MAANDAG 18 NOVEMBEK 1940. 123 Interpellatie-van Eek i.z. uitkeeringen aan door Maatscli. (van Eek e.a.) Hulpbetoon gesteunden, werkloozcn enz. moet echter het georganiseerd overleg in dezen het eerste woord spreken. Voor een belangrijk gedeelte heeft spreker op zijn vragen een bevredigend antwoord van het College ontvangen. Wel is waar werd de werkloozenuitkeering met 5 verhoogd, maar te recht stelde het College zich op het standpunt, dat thans de stijging van de kosten van levensonderhoud grooter is. De juiste cijfers staan spreker niet ten dienste; de statistieken leveren thans niet meer afdoende gegevens, maar spreker mag wel aannemen, dat de verhooging met 5 te laag is en daarom verheugt het hem, dat het College de medewerking van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten heeft gevraagd om de werkloozenuitkeeringen te verhoogen. Een verhooging van de loonen in de werkverschaffing is zeer zeker noodig, vooral in dezen tijd, nu door het slechte weer minder loon kan worden verdiend. Het komt thans zelfs meermalen voor, dat degenen, die in dezen moeilijken tijd zwaren arbeid moeten verrichten, minder inkomsten hebben dan toen zij steun ontvingen. Wat de uitkeeringen aan de door Maatschappelijk Hulp betoon ondersteunden betreft, slaat de gemeente Leiden geen slecht figuur. Zij was een van de eerste gemeenten, welke deze uitkeeringen hebben verhoogd en spreker kan dit niet anders dan waardeeren. Bij een stijging van de kosten van levensonderhoud met 20 is een verhooging van deze uitkeeringen met 10 zeker niet voldoende. Deze categorie van ondersteunden komt spoediger dan een andere in buitengewone moeilijkheden; zij zal wel de distri butiebons ontvangen, maar niet in staat zijn alles aan te schaffen, wat daarop mag worden verstrekt of zij zal levens middelen van mindere kwaliteit moeten koopen. Het College heeft in dit opzicht gedaan, wat spreker had verwacht: het heeft zich gewend tot de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon met de vraag, hoe zij dacht over een verhooging van de uitkeeringen in verband met de stijging van de kosten van levensonderhoud. De Com missie heeft geantwoord op het oogenblik liever een af wachtende houding te willen aannemen, wel den kinder bijslag te willen verhoogen, maar bezwaar te maken tegen een verhooging van de uitkeeringen met 5 of 10 op dit oogenblik, waardoor de uitkeeringen in een scheeve ver houding töt dé uitkèè'ringéh aaii valide werkloozcn zouden komen te staan. Dit is zeker een bezwaar; scheeve verhou dingen zijn altijd een onaangenaam iets, en moeten ver beterd worden, maar erger nog dan een scheeve verhouding is toch het feit, dat sommigen niet in staat zijn in de levens behoeften van hun gezin te voorzien. Wanneer een zeker aantal personen niet in staat zijn, in de levensbehoeften voor hun gezin te voorzien, dan moet men in deze omstandig heden, wanneer men daarin verbetering kan brengen, niet terugschrikken voor een scheeve verhouding. In gewone omstandigheden mag dit gerechtvaardigd zijn, nu mag dit volgens spreker niet. De nood is hoog gestegen; in arbeiders gezinnen kost het de grootste moeite, het zal nog meer moeite kosten, omdat de prijsstijging der levensmiddelen nog geen einde heeft genomen in het levensonderhoud te voorzien en wanneer men dit kan verbeteren, dan is het niet gerechtvaardigd uit vrees voor het scheppen van een scheeve verhouding daarvan af te zien. Overigens moet die scheeve vérhouding dan ook zoo spoedig mogelijk weg genomen worden door verhooging van den steun aan valide arbeiders. Spreker kan ook niet aannemen, dat in dezen tijd iemand er bezwaar tegen zou hebben, dat krachtig wordt opgetreden ter bestrijding van de duurte. Spreker hoopt, dat wanneer de duurte nog toeneemt, en de omstandig heden nog moeilijker worden, dan het College er niet tegen zal opzien er bij Maatschappelijk Hulpbetoon nogmaals op aan te dringen, de uitkeeringen te verhoogen. Het is onge rechtvaardigd de menschen in den nood te laten, terwijl men beschikt over de middelen en over de mogelijkheden om in dien nood te voorzien. Spreker verklaart zich grooten- deels bevredigd door en is dankbaar voor de houding, die het College heeft aangenomen, maar hij hoopt dat het College diligent zal blijven en dat het, wanneer de duurte nog toe neemt, bereid zal zijn nogmaals bij Maatschappelijk Hulp betoon op verhooging van de uitkeeringen aan te dringen. