Vergadering ran Maandag 21 April 1941.
MAANDAG 21 APRIL 1941.
3.3
Geopend des namiddags te half drie uur.
Voorzitter:
de Wethouder Mr. A. F. L. M. TEPB; daarna de heer
Burgemeester Mr. R. N. DE RUYTER VAN STEVENINCK.
Te behandelen onderwerp:
Installatie van Mr. R. N. de Ruyter van Steveninck
als Burgemeester.
Tegenwoordig zijn 32 leden, namelijk de heeren Parmentier,
Veenendaal, Schriller, Bosch van Rosenthal, van Eek,
Oostveen, Eskens, Tobé, Wilmer, Jongeleen, van Rosmalen,
mevrouw Braggaar, de heeren Piena, Snel, van Dijk, Donders,
Idenburg, Bergers, Eikerbout, Groeneveld, van der Reijden,
Lombert, van Oyen, mevrouw de Cler, de heeren Riedel,
Koole, Huurman, van Bemmelen, Verweij, Tepe, Wilbrink
en van Stralen.
Afwezig zijn de heer Key, wegens ongesteldheid en de
heeren Beekenkamp en van Weizen.
De Voorzitter stelt uitsluitend aan de orde:
Installatie van Mr. R. iV. de Ruyter van Steveninck als
Burgemeester.
De Voorzitter verzoekt den Secretaris voorlezing te doen
van het benoemingsbesluit en de mededeeling van den
Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche
Zaken betreffende de beëediging van den heer de Ruyter
van Steveninck.
De Secretaris doet voorlezing van deze stukken, welke
luiden als volgt:
Ik benoem Mr. R. N. de Ruyter van Steveninck tot Burge
meester in Leiden.
's-Gravenhage, 31 Maart 1941.
De Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied
(get.) Seyss-Inquart.
's-Gravenhage, 17 April 1941.
Ik heb de eer U mede te deelen, dat de heer Mr. R. N. de
Ruyter van Steveninck, benoemd tot burgemeester der ge
meente Leiden, op 10 April j.l. is beëedigd.
De Secretaris-Generaal
van het Departement van Binnenlandsche Zaken
(get.) K. J. Frederiks.
Aan het gemeentebestuur van Leiden.
De Voorzitter deelt mede, dat er na afloop van de installatie
voor de leden van den Raad gelegenheid is persoonlijk met
den Burgemeester kennis te maken in de kamer van Curatoren.
Spreker verzoekt den oudsten Wethouder, den heer van
Stralen, en het oudste raadslid, den heer Wilmer, met den
Secretaris den nieuw benoemden Burgemeester binnen te
leiden.
De Burgemeester, binnengeleid, neemt naast den Voor
zitter plaats.
De Voorzitter
Mijnheer de Ruyter van Steveninck,
Door aanvaarding Uwer benoeming tot Burgemeester van
Leiden hebt Gij een zware en verantwoordelijke taak op U
genomen.
Vereischt het besturen van een gemeente van den omvang
en van de beteekenis van Leiden in normale, rustige tijden
reeds groote inspanning van geestelijke en lichamelijke
krachten, uitgebreide, veelzijdige kennis, uitermate veel tact
en aanpassingsvermogen, hoeveel te meer in veelbewogen
dagen als wij thans beleven.
De zware en moeiüjke taak, die U thans wacht, zal echter
belangrijk verlicht worden door de volgende feiten en om
standigheden
Vooreerst moge ik er Uwe aandacht op vestigen, dat de
gemeentebesturen van Leiden steeds de voorzichtigheid en
de zuinigheid betracht hebben, zonder nochtans de wijsheid
te bedriegen; zoodat Gij hier niet komt als curator in een
faillieten boedel, maar als beheerder van een, zoo al niet
rijke, dan toch door en door gezonde nalatenschap.
Installatie van Mr. R. N. de Ruyter van Steveninck als
(Voorzitter.) Burgemeester.
Zooals ik zeide: zonder de wijsheid te bedriegen werd
hier de zuinigheid betracht.
Zoodra Gij uitvoerig zult hebben kennis genomen van
hetgeen hier in de vorige decenniën, en wel zeer in het bijzonder
onder het burgemeesterschap van Uwen onmiddellijken voor
ganger, is tot stand gekomen op het gebied van verkeers-
verbetering, van stadsuitbreiding en -verfraaiing, van de
bevordering van hygiëne en van sociale en cultureele belangen,
zult Gij beseffen, dat de gezonde financieele toestand alhier
geenszins verkregen werd ten koste van algemeene gemeen
schapsbelangen.
Naast het vele, dat reeds voltooid is, wachten er echter
nog talrijke belangrijke werken en vraagstukken, die deels
reeds in vergevorderden staat van voorbereiding verkeeren,
deels nog moeten geëntameerd worden, op afdoening.
Met de medewerking en dank zij de voorlichting van een
staf van theoretisch geschoolde en door de praktijk ervaren
hoofdambtenaren en onder hun leiding werkend en goed
gedisciplineerd personeel, zal het U, naar ik vertrouw,
mogelijk zijn U in korten tijd een beeld te vormen van de
huidige situatie onzer gemeente en een kijk te krijgen op
hetgeen in verband daarmede in het heden en in de naaste
toekomst de taak is van ons gemeentebestuur en in het
bijzonder van den Burgemeester.
Ik spreek bij dezen den oprechten wensch en het vaste
vertrouwen uit, dat onder Uw voorzitterschap het gemeente
bestuur van Leiden er in moge slagen ook in de toekomst
het algemeen gemeentebelang te behartigen op die wijze
en met die middelen, die door tijd en omstandigheden ge-
wenscht of geboden zijn.
Yoor zoover het gemeentebestuur niet uitsluitend door
den Burgemeester, maar door den Raad of het College van
Burgemeester en Wethouders wordt uitgeoefend, kan loyale
samenwerking van deze organen met den Burgemeester
niet gemist worden.
Ik neem aan, dat Gij op deze samenwerking ook zult
mogen rekenen.
Na den wensch te hebben uitgesproken, dat onze gemeente
met Gods hulp ook onder Uwe leiding zich voorspoedig
moge ontwikkelen en de roemruchte faam die zij in binnen-
en buitenland geniet, moge handhaven tot glorie van ons
dierbaar Vaderland, verklaar ik U, Mr. R. N. de Ruyter
van Steveninck, bij dezen geïnstalleerd als Burgemeester
van de gemeente Leiden.
Ik verzoek U den ambtsketen als teeken Uwer waardigheid
om te hangen, den voorzittershamer te aanvaarden en den
voor U bestemden zetel in te nemen.
De nieuw benoemde Burgemeester neemt alsnu den
Voorzittersstoel in en zegt:
Leden van den Raad.
Zeer erkenteüjk ben ik voor de van grooten ernst en warme
belangstelling voor Uwe stad getuigende woorden, welke
Mr. Tepe zoo juist tot mij heeft gericht. Ik voeg daarbij
mijn dank voor de hulp en voorlichting mij door hem in de
voorafgegane dagen reeds geboden.
Ik ben mij ten volle bewust van de zwaarte van de taak,
die mij wacht. Zwaar bovenal door de zorg van dezen voor
Nederland zoo ernstigen tijd en door de omstandigheid, dat
ik de opvolger ben van ambtsdragers, van wier toewijding en
bekwaamheid zooveel blijvende werken in deze stad spreken.
Dat ik dezen arbeid desniettemin aanvaard, vindt zijn
verklaring dan ook niet in lichtvaardig optimisme, doch in
de overtuiging dat hij die door de Overheid voor den dienst
van zijn land wordt geroepen, daarop zeker thans slechts
één antwoord kan geven: dien dienst naar zijn beste kunnen
te vervullen. Ik zie den weg, die voor mij ligt als het ver
lengde van dien, welken ik tot 15 Mei 1940 als officier ben
gegaan.
Ik betreur het, dat mijne bekendheid met deze stad en
haar beroemde Universiteit geringer is dan zulks bij mijn
voorgangers bij hun ambtsaanvaarding het geval was. Dit
belet mij niet beheerscht te zijn door het oprechte verlangen
haar met al mijn vermogen en naar beste weten te dienen.
Zooals door U, Mr. Tepe, reeds tot uitdrukking werd
gebracht is de loyale medewerking van wethouders en Raad
en zijn de steun en voorlichting van Uw ambtenaarskorps
hierbij onmisbaar. De door U terzake uitgesproken ver
wachting vervult mij met erkentelijkheid en vertrouwen.
Daarbij gaven de afgeloopen dagen mij reeds gelegenheid
een indruk te bekomen van de werkkracht en de toewijding
van den Secretaris en de ambtenaren dezer gemeente.
Het door U van den financieelen toestand geschetste beeld
en de gegevens vermeld in de jaarrede van den Voorzitter