110 MAANDAG 14 OCTOBER 1940. (Voorzitter e.a.) Luchtbescherminge.a. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXII tot en met XXIV besloten. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Dijk, terugkomende op het antwoord, dat de Voorzitter in de Raadsvergadering van 2 September 1940 heeft gegeven op de vraag van den heer Eikerbout in zake de verduistering (Handelingen bl. 105), zegt nog niet veel resultaat te hebben gezien van eventueele pogingen om zoo spoedig mogelijk de verlichting aan te brengen, welke nog aangebracht kan worden. Bij bewolkte lucht en bij donkere maan is het, ook in de buitenwijken, zeer donker. Is het niet mogelijk, vraagt spreker, op de hoeken der straten den bewoners toe te staan een, zij het ook minimale verlichting aan te brengen en voor de richtinglampen electrisch licht te gebruiken, nu daarvoor geen petroleum meer beschikbaar is? De Voorzitter kan niet in uitzicht stellen, dat de olielampen door electrische lampen zullen worden vervangen, aangezien het noodzakelijk is lichtpunten te hebben, die onafhankelijk zijn van de opwekking van electriciteit. Men heeft plannen voor een andere wijze van verlichting ontworpen, die echter nog niet konden worden verwezenlijkt. Het staat spreker voor, dat er te dien aanzien nog altijd overleg met de inspectie van de luchtbescherming gaande is. Gaarne wil spreker deze zaak opnieuw onder de oogen zien. Men wil natuurlijk zooveel mogelijk verlichting aanbrengen als met de ver duisteringsmaatregelen gepaard kan gaan. Men heeft reeds eenige maatregelen ter beveiliging van het verkeer bij verduistering genomen en spreker zal nagaan of het mogelijk is op sommige punten, waar daartoe aan leiding bestaat, voorzieningen te treffen, maar betwijfelt het, dat dit op vele punten buiten de groote verkeerswegen zal kunnen geschieden en vreest, dat in de buitenwijken niet veel ter verlichting van de straten mag worden gedaan. De heer van Dijk vraagt, of de Voorzitter het ook onmogelijk acht, dat toestemming wordt verleend voor het aanbrengen van een verlichting, die op een afstand van circa 100 M. niet meer te zien is. De Voorzitter acht dit inderdaad onmogelijk. De maat regelen schijnen dikwijls zeer onlogisch te zijn, omdat men zich nog altijd voorstelt, dat het de bedoeling is, dat het licht van boven af niet gezien kan worden. Intusschen schijnen de autoriteiten op dit punt zeer streng te zijn en alles te willen voorkomen. Spreker zal deze zaak opnieuw onder de aandacht van den Commissaris van Politie brengen. De heer Groeneveld sluit zich aan bij de vraag, door den heer van Dijk zooeven gesteld. Eenige weken geleden werd in de dagbladen bericht, dat de nieuwe Schrijversbrug, binnen enkele dagen voor het gebruik zou worden opengesteld, wat intusschen nog niet is geschied. Het is noodzakelijk, dat de verkeersstagnatie daar ter plaatse wordt opgeheven en daarom dringt spreker op de openstelling van de brug aan. De heer Wilbrink zegt, dat tusschen de Directie der Licht fabrieken en den bouwer van de brug verschil van inzicht ten aanzien van de electrische inrichting van de brug bestaat. De vraag is gerezen, wien in dezen schuld treft en onder wiens verantwoording het een en ander is geschied. Spreker hoopt, dat dit geschilpunt binnen enkele dagen zal zijn opgelost. Dit geschil is eigenlijk de oorzaak van het opont houd. Aan de bewegingsinrichting hapert iets en het is de vraag, of de oorzaak daarvan ligt bij de bewegingsinrichting dan wel bij de constructie van de brug. De heer van Eek zegt, dat in de Raadsvergadering van 24 Juni 1940 is ingekomen een schrijven van den heer van Es houdende mededeeling dat hij ontslag neemt als lid van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. Nu weet spreker wel dat ter voorziening in deze vacature de eerste stap moet gedaan worden door deze Commissie, n.l. door het inzenden van een aanbeveling, maar het is toch een gemeentebelang, dat tijdig in deze vacature wordt voorzien, waar de Commissie alleen goed kan werken wanneer zij voltallig is. Wil nu het College er aandacht aan schenken, dat tijdig in deze vacature voorzien wordt? De heer Eikerbout zegt, dat op de aankondigingen be- (Elkcrbout e.a.) Rondvraag enz. treffende de aanschaffing van identiteitskaarten staat aan gegeven, dat de prijs voor deze kaarten 50 cent bedraagt. Is deze prijs niet hoog, wanneer men ziet, dat de prijs van een identiteitskaart in andere plaatsen veel lager is dan ƒ0.50? In Rijnsburg betaalt men daarvoor vijf cent; in Voorschoten bedroeg de prijs aanvankelijk 0.75, het College van Burgemeester en Wethouders heeft toen voorgesteld den prijs te verlagen tot/ 0.25 en de Raad van Voorschoten heeft tenslotte besloten, deze kaarten gratis te verstrekken. Ook Oegstgeest verstrekt deze kaarten gratis. Spreker kan zeer goed begrijpen dat men met het oog op de gemeente- financiën voor deze kaarten een zeker bedrag rekent, maar hij acht 0.50 wel wat hoog. Spreker geeft in overweging deze regeling te herzien en deze kaarten beschikbaar te stellen voor den kostenden prijs plus een zekere verhooging. De Voorzitter zegt, dat het op het oogenblik ter keuze van de ingezetenen staat, zich een legitimatiebewijs aan te schaffen dan wel van hun distributie-stamkaart gebruik te maken. Deze laatste is gratisvoor ieder bestaat de ge legenheid daarvan gebruik te maken. Het bedrag van 0.50 wordt geheven overeenkomstig de gemeentelijke leges verordening. Xu is het mogelijk, dat te zijner tijd de aan schaffing van legitimatiebewijzen in den nieuwen vorm ver plicht zal worden gesteld en spreker wil wel overwegen of, indien deze legitimatiebewijzen onder de leges-verordening zouden vallen, aan dit bezwaar tegemoetgekomen zou kunnen worden. Aan hen, die onvermogend zijn den prijs van 0.50 te betalen, zijn kosteloos legitimatiebewijzen verstrekt. De heer Eikerbout stelt het op prijs, dat de Voorzitter deze zaak nog eens nader wil bezien en de legitimatiebewijzen misschien gratis zal verstrekken. De Voorzitter zegt nu wel, dat men de distributie-stamkaart als legitimatie-bewijs kan gebruiken, maar daartegen bestaat het bezwaar, dat wanneer het hoofd van het gezin de stamkaarten van alle gezinsleden meeneemt om broodkaarten enz. te halen, dan de andere leden van het gezin hun kaart tijdelijk moeten missen; dan zijn zij zelfs strafbaar. De Voorzitter erkent, dat hierin een moeilijkheid schuilt, maar neemt aan, dat deze moeilijkheid, waar ze geconsta teerd wordt, n.l. de onmogelijkheid om tegelijk de stam kaart naar den distributiedienst te doen brengen en haar bij zich te hebben, niet aanleiding zal geven tot strenge straffen. De heer van der Reijden geeft in overweging het aantal distributie-kantoren in de gemeente met eenige uit te breiden, en vooral ook de personeelbezetting van het distributie kantoor Breestraat 117 met eenige personen uit te breiden, ter voorkoming van lang wachten. Op genoemd kantoor moet men soms drie uur wachten voordat men geholpen wordt. De Voorzitter zal overwegen, of daaraan iets te doen is. Het is echter niet te voorkomen, dat men soms moet wachten. Bij de uitvoering van een dergelijken maatregel kan men zeker ongemak aan de burgerij niet besparen. De Voorzitter doet thans de deuren sluiten. Xa eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. De Voorzitter doet alsnu namens Burgemeester en Wet houders het volgende voorstel: a. van A. L. van Berge Henegouwen voor een bedrag van ƒ6.000.aan te koopen het perceel Houtstraat no. 7, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie G. no. 516; b. door vaststelling van den overgelegden staat tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1940, ter beschikking van Burgemeester en Wethouders te stellen een crediet van 6.275.ten behoeve van den onder a genoemden grond aankoop, met inbegrip van de overdrachtskosten. Xadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling van dit voorstel is besloten, wordt, even eens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. Xiemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter I de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel tot aankoop van perceel Houtstraat 7 (zie boven).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 4