GEMEENTE LEIDEN. 71 INGEKOMEN STUEKElf. Nrf. 127. Leiden, 2 October 1941. Ben aantal van vier Stadsgeneesheeren is gebleken niet voldoende te zijn, om er onder alle omstandigheden op te kunnen rekenen, dat de geneeskundige verzorging van armlastigen en de verder aan de Stadsgeneesheeren opge dragen werkzaamheden naar behooren worden verricht. Uitbreiding van dat aantal met twee was noodig. De ver ordening betreffende de geneeskundige armenverzorging en den werkkring en de bezoldiging van de Stadsgeneesheeren bepaalt, dat de Stadsgeneesheeren voor den tijd van twee jaren worden benoemd. Aangezien de reeds in dienst zijnde Stadsgeneesheeren met ingang van 1 Januari 1943 moeten aftreden en het gewenscht is, dat de aftreding van alle Stadsgeneesheeren op hetzelfde tijdstip plaats vindt, verdiende afwijking van die bepaling aanbeveling. Op 2 October 1941 heeft de Burgemeester mitsdien het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijks commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: de artsen Dr. E. J. J. G. Renaud en C. Verhoog, gerekend te zijn ingegaan op 1 October 1941, te benoemen tot Stadsgeneesheer, zulks, met afwijking van de desbetreffende verordening, voor het tijdvak 1 October 1941 t/m 31 December 1942. N°. 128. Leiden, 2 October 1941. Ten gevolge van het aan den heer B. Dijkstra verleend eervol ontslag, is aan de Jongensschool voor u. 1. o. een vacature van onderwijzer ontstaan. In verband hiermede heeft de Burgemeester op 2 October 1941 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BES l'u IT den heer G. L. Schotel, onderwijzer eener o. 1. school te Gouda, met ingang van een nader te bepalen datum, te benoemen tot onderwijzer aan de Jongensschool voor u. 1. o. N°. 129. Leiden, 2 October 1941. Ingevolge het „Reglement voorloopige pensionneering onderwijzers" (Wet van 22 Februari 1936, S. 100) moet, behoudens in uitzonderingsgevallen, ontslag worden verleend aan onderwijzers, die den 60-jarigen leeftijd hebben bereikt. In verband hiermede heeft de Burgemeester op 2 October 1941 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijks commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: aan Mejuffrouw A. Driesens, met ingang van 1 April 1942, eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan de Meisjesschool voor u. 1. o. N°. 130. Leiden, 2 October 1941. Bij raadsbesluit van 16 Juni 1941 (Ingek. Stukken No. 71) kocht de gemeente van de Coöperatieve Groente-, Fruit en Bloemenveilingsvereeniging „Leiden en Omstreken", het perceel grond nabij den Zoeterwoudscheweg en de Meloen straat, groot 7400 M2, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie O, No. 1451 (ged.), o.m. onder de volgende voorwaarden 4. Toegestaan wordt dat t. z. t. een voetbrugje gemaakt wordt van het sub 2 bedoelde voetpad over de veilinghaven op een nader overeen te komen plaats. 5. Bij servituut wordt vast gelegd, dat op het verkochte geen grossiersbedrijven in groenten of fruit mogen worden gevestigd. De veilingsvereeniging heeft verzocht deze bepalingen alsnog te wijzigen. Zij zou de plaats, waar het voetbrugje zal worden gelegd, nog precieser willen bepalen door voor waarde 4 te lezen als in het hieronder volgend besluit is aangegeven. Hiertegen is voor de gemeente geen bezwaar, omdat het voetbrugje uitsluitend voor de veiling wordt gemaakt, en de gemeente er geen belang bij heeft. Voorts verzocht de verkoopster ook de grossiersbedrijven in aardappelen onder het sub 5 genoemde servituut te betrekken en daarom deze voorwaarde aan te vullen met het woord „aardappelen". Ook deze wijziging heeft voor de gemeente geen bezwaren. In verband hiermede heeft de Burgemeester op 2 October 1941 het volgende besluit genomen: De BURGERMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de Verordening van den Rijks commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie, het raadsbesluit d.d. 16 Juni 1941, inzake den aankoop van het perceel grond nabij den Zoeterwoudscheweg en de Meloenstraat, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie O, No. 1451 (ged.), groot 7400 M2, tegen den prijs van 14.000.en onder de aan het besluit aangehechte voor waarden in dien zin te wijzigen, dat in voorwaarde 4 in plaats van „op een nader overeen te komen plaats" gelezen wordt „ter hoogte van het veilingsgebouw op een nader door de verkoopster aan te wijzen plaats" en in voorwaarde 5 wordt ingelascht het woord „aardappelen", zoodat deze gelezen wordt: „Bij servituut wordt vastgelegd, dat op het verkochte geen grossiersbedrijven in groenten, aardappelen of fruit mogen worden gevestigd". N°. 131. Leiden, 2 October 1941. Sedert 1 Januari 1941 is over de ontvangen slachthuis rechten, met uitzondering van de keurloonen, omzetbelasting verschuldigd, t. w. van 1 Januari tot 1 Juli 21/a en na 1 Juli 1941 2 van het ontvangen bedrag. De omzet belasting mag worden doorberekend aan hen, die van het slachthuis gebruik maken; tot dusver is zulks nog niet geschied. Aangezien de uit de heffing voortvloeiende kosten bezwaarlijk ten laste van het bedrijf, waarvan de inkom sten terugloopen, kunnen worden gebracht, dient verhaal van de omzetbelasting op de gebruikers plaats te hebben. Aangezien, zooals gezegd, voor de ontvangen keurloonen geen omzetbelasting verschuldigd is, was het voor de berekening van dit verhaal noodig het hier ter stede in één tarief opgenomen slacht-keurloon te splitsen in een belast en een onbelast gedeelte. Het voor elk tarief gevonden belastbaar bedrag is daarna verhoogd met een geschat bedrag voor bijkomende rechten (stalgelden, verblijfloonen, weeg- gelden, warm water, toegang koelhuis, verblijven van voertuigen, afkeuringsbewijzen en verzegelen van huiden), daar deze rechten te gering zijn om afzonderlijk te worden verhoogd met de daarop drukkende omzetbelasting. In verband hiermede heeft de Burgemeester op 2 October 1941 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: goed te keuren, dat met ingang van 6 October 1941 de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 1