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor ge sloten. De heer Wilbrink zegt, dat in verband met de dezen winter bij eventueele vorst te verwachten bijzondere transport moeilijkheden het College te rade is gegaan, wat gedaan zou kunnen worden in het belang van de levensmiddelenvoor ziening. Op het oogenblik heeft de gemeente geen bemoeiing (Wilbrink e.a.) Groente-bevoorradinge.a. met de aardappelenvoorziening; de regeling daarvan is gelegd in handen van de Akkerbouwcentralewel is de medewerking van de gemeente gevraagd om eventueel de noodige voor raden te financieren, maar overigens wordt daarvoor gezorgd. Ten aanzien van de voorziening met wintergroenten zou de gemeente echter zelf maatregelen moeten nemenhet College acht het, na overleg met deskundigen, juist, te dien opzichte paraat te zijn en te zorgen, dat bij het intreden van een vorst periode de burgers niet direct in moeilijkheden komen. Het College zou er daarom toe over willen gaan in overleg met de deskundigen eenige vaten gezouten groenten, een hoe veelheid knolrapen, penen, uien en eenige vaten zuurkool op te doen, waarmede het gedurende een overgangstijdperk of als aanvulling van aanwezige voorraden in de behoeften kan voorzien. Het College stelt zich voor, dat een bedrag van 25.000.voorloopig voldoende is. In dit bedrag is begrepen de prijs van het fust, die misschien later aan de gemeente zal worden terugbetaald. Het is niet de bedoeling, dat de gemeente als distribuante van groenten of als concurrente van de groentehandelaren zal optreden. De groenten zullen worden opgeslagen op het veilingterrein. Met de besturen van de vereenigingen van groentehandelaren zijn besprekingen gevoerd over de distri butie van de groenten in onderling overleg met de handelaren. Het is mogelijk, dat de groenten voor het doel niet noodig zijn. In dat geval heeft de gemeente de medewerking van de groentehandelaren noodig om de groenten aan den man te brengen. In het algemeen is aan deze zaak geen risico verbonden, tenzij de markt in het voorjaar veel ongunstiger is dan men op het oogenblik verwacht. Het is echter allerwaarschijnlijkst, dat de markt in het komende voorjaar een stijgende tendenz zal vertoonen. Men mag aannemen, dat al zouden er voor de gemeente kosten aan verbonden zijn, zij vrij goed van de groenten zal kunnen afkomen en men mag zelfs hopen, dat het bedrag ten volle in de gemeentekas zal kunnen worden teruggestort. Ook al loopt de gemeente eenige risico, de be langen van de burgerij zullen met deze zaak ten zeerste worden gediend. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling van dit voorstel besloten. De heer Parmentier juicht het voorstel van alle kanten toe, maar vraagt zich af, of het bedrag van 25.000.niet zeer laag is. De heer Wilbrink zegt, dat men ook zou kunnen besluiten grootere hoeveelheden te koopen dan het College zich op het oogenblik voorstelt. Zoo zou men, in plaats van 300 vaten boonen van 170 KG wel 600 vaten kunnen koopen en zou men ook in plaats van 50.000 KG knolrapen meer kunnen opdoen. Het College gaat echter uit van de veronderstelling, dat ook de groentehandelaren iets in voorraad hebben en men met datgene, wat het zich voorstelt te koopen, een rede lijke aanvulling verkrijgt. Intusschen is spreker bereid met de groentehandelaren en de deskundigen, die in dezen reeds geraadpleegd zijn, te spreken over de vraag, of het gewenscht is tegelijkertijd meer te bestellen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel besloten een bedrag van 25.000.ter beschikking van Burgemeester en Wethouders te stellen ten behoeve van de groente-bevoorrading. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Huurman vestigt de aandacht van het College op de woestijn achter het nieuwe Stadhuis. Van de zandbedekking, welke is aangebracht voor de beveiliging van degenen, die bij aanvallen uit de lucht in den schuilkelder gaan, is niet veel meer overgebleven; de zakken zijn verdwenen, op sommi ge plaatsen ligt in het geheel geen zand meer, terwijl het zand op andere plekken slechts 5 cm dik ligt. De heer Piena zegt, dat de heer Tepe in de raadsvergadering van 2 September j .1. op een desbetreffende vraag van spreker heeft geantwoord, dat de door de subcommissie uitgewerkte plannen tot reorganisatie van het georganiseerd overleg zoover waren gevorderd, dat binnenkort een vergadering van het georganiseerd overleg zou worden bijeengeroepen. Thans, 2J maand later, heeft deze vergadering nog niet plaats gehad. Spreker verzoekt het College met nadruk deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 13