MAANDAG 18 NOVEMBER 1940.
Verkoop bouwterrein aan Heerengracht.
(Sehüller e.a.)
met openbare gebouwen dienen bebouwingsvoorschriften,
althans een uitbreidingsplan te zijn vastgesteld.
De heer Huurman zegt, dat deze verkoop op zich zelf hem
ten zeerste verheugt. Spreker heeft wel eens gedacht: wat
duurt het toch lang voordat deze grond aan de Heerengracht
bebouwd wordt, maar nu heeft spreker in het rapport van
den Directeur van Gemeentewerken gelezen, dat het nuttig is,
eenige terreinen te reserveeren voor eventueel te stichten
openbare gebouwen. Dit mag misschien ook zijn goede zijde
hebben, maar daartegenover staat toch, dat deze reserveering
van grond de gemeente jaarlijks op een zeer groot renteverlies
komt. Daarom vraagt spreker: hoe denkt het College in de
toekomst te handelen met den overschietenden grond? Blijft
deze nog langer braak liggen? In de eerste plaats is dit geen
fraai gezicht voor de omgeving, maar in de tweede en voor
naamste plaats veroorzaakt dit voor de gemeente een groot
renteverlies.
De heer Wilbrink geeft den heer Sehüller toe, dat de quaestie
van de bebouwingsvoorschriften voor het terrein aan de
Heerengracht nogal eenige moeilijkheden heeft opgeleverd.
Dit houdt verband, niet alleen met een samenloop van allerlei
omstandigheden, maar ook wel met verschil van inzicht bij
de autoriteiten, die over deze zaak hebben te beschikken.
Had het College eerst de mededeeling gekregen, dat deze
grond niet onder het uitbreidingsplan viel, en dat de bebou
wingsvoorschriften, al zou het College ze wèl moeten vast
stellen, geen goedkeuring van hoogerhand noodig hadden,
later bleek dat deze grond wel onder het uitbreidingsplan
viel en dat voor deze bebouwing goedkeuring gevraagd moest
worden, ook al ligt deze grond midden in de stad.
De heer Sehüller vraagt, waarom men nu niet eerst de be
bouwingsvoorschriften voor dit geheele perceel vaststelt.
De heer Sehüller gaat er daarbij van uit, dat dit geheele
terrein voor openbare gebouwen zal worden bestemd, maar
dit nu staat bij het College juist nog niet vast; dit is nog
geheel onzeker. De Directeur van Gemeentewerken heeft
dit wel gezegd, omdat op het andere deel van het terrein een
gebouw voor de samen te voegen gemeentelijke diensten voor
Sociale Zaken en Maatschappelijk Hulpbetoon was geprojec
teerd, maar dit plan heeft stagnatie ondervonden; de opzet
was te duur en bovendien zal van een vereeniging van den
Socialen Dienst met Maatschappelijk Hulpbetoon niet veel
meer kunnen komen, omdat verschillende onder den Socialen
Dienst ressorteerende werkzaamheden, door het Rijk tot zich
zijn of nog worden getrokken. De verzorging van de valide werk-
loozen zal dus waarschijnlijk nooit meer een bepaalde eenheid
kunnen vormen met Maatschappelijk Hulpbetoon. Intusschen
bestaat echter de mogelijkheid, dat het Rijk een afzonderlijk ge
bouw zal willen stichten en daarvoor zou dit terrein aan de
Heerengracht bijzonder geschikt zijn. Maar dan moet het Rijk
eerst verzoeken, dien grond te verkoopen en dan moet die grond
ook inderdaad voor den openbaren dienst bestemd zijn. Voorliet
College staat het niet vast, dat op het oogenblik voor dien grond
geen ander emplooi zou kunnen worden gevonden dan uitslui
tend voor een gebouw voor den openbaren dienst. Men loopt de
gebeurtenissen te veel vooruit, indien men Gedeputeerden
Staten bebouwingsvoorschriften ter goedkeuring voorlegt ten
aanzien van terreinen, waarop naar men zegt openbare ge
bouwen zullen worden geplaatst, terwijl het in het geheel
niet zeker is, dat deze daar inderdaad worden gebouwd. Men
zou er in kunnen treden, indien Gedeputeerde Staten zich
bereid verklaarden, den verkoop van het terrein aan den Raad
van Arbeid goed te keuren, mits tegelijkertijd bebouwings
voorschriften voor dit terrein worden vastgesteld, maar met
het oog op het mogelijke renteverlies zou het practisch niet
verantwoord zijn de overige terreinen voor den bouw van
openbare gebouwen te bestemmen, waardoor ze misschien
15 of 20 jaren braak blijven liggen. De grond is indertijd aange
kocht ten behoeve van de volkshuisvesting, maar toen men in
1939 dacht over de samenvoeging van den dienst van Sociale
Zaken met dien van Maatschappelijk Hulpbetoon en den
Gemeentelijken Geneeskundigen en Gezondheidsdienst, waar
voor men een groot, niet te zeer excentrisch gelegen terrein
noodig had, kwam het terrein aan de Heerengracht daarvoor
in aanmerking. Nu het Rijk de zorg voor de valide werkloozen
tot zich wil trekken, denkt men niet meer aan deze samen
voeging, doch is er een klein kansje, dat het Rijk den grond
koopt. Geschiedt dit niet, dan zullen de overblijvende ter
reinen moeten worden bestemd voor de volkshuisvesting en
daarom zou het onjuist zijn, reeds thans Gedeputeerden Staten
te verzoeken, bepaaldebebouwingsvoorschriftengoedtekeuren.
Het College betreurt het, dat door allerlei omstandigheden
de gang van zaken in dezen is vertraagd en de gemeente
daardoor een belangrijk renteverlies lijdt, maar indien de
113
Verkoop bouwterrein aan Heerengracht; e.a.
(Wilbrink e.a.)
plannen van 1939 hadden kunnen worden uitgevoerd, had
men daarmede een goede oplossing verkregen van de moeilijk
heden, welke aan de combinatie der drie diensten verbonden
waren. Het College hoopt binnenkort te vernemen of het Rijk
zijn plannen tot uitvoering zal brengen en eventueel bereid
zal zijn den grond tegen een behoorlijken prijs te koopen.
Geschiedt dit niet, dan zal het College den Raad voorstellen,
den grond, gelegen aan de Oosterkerkstraat en de Langestraat,
te bestemmen voor de volkshuisvesting.
De heer Sehüller constateert, dat de Wethouder zich in zijn
antwoord heeft bepaald tot het terrein, dat beschikbaar moet
blijven voor den bouw van een gebouw voor den Dienst van
Sociale Zaken en zich over de twee terreinen, welke daarnaast
liggen, niet heeft uitgesproken. Volgens den Wethouder
kunnen nog geen bebouwingsvoorschriften worden ontworpen,
omdat dit terrein nog geen definitieve bestemming heeft.
De heer Huurman wil dit terrein bestemmen voor de volks
huisvesting, maar een gegadigde, die eventueel dit terrein
zou willen koopen, zal toch in de eerste plaats vragen: wat
mag ik daar bouwen en hoe moet ik daar bouwen? Dus zoolang
voor dezen grond geen bebouwingsvoorschriften, hetzij voor
openbare gebouwen, hetzij voor woningen, zijn vastgesteld,
zijn deze gronden practisch eigenlijk onverkoopbaar, want
geen bouwer zal een stuk grond koopen, wanneer hij niet
weet wat en hoe hij daar mag bouwen. Maar ook de Raad van
Arbeid, aan wien deze grond verkocht zal worden, zal, al
vertegenwoordigt hij het Rijk, niet kunnen bouwen zooals
hij zelf wil; ook de Raad van Arbeid zal aan bepaalde regelen
zijn gebonden wat betreft hoogte, enz. Daaromtrent staat
nog niets vast en daarom voorziet spreker moeilijkheden,
wanneer niet tegelijkertijd met dezen verkoop bebouwings
voorschriften, althans voor dit gedeelte van den grond, worden
vastgesteld. Het College zal dan ook bebouwingsvoor,schriften
moeten ontwerpen, voor dit gedeelte van den grond voor open
bare gebouwen, voor het andere gedeelte misschien voor
woningen, zoodat een eventueele gegadigde voor dezen grond
weet, wat en hoe hij mag bouwen. Spreker gelooft ook niet,
gezien het schrijven van Gedeputeerde Staten van 8 November
1939, dat het College veel succes zal hebben met dezen grond-
verkoop, indien het geen bebouwingsvoorschriften voor dit
terrein ontwerpt.
Spreker acht de argumenten, welke de Wethouder heeft
medegedeeld om welke reden het College geen bebouwingsvoor
schriften ontworpen heeft en ook niet voornemens is te doen,
niet juist. Hij blijft op het standpunt staan, dat wel degelijk
bebouwingsvoorschriften voor deze terreinen ontworpen
dienen te worden.
De heer Wilbrink antwoordt den heer Sehüller dat men, als
men bebouwingsvoorschriften voor openbare gebouwen vast
stelt voor dezen grond, en een half jaar later blijkt die grond
er niet voor verkocht te worden, omdat er geen aanvrage is
en men wil dan dien grond verkoopen voor woningbouw, dan
toch even goed zich tot Gedeputeerde Staten zal moeten
wenden om wijziging van die bebouwingsvoorschriften; dan
heeft de kooper van den grond aan die bebouwingsvoorschrif
ten toch niets.
Wanneer de Raad van Arbeid daar een gebouw zal stichten,
zal het College straks overleg moeten plegen met den Inspec
teur van de Volkshuisvesting; dit heeft reeds zoo vaak moeten
plaats hebben. Dat men dit partieel, voor een gedeelte van den
grond doet, acht spreker niet een onoverkomelijk bezwaar,
vooral waar het een gebouw voor den Raad van Arbeid betreft,
waarbij met de eischen der aesthetica rekening gehouden zal
worden. Het College heeft reeds vaak overleg moeten plegen
wegens het ontbreken van een uitbreidingsplan. De Raad
moet dit voorstel ongewijzigd aannemen, want het is onge-
wenscht om, waar de wijze van bebouwing van het andere
gedeelte van den grond niet vaststaat, voor een van de beide ge
deelten van den grond bebouwingsvoorschriften vast te stellen.
Wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be
sloten.
XV. Voorstel tot onderhandsehe opdracht van de levering
van een gedrukt steno-analytisch verslag van de Handelingen
van den Gemeenteraad en van de Ingekomen Stukken aan de
X.V. Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij, voorheen J. J.
Groen en Zoon. (146)
XVI. Voorstel tot het verlioogen van het hij raadsbesluit
van 18 December 1939 aan de Commissie inzake Huishoudelijke
Voorlichting en Gezinsleiding voor het jaar 1940 toegekend
subsidie en tot het vaststellen van den desbetreffenden bc-
grootingsstaat. (147)