MAANDAG 7
APRIL 1941.
31
(Voorzitter e.a.)
XVIII. Voorstel tot het aankoopen van een strook grond,
gelegen bij den Lammenschansweg, hoek Kastanjekade,
kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie M Xo. 5335 (ged.)
van de Noord-Zuid-HoIIandsche Tramweg Maatschappij. (38)
XIX. Voorstel tot het verleenen van medewerking aan het
bestuur van de Gereformeerde Selioolvereeniging tot het aan
schaffen van leermiddelen ten behoeve van het onderwijs in
lichamelijke oefening aan de school voor gewoon lager onder
wijs aan de Driftstraat 49 en tot het vaststellen van den des-
hctreffenden begrootingsstaat. (40)
XX. Voorstel inzake het vaststellen en uitkeeren van de
voorschotten op de vergoeding, bedoeld bij de artt. 101 en
101 bis der Lager Onderwijswet 1920, ten behoeve van bij
zondere scholen voor gewoon lager- en uitgebreid lager
onderwijs, over het jaar 1941. (41)
XXII. Voorstel tot het wijzigen van de verordening, hou
dende voorwaarden van opneming en verpleging van lijders
in het krankzinnigengesticht „Endegeest" en de afdeeling voor
jeugdige zwakzinnigen „Voorgeest", te Oegstgeest. (43)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XI tot en
met XX en XXII besloten.
(De heer Koole was na behandeling van agendapunt 16
ter vergadering gekomen.)
De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het
belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Piena vraagt hoe het staat met de zaak, die in
de vergadering van het georganiseerd overleg van 30 Decem
ber 1940 is aangenomen.
De Voorzitter deelt mede, dat deze zaak geheel rijp was
voor behandeling in het College, doch dat eenige vertraging
daarin is ontstaan door de benoeming van den nieuwen
Burgemeester. Zij zal echter zoo spoedig mogelijk in het
College behandeld worden.
De heer Bergers vestigt de aandacht op den toestand van
het dek van de Marepoortbrug, dat vol met gaten zit. Het
wordt elke week gerepareerd, maar niet afdoende.
De Voorzitter vestigt de aandacht van den Wethouder van
Fabricage op deze zaak.
De heer Groeneveld heeft in de couranten gelezen, dat het
financieel verslag van de Leidsche Duinwater Maatschappij
niet zal worden gepubliceerd, omdat nu alle aandeelen in
handen van publiekrechtelijke lichamen zijn. Spreker begrijpt
dit niet goed; hij meent, dat deze zaak juist daarom nog meer
van publiek belang is. Overigens: de Raadsleden ontvangen
legio verslagen van allerlei gewichtige en minder gewichtige
instellingen, maar nooit een van de Leidsche Duinwater
Rondvraag.
(Groeneveld e.a.)
Maatschappij, terwijl de gemeente en de Raadsleden toch
wel iets met deze instelling te maken hebben. Waarom ont
vangen de Raadsleden van dit belangrijk bedrijf geen verslag?
De Voorzitter kan deze vragen van den heer Groeneveld
niet dadelijk beantwoorden. Spreker zal echter hiernaar een
onderzoek instellen. Hij acht het verstandig het resultaat van
dit onderzoek af te wachten alvorens te handelen zooals de
heer Groeneveld wil.
De heer van Dijk zegt, dat tengevolge van het feit, dat geen
brandstoffen meer beschikbaar zullen worden gesteld, vele
burgers in moeilijkheden zijn geraakt. Zou nu het College
geen stappen willen doen om te trachten, daarin verbetering
te brengen? Vrijwel niemand heeft er op gerekend, dat geen
bonnen voor brandstoffen meer zouden worden aangewezen;
wanneer tevoren medegedeeld was, dat men met een bepaald
quantum moest toekomen, dan had men daarmede eenigszins
rekening kunnen houden.
De Voorzitter zegt, dat aan dit euvel niet alleen Leiden
lijdt, maar geheel het land. Deze zaak wordt echter door den
centralen distributiedienst geregeld. Nu vraagt de heer van
Dijk het College, daarop dan de aandacht te vestigen, maar
spreker acht dit niet zeer noodzakelijk. Ieder heeft met dit
euvel te kampen, tenzij hij zoo zuinig is geweest met zijn
brandstoffen, dat hij nog voorraad heeft. Spreker ziet niet in
wat de gemeente Leiden daaraan kan doen. Ieder, die in nood
verkeert, moet zien dat hij daaraan een mouw pastdit moet
ieder voor zich zelf uit maken; daaraan kan de gemeente
niets doen.
De heer Eskens vraagt, in verband met het feit dat de
nieuwe Raadzaal in het Stadhuis voorloopig nog niet klaar
zal zijn, of de raadsvergaderingen niet in de kleine zaal van
de Stadsgehoorzaal gehouden kunnen worden, zooals de
vergadering op 13 Maart. De acoustiek van die zaal is ook
veel beter.
De Voorzitter zegt, dat de Raadzaal in het nieuwe Stadhuis
binnen betrekkebjk korten tijd gereed zal zijn en acht het
niet verstandig, zich voor dezen betrekkebjk korten tijd alle
beslommeringen van een verhuizing van den Raad naar de
kleine zaal van de Stadsgehoorzaal op den hals te halen.
Naar sprekers meening zal de groote meerderheid van de
Raadsleden er niet voor te vinden zijn, in dat betrekkebjk
benepen zaaltje bijeen te komen. Wanneer daar 35 personen
vergaderen, zal het er benauwd worden. Naar sprekers oor
deel is de Raad in het Gymnasium koninkbjk gehuisvest.
De heer van der Reijden vestigt de aandacht op den slechten
toestand van de bestrating van de Oude Vest.
De Voorzitter vestigt de aandacht van den Wethouder
van Fabricage op deze zaak.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.