MAANDAG 18 NOVEMBER 1940.
115
Industricele inrichtingen in Gravensteen en v. m. Kweekschool
(van Dijk e.a.) voor ondervv.restauratie-Gravensteen.
inrichting vraagt men zich echter af: waarheen gaan die
menschen nu, al kunnen zij het niet veel slechter krijgen
dan op het oogenblik. Aan deze zaak zitten echter vele
kanten.
Het spreekt vanzelf, dat de Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon, die voor de Stedelijke Werkinrichting geen
verantwoordelijkheid draagt, niet is gehoord. Het bestuur
meent echter de verantwoordelijkheid nog steeds te dragen;
deelt men deze meening niet, dan had men het bij het nemen
van het beginselbesluit moeten afdanken en de zaak verder
aan den directeur, in dit geval het Leger des Heils, moeten
overlaten.
Het is niet voldoende, dat men de Commissie van Fabricage
heeft gehoord, die zich alleen uitspreekt over technische
zaken; het bestuur wenscht ook iets te zeggen over de in
deeling van bepaalde zalen en over de plannen van het
Leger des Heils.
Het bestuur meent in het geheel niet met de zaak te hebben
getraineerd, maar stiefmoederlijk te worden behandeld; het
heeft dertien maanden geleden een brief betreffende een
employé van de inrichting tot het College gericht, maar tot
nog toe geen antwoord daarop ontvangen. Spreker heeft den
indruk, dat men het bestuur kennelijk vergeten is.
De Voorzitter verklaart, dat het College zich op het stand
punt heeft geplaatst, dat de Raad in beginsel heeft besloten
de Stedelijke Werkinrichting op te heffen en opnieuw samen
te stellen in een nader te vinden vorm in samenwerking met
het Leger des Heils. Voor de raadpleging van het bestuur,
dat door het beginselbesluit in den vervolge uitgeschakeld is,
bestaat niet de minste reden. Burgemeester en Wethouders
hadden tot taak uit te voeren het besluit van den Raad
overeenkomstig hun voorstel met inachtneming van de sug
gesties van den Raad; zij hebben dit gedaan. Het College heeft
voor de Commissie voor de Stedelijke Werkinrichting alle
respect en waardeering, maar meent daarbij, dat zij op dit
terrein in het geheel niet thuisbehoort, waar de zaak langs
een anderen weg wordt geregeld overeenkomstig de meening
van den Raad, waarbij de Commissie zich had aangesloten.
Spreker kan niet aannemen, dat de Raad hierin een reden
zou zoeken om de zaak langer uit te stellen en is het volmaakt
eens met den Wethouder, dat het zeer gevaarlijk is de zaak
nog langer te doen traineeren dan zij reeds gedaan heeft.
De heer van Rosmalen heeft het voorstel van orde slechts
mede-onderteekend, omdat hij een raadslid, dat actief wil
zijn, in de gelegenheid wil stellen te weten te komen, hoe
de vork in den steel zit. Wordt het tegenwoordige bestuur
uitgeschakeld, dan heeft spreker er vrede mee, want hij zal
tevreden zijn, als de belanghebbenden beter gehuisvest
worden en arbeid moeten verrichten, waarin zij meer pleizier
hebben. Spreker heeft echter niemand willen tegenhouden,
die een onderzoek wilde instellen; de Raad zou dan wel iets
te hooren krijgen. Nu spreker dit heeft gehoord, bestaat bij
hem tegen het voorstel van het College geen bezwaar.
De heer van Stralen wenschte wel, dat de heer van Dijk
de opmerkingen van den heer van Rosmalen zou willen
onderschrijven. Uit het betoog van den heer van Dijk zou
men moeten afleiden, dat het (tegenwoordig anders samen
gestelde) bestuur van de Stedelijke Werkinrichting in deze
zaak niet is gekendvoor degenen, die het beter weten, staat
vast, dat het overleg met het bestuur èn schriftelijk èn
mondeling heeft plaats gehad.
In zijn brief van 24 December 1936 schrijft het Bestuur
o.a. het volgende:
„Bestuurderen kunnen zich met deze plannen wel ver
eenigen en achten het geen bezwaar, dat het beheer der
Werkinrichting daardoor uit handen van de gemeente zal
overgaan in die van het Leger des Heils."
Hieruit blijkt, dat het bestuur toen wel heeft ingezien,
welk een grootè verbetering uitvoering van deze plannen zou
meebrengen. Er is natuurlijk geen verschil over, dat het
Bestuur van de Werkinrichting wèl te maken heeft met de
vraag, of de verpleegden er niet op zullen achteruitgaan, of
de behandeling der verpleegden, wanneer de inrichting in
den nieuwen vorm zal worden geëxploiteerd, wel even goed,
of zelfs beter zal zijn dan tot nu toe, maar welk lid van het
Bestuur, welk Raadslid kan van een andere meening zijn
dan dat hier sprake is van een groote verbetering? Het
Bestuur van de Werkinrichting kan dus overtuigd zijn, dat
wanneer, na aanneming van dit voorstel de nieuwe inrichting
zal zijn tot stand gebracht, een groote verbetering zal zijn
verkregen. Daarom is er voor den heer van Dijk geen enkele
reden, zijn bezwaren nog langer te handhaven.
Industricele inrichtingen in Gravensteen en v. m. Kweekschool
(van Dijk.) voor ondervv.; restauratie-Gravensteen.
Het voorstel van orde van den heer van Dijk c.s. wordt ver
worpen met 21 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren van der Reijden, Huurman,
Verweij, van Stralen, Tepe, Wilbrink, Bosch van Rosenthal,
'denburg, Koole, Key, van Eek, Snel, Piena, mevrouw
Braggaar, de heeren Eskens, Schüller, mevrouw de Cler, de
heeren Beekenkamp, van Rosmalen, Eikerbout en Jongeleen.
Vóór stemmen: de heeren Yeenendaal, Oostveen, Lombert,
Donders, Bergers, Wilmer, Parmentier, Groeneveld, van Dijk,
Tobé en van Oyen.
De heer van Dijk zegt, dat de in de Leeskamer ter visie
gelegde stukken hem geen juist inzicht gegeven hebben in
de verhouding van het oude tot het nieuwe voorstel; integen
deel, de zaak is voor spreker onoverzichtelijker geworden.
Het heeft spreker pijnlijk getroffen, dat het College het
niet noodig heeft geoordeeld, over het nieuwe voorstel
tevoren het advies van het Bestuur van de Stedelijke Werk
inrichting in te winnen. In het verleden toch heeft dit Bestuur
voldoende bereidheid tot medewerken betoond. Spreker wijst
hierbij op het vele werk, dat de vroegere secretaris, de heer
de Reede, voor de totstandkoming van het reorganisatie-
rapport-1934 heeft verricht.
Het College heeft 13 October 1934 aan het Leger des Heils,
Hoofdkwartier voor Nederland, te Amsterdam, geschreven:
„Hierbij deelen wij U mede, dat na overleg met het Bestuur
van de Stedelijke Werkinrichting en de Commissie van
Fabricage, naar onze meening van de drie bij Uw schrijven
van 26 Juni j.l. gevoegde schetsmatige plannen de combinatie
der plannen A en C de voorkeur verdient." Het is dan ook
zeer begrijpelijk, dat spreker thans te leur gesteld is.
Een vergelijking tusschen de voorstellen van 1937 en die
van 1940 makende, komt spreker tot de volgende conclusies.
1937. Een werkinrichting voor 60 personen, een volks
logement met 38 bedden, een nachtasyl met 16 bedden.
1940. Een werkinrichting met tehuis; een volkslogement
en een nachtasyl; cijfers ontbreken.
Ten aanzien van de onderdeelen komt spreker tot de
volgende conclusies.
Volkslogementondergebracht in de voormalige kweek
school voor onderwijzers en onderwijzeressen. In 1937
38 bedden; geen andere voorwaarden omtrent de bezetting
dan dat de gemeente via Maatschappelijk Hulpbetoon 6
per week zal betalen voor eiken persoon, die door Maat
schappelijk Hulpbetoon naar de inrichting wordt verwezen;
in 1940: het aantal bedden wordt niet vermeld; ten minste
een bezetting van 10 plaatsen wordt door de gemeente
gegarandeerd.
Gaarne zou spreker vernemen, hoe deze garantie luidt en
wanneer zij in werking treedt; is het b.v. mogelijk, dat de
gemeente 10 x 52 x 6.— d.i. 3120.— moet betalen,
indien het volkslogement gedurende een jaar geen enkelen
gast heeft gehad?
Werkinrichting voor gehuwden (extern). In 1937 zijn daar
omtrent geen voorstellen gedaan. In 1940 wordt voorgesteld
de tekorten van de exploitatie voor rekening van de gemeente
te doen komen. Bij een aantal in de inrichting geplaatsten
van 20 wordt het nadeelig exploitatie-saldo op 3000.
a 3500.per jaar geschat. Spreker vraagt zich af, of in
Leiden zooveel personen voor verwijzing naar deze inrichting
in aanmerking komen en, zoo ja, of deze uitgave er voor
dan gerechtvaardigd is.
De huur. In 1937 werd voorgesteld de huur te bepalen op
1000.a 1200.per jaar en het contract aan te gaan
voor 25 jaar. De Raad had minder vertrouwen in de zaak
dan liet Leger des Heils en maakte daarom tegen dezen
termijn bezwaar, waarop hij tot 10 jaar werd teruggebracht.
In 1940 vraagt spreker zich af, wie nu het minste vertrouwen
heeft, want thans wordt voorgesteld de huur te bepalen op
1500.— per jaar, doch het Leger des Heils ten behoeve
van de inrichting te verstrekken een renteloos voorschot van
15.000.terug te betalen in 10 jaar, hetgeen spreker
beschouwt als 10 jaar vrij wonen en het vruchtgebruik van een
kapitaal van 15.000.dat jaarlijks 1500.kleiner wordt.
In 1937 geschiedde de geheele exploitatie voor rekening van
het Leger des Heils; thans moet de gemeente een minimum
bezetting van 10 personen garandeeren. Spreker weet niet
hoe deze garantie luidt, maar in het ongunstigste geval kan
dit de gemeente 2.340.per jaar kosten.
Thans een kort financieel overzicht. In 1937 is voor de
verbouwing van de bestaande werkinrichting uitgetrokken
26.000.en voor de verbouwing van de voormalige kweek
school 62.750.in totaal 88.750.welk bedrag in
verband met de depreciatie van den gulden vermoedelijk