goed te keuren de begrootingen, dienst 1942, van:
1°. de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon
2°. de Stedelijke Werkinrichting;
3°. den Armenraad.
C. vast te stellen de begrootingen, dienst 1942, van:
1°. de Gasfabriek
2°. de Electriciteitsfabriek
3°. de Gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijn-
geest";
4°. het Openbaar Slachthuis;
5°. het Grondbedrijf;
6°. den Reinigings- en Ontsmettingsdienst
7°. de Gemeentelijke Volkscredietbank;
8°. het Gemeentelijk Waschbureau.
zulks voor zooveel de begrootingen sub 1 en 2 betreft,
met bepaling, dat in afwijking van art. 28 van de alge-
meene bedrijfsverordening, ook weer voor het jaar 1942 de
rekening van de Gasfabriek en de Electriciteitsfabriek,