118 MAANDAG 18 NOVEMBEB 1940. Industrieele inrichtingen in Gravensteen en v. m. Kweekschool (van Stralen e.a.) voor onderw.; restauratie-Gravensteen. Dit in aanmerking nemende, vindt spreker geen aanleidingom op het huurbedrag van 1.500.een aanmerking te maken. In antwoord op het betoog van den heer Tobé merkt spreker op, dat aan het Gravensteen de oude bestemming in zekeren vorm eigenlijk wordt teruggegeven. Het gerestau reerde gebouw zal uitermate geschikt zijn voor het onder brengen van een industrieele inrichting, waarin een bepaald soort menschen wordt te werk gesteld en er bestaat dan ook zeker geen aanleiding om voor dit doel een nieuw gebouw te zetten. Men moet deze zaak met beide handen aangrijpen, omdat het mogelijk is een subsidie van het Kijk te krijgen, nu aan het gerestaureerde Gravensteen een nuttige bestemming zal worden gegeven. Wanneer de heer Tobé meent, dat met de bezoekers van het nachtasyl worden bedoeld degenen, die in de industrieele inrichting worden opgenomen, vergist hij zich: in het nacht asyl komen alleen zij, die zich bij de politie voor een nacht verblijf aanmelden. Het gehalte van de bezoekers van het volkslogement zal niet veel verschillen van dat van hen, die in de industrieele inrichting te werk worden gesteld. Het Leger des Heils blijft bezwaar maken tegen het projec teeren van den ingang van het volkslogement in de Caecilia- straat. Er is ook geen doorslaggevende reden om deze ver andering aan te brengen en den bestaanden ingang aan de Oude Vest dicht te spijkeren. Bij de berekening van de kosten van de reorganisatie plannen is voorzien, dat door de stichting van De Metropool de particuliere volkslogementen minder bezoekers zullen trekken, sommige logementhouders daardoor geheel of ten deele armlastig zullen worden en dientengevolge bij Maat schappelijk Hulpbetoon voor volledigen steun of bij steun in aanmerking zullen komen. Inderdaad, dit valt te ver wachten, maar moet men om die reden een dergelijken nuttigen maatregel niet nemen? Men mag toch van een ont zaglijke verbetering ook op het terrein van de volkslogementen spreken, wanneer er in Leiden een door het Leger des Heils geëxploiteerde inrichting komt. Daartegenover staan wel schaduwzijden, maar die verbetering is toch hoofdzaak. De heer Wilmer vraagt naar de beteekenis van de garantie voor de logementsgastenvoorts vraagt hij hoe die garantie kan worden verkregen en waarom een scheiding wordt ge maakt in dien zin, dat de eene groep personen wordt ver wezen naar de werkinrichting en de andere groep naar het volkslogement. Spreker kan daarop niet tot in alle finesses ant woorden, maar van het begin af aan is hier wel degelijk in het oog gehouden, dat een aantal door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunde personen nu eenmaal niet voor opneming in de werkinrichting in aanmerking zullen kunnen komen, om welke redenen dan ook. Bij de inrichtingen van het Leger des Heils in andere plaatsen heeft men denzelfden toestand; ook daar heeft men het logement en de werk inrichting afzonderlijk. Men gaat daarbij dus van de ver onderstelling uit, dat in sommige gevallen de menschen wel kunnen en mogen worden verwezen naar het logement, maar niet naar de werkinrichting. In dezen zin is door het Leger des Heils een garantie gevraagd voor 10 personen; gezien de tegenwoordige verhoudingen zal men wel een aantal van tenminste 10 personen bereiken. De Voorzitter antwoordt den heer Tobé, dat hij het toch beter acht, dat een gebouw, dat voor a-sociale personen be stemd is geweest, aan zijn bestemming blijft beantwoorden, ook al zou het daardoor minder aantrekkelijk zijn voor be zoekers. Spreker kan den heer Tobé echter in dit opzicht volledig gerust stellen, want het gedeelte van het gebouw, dat het meest historische waarde heeft, wordt afgescheiden van het gedeelte, dat in gebruik is bij het Leger des Heils, blijft uitsluitend toegankelijk voor bezoekers en kan b.v. even tueel gebruikt worden voor museum. Spreker beschouwt de garantie die, naar hij vermoedt, nimmer in werking zal treden, aldus dat de gemeente, wanneer er niet 10 personen in die werkinrichting zijn, zich verplicht voor 10 personen te betalen. De heer Wilmer: Wanneer niet 10 menschen door de gemeente aangewezen zijn. In het Ingekomen Stuk staat, dat de gemeente de verplichting aanvaardt: ,,dat zoowel in het volkslogement als in de industrieele inrichting voor ongehuwden ten minste een bezetting van 10 plaatsen door de gemeente wordt gegarandeerd". De Voorzitter: Wanneer er 9 personen tewerkgesteld zijn, betaalt de gemeente er een bij. Spreker rectificeert vervolgens de mededeeling van Wet houder van Stralen, dat degenen, die het asyl bezoeken, naar het volkslogement zouden gaan. Industrieele inrichtingen in Gravensteen en v. m. Kweekschool (Voorzitter e.a.) voor onderw.; restauratie-Gravensteen. Degenen, die zich bij de politie voor een nachtverblijf aan melden, worden 's avonds laat onder geleide van de politie naar het nachtasyl gebracht, waar zij een verzorging kunnen vinden, die veel beter is dan zij tot nog toe genoten. Den volgenden morgen worden zij in de inrichting zeer vroeg gevoed en daaruit ontslagen; wat dat betreft, hebben de be woners uit de omgeving van het asyl niets te vreezen. De heer Vecnendaal betreurt het, dat hij zich nog niet heeft kunnen opwerken tot die helderheid van financieel inzicht, welke men noodig heeft om met den Wethouder van Sociale Zaken van oordeel te zijn, dat de financieele kant van deze zaak zoo buitengewoon helder is, dat de Commissie voor de Financiën daarin zeker niet behoeft te worden gekend. Het eenige, dat in het Ingekomen Stuk buitengewoon exact en duidelijk is, is het bedrag van 540.94, dat de thans voorgestelde oplossing per jaar duurder zal zijn dan de op lossing, welke men aanvankelijk had voorgesteld. Spreker vraagt zich echter af, of in het Ingekomen Stuk wel voldoende noten zijn geplaatst; thans vindt men alleen aan den voet van bl. 78 vermeld, dat bij het nadeelig verschil tusschen de lasten en baten de eerste tien jaar een renteverlies wegens het aan het Leger des Heils te verleenen voorschot ad 15.000.dient te worden geteld. Het zou prettiger zijn geweest, indien het rekensommetje in het Ingekomen Stuk reeds was gemaakt. Wanneer de cijfers van het geschatte verlies op de exploi tatie van de inrichting voor externen blijken lang niet met de werkelijkheid overeen te komen, is het mogelijk, dat het bedrag van 540.94 plus het renteverlies van het voorschot ad 15.000.met eenige veelvouden dient te worden vergroot. De Wethouder van Sociale Zaken verwacht op dit punt evenals ten aanzien van de garanties alle goeds, maar de gemeente raad dient de voorstellen zakelijk te bekijken. Ook spreker wil er alle goeds van verwachten en heeft buitengewoon veel waardeering voor den arbeid van het Leger des Heils, maar acht het dan toch goed, dat er een limiet wordt gesteld, terwijl de Wethouder nu verklaarde, dat men over het risico, dat de gemeente maximaal loopt bij een maximum aantal open plaatsen in de werkinrichting en het volkslogement, niet met elkaar heeft gesproken. Spreker vindt dit alles behalve zakelijk en acht het beter, dat een limiet van b.v. 1.000.wordt gesteld. De gemeente weet dan, met welk bedrag zij ten slotte van de zaak af zal zijn. Het Leger des Heils zegt geen ervaring te hebben met de exploitatie van een werkinrichting voor externen. Het be langrijke verschil tusschen deze exploitatie en de exploitatie van een werkinrichting voor ongehuwden ziet spreker nog niet. Wel gelooft spreker, dat als men eenige ervaring op een zeker terrein heeft, men ongeveer kan nagaan, welke de consequenties zijn, indien het vraagstuk eenigszins anders is. Het Leger des Heils zal dan ook wel de noodige ervaring kunnen opdoen. Laat men echter het bedrag van de garantie fixeeren en bepalen, dat de gemeente in het tekort op de exploitatie tot een bedrag van b.v. ten hoogste 3.000. per jaar bijdraagt. Spreker zou zich er mede kunnen ver eenigen, indien de gemeente zei: wij zullen voor de bezetting van de 10 plaatsen een garantie geven tot een maximum van 1.000.per jaar en behouden ons het recht voor om binnen 10 jaar de werkinrichting voor externen al of niet ter plaatse, waar zij thans wordt gevestigd, op een andere wijze te doen exploiteeren. Spreker acht het toch ook zeer gewenscht, dat men zich ten aanzien van het verliessaldo van een inrichting, waar omtrent het Leger des Heils geen ervaring heeft, niet voor 10 jaren bindt. In dezen geest dient spreker een voorstel in. Er is gesproken van een bedrag van 17.000.dat de werkinrichting op het oogenblik aan de gemeente kost, welk bedrag dan nu zou komen te vervallen. Zijn daarbij geen uitgaven, die nog voortduren? Het is b.v. mogelijk, dat nog wachtgelden betaald moeten worden, desnoods op een ander hoofdstuk van de gemeentebegrooting, die echter toch als gevolg van dezen maatregel ten laste van de gemeente komen. Yoor een juiste beoordeeling van de aan dit voorstel ver bonden risico's zou spreker dat gaarne weten. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Veenendaal, luidende: „Ondergeteekende stelt voor dat: a. de gemeente het tekort van de exploitatie der werk inrichting voor externen voor hare rekening neemt tot een maximum van ƒ3.000.per jaar; b. dat de gemeente de garanties ten aanzien van het volks logement en de industrieele inrichting geeft tot een totaal maximum van 1.000.per jaar; c. dat de gemeente zich het recht voorbehoudt om binnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 8