104
MAANDAG 2 SEPTEMBER 1940.
(Snel e.a.)
II. Praeadvies op het verzoek van liet Bestuur van de
R. K. Vakschool voor Meisjes, alhier, om te verklaren, dat de
toevoeging van het Godsdienstonderwijs als leervak aan de
opleidingen dier school noodig wordt geoordeeld. (199)
III. Voorstel inzake het voorloopig vaststellen van de be
dragen, bedoeld in art. 55ter der Lager Onderwijswet 1920,
en inzake het vaststellen van de exploitatie-vergoeding voor de
bijzondere lagere scholen, bedoeld in art. 101, van de vergoeding
voor vakonderwijzers der bijzondere lagere scholen, bedoeld in
art. 10 Ibis, en van de bijdrage in de kosten van het bijzonder
vervolgonderwijs, bedoeld in art. 102 der genoemde wet, een
en ander over het jaar 1939. (109)
IV. Voorstel tot het vaststellen van eenige suppletoire be-
drijfsbegrootingen, alle den dienst 1939 betreffende, in verband
met de afsluiting van het dienstjaar 1939. (1H)
V. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleeningen ge
durende het ie kwartaal 1940. (112)
VI. Voorstel inzake het bepalen van den zittingsduur van
de leden (voorzitters) der vaