GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
93
IireEKOHEN STUKKEN.
N°. 158. Leiden, 4 December 1940.
Ter toelichting van de TJ aangeboden rekening van de
Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over het jaar 1939 1)
zij het volgende onder Uwe aandacht gebracht.
Blijkens die rekening hebben de ont
vangsten van den gewonen dienst be
dragen 11.299.000.29
de uitgaven van den gewonen dienst 11.311.493.16
zoodat de gewone dienst sluit met een
nadeelig saldo van12.492.87
De ontvangsten van den kapitaaldienst
hebben bedragen de som van10.105.181.03
de uitgaven van den kapitaaldienst de
som van10.110.975.99
zoodat de kapitaaldienst sluit met een
nadeelig slot van 5.794.96
De begrooting van den gewonen dienst werd oorspronke
lijk door Uwe Vergadering in ontvangst en uitgaaf op
9.899.610.vastgesteld.
In den loop van de jaren 1939 en 1940 werd zij, zoowel in
ontvangst als in uitgaaf, verhoogd met 1.701.590.79, waar
door het eindcijfer werd gebracht op 11.601.200.79.
Afdeeling II „Kapitaaldienst" werd zoowel in ontvangst
als in uitgaaf vastgesteld op 6.609.184.
De kapitaaldienst werd naderhand in ontvangst verhoogd
met 7.800.756.75 en dus gebracht op 14.409.940.75, de
uitgaaf werd verhoogd met 7.815.756.75 en dus gebracht
op 14.424.940.75.
Het verschil tusschen de verhooging van de ontvangsten
en die van de uitgaven bedraagt derhalve 15.000.
7.815.756.75 ƒ7.800.756.75) en is ontstaan door eenige
wijzigingen, die in den kapitaaldienst van 1939 werden aan
gebracht.
Ter toelichting van den gewonen dienst merken wij nog
het volgende op.
Het nadeelig kassaldo van den gewonen
dienst ad12.492.87
moet worden verhoogd met een bedrag van46.050.75
wegens onbetaalde rekeningen en onverwerkt
gebleven credieten.
58.543.62
Daarentegen moet nog worden ontvangen 193.355.78
wegens bij het sluiten van den dienst 1939 nog
te ontvangen gelden, dat dienstjaar en vorige
dienstjaren betreffende,
zoodat de gewone dienst 1939 sluit met een
voordeelig exploitatie-saldo van134.812.16
Dit bedrag van 134.812.16 komt ten bate van de be
grooting voor 1941. (De rekening 1938 sloot met een nadeelig
exploitatie-saldo van 133.260.10, dat ten laste van de
begrooting van 1940 kwam.)
Evenals voorgaande jaren moet bij de beoordeeling van
het exploitatie-resultaat in aanmerking worden genomen, dat
ook aan het dienstjaar 1939 een belangrijk bedrag aan
„bijzondere middelen" is ten goede gekomen.
In de eerste plaats werd uit „Vroegere diensten" een bedrag
van 28.286.01 genoten, waaronder een som van 25.000.
van de hoogere uitkeering, ingevolge art. 3, letter c, der
financieele verhoudingswet over het uitkeeringstijdvak
1937/1938.
Voorts moest ook voor 1939 de verlaging van het stortings
percentage van 2 tot 1/2 in het Vernieuwingsfonds der
Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit worden gehand
haafd, hetgeen een mindere last van 163.352.46 beteekende.
Vervolgens werd van het nadeelig saldo ad 63.004.86
van den gewonen dienst van het Grondbedrijf een gedeelte
ad 30.000.uit de reserve van dat bedrijf bestreden en
bleef ook over 1939 de afschrijving ad ƒ31.825.op het
aandeelenbezit in de Leidsche Duinwater-Maatschappij
achterwege.
De halveering van de premie voor het Gemeentelijk
Ongevallenfonds had eene lagere uitgaaf van 9.066.21
tengevolge.
Verder werd van het kapitaal van het Pensioenfonds voor
weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren ƒ40.000.
aan den gewonen dienst uitgekeerd, terwijl ten slotte als
restitutie van een gedeelte der indertijd aan den kapitaal
dienst via het „Fonds voor Stadsverbetering en Sociale
doeleinden" ten goede gekomen middelen van den gewonen
dienst, door den kapitaaldienst een bedrag van 100.000.
aan den gewonen dienst werd uitgekeerd.
De bovengenoemde posten bedragen in totaal 402.529.68.
Hiertegenover werd op diverse hoofdstukken een bedrag
van 7.036.36 in totaal uitgegeven ter zake van onverwerkte
of onverbruikte credieten het dienstjaar 1938 betreffende,
zoodat aan „bijzondere middelen" een netto-bedrag van
ƒ395.493.32 (ƒ402.529.68 ƒ7.036.36) ten bate van het
dienstjaar 1939 kwam.
Over de jaren 1937 en 1938 werden de „bijzondere
middelen" berekend op respectievelijk 399.393.24 en
ƒ396.651.93.
Zonder de bijzondere baten ad 395.493.32 zou het
dienstjaar 1939 een exploitatie-tekort van 260.681.16
395.493.32 134.812.16) hebben opgeleverd.
Wat de verdere verschillen tusschen de begrooting en de
rekening 1939 betreft, volstaan wij met de vermelding van
de belangrijkste posten.
De voornaamste oorzaak, dat de gewone dienst 1939 met
een voordeelig exploitatie-saldo sluit, is, dat de aan de
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon
uitgekeerde subsidie aanzienlijk minder bedroeg dan geraamd
was, zulks o. m. als gevolg van de tewerkstelling van onder
steunden bij den aanleg van het vliegveld bij Valkenburg.
Uitgekeerd werd namelijk 797.992.81, d. i. 105.507.19
minder dan de geraamde som ad 903.500.
Over 1938 bedroeg de subsidie 923.696.46, over 1937
871.058.24.
De ontvangsten van de Stedelijke Lichtfabrieken kwamen
ongeveer overeen met de op de begrooting uitgetrokken
sommen.
De winst van de Gasfabriek, geraamd op 100.605.
bedroeg 120.581.28, d. i. 19.976.28 meer, daarentegen bleef
die van de Electriciteitsfabriek 17.962.99 beneden de raming
ad ƒ1.189.814.—.
Hierbij vestigen wij er de aandacht op, dat door het
Electriciteitsbedrijf wel is waar ten laste van 1939 45.000.
aan het jaar 1940 werd uitgekeerd, doch dat daartegenover
1939 een gelijke doba ie van 1938 had ontvangen, zoodat een
en ander geen invloed op het winstcijfer der Electriciteits
fabriek over 1939 heeft uitgeoefend.
Als verdere meevallers kunnen worden genoemd de winst
van het Openbaar Slachthuis, welke voor „memorie" was uit
getrokken, ad 15.323.92; de opbrengst van de 55 opcenten
op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting, geraamd op
ƒ275.000.bedroeg ƒ285.015.09, d. i. ƒ10.015.09 meer; de
uitkeering van het Rijk wegens 48 opcenten op de hoofdsom
der dividend- en tantièmebelasting, geraamd op ƒ33.500.
bedroeg 44.094.10 of 10.594.10 meer, terwijl de opbrengst
van de belasting op tooneelvertooningen en andere ver
makelijkheden de raming ad 65.500.met 4.447.29
overtrof.
Voorts bedroeg de ontvangst ter zake van de voorbereiding
en de uitvoering door Gemeentewerken van werken voor
bedrijven en particulieren, geraamd op 35.000.7.439.18
meer en die wegens „rente van belegd kasgeld", geraamd op
ƒ4.638.—, ƒ5.068.60 meer.
Verder bleven de uitgaven voor „belooning van de inspec
teurs en verdere beambten van politie" 11.710.62 beneden
de raming ad ƒ319.648.werd aan bijdragen aan woning
bouwverenigingen in de door deze verschuldigde annuïteiten
netto 13.426.25 minder uitgekeerd dan geraamd was en
bedroegen de ten laste van de gemeente komende kosten van
krankzinnigenverpleging 10.000.minder dan de raming.
Tegenover deze hoogere ontvangsten en lagere uitgaven
kunnen de volgende nadeelige factoren worden vermeld.
De kosten van het bijzonder lager onderwijs vereischten,
in hoofdzaak in verband met de afrekening over het jaar
1936, ingevolge art. 101 der Lager Onderwijswet 1920, eene
hoogere uitgaaf van ƒ43.357.22.
De uitgaven voor „ondersteuning van werkloozen", welke
met inbegrip van die van werkverschaffing, den z.g. B-steun,
de centrale werkplaats voor jeugdige werkloozen, enz. enz.,
waren geraamd op 1.591.156.hebben 1.669.581.01, of
78.425.01 meer bedragen.
De uitgaven ter zake bedroegen over 1938 1.606.345.01
en over 1937 1.588.297.66.
Hier staat echter tegenover, dat, met inbegrip van de nog
te doene ontvangsten, de uitkeeringen uit het Werkloosheids-
subsidiefonds en de bijdragen uit 's Bijks kas over 1939
J) De cyclostyle-druk van de gemeenterekening zal binnenkort ver
schijnen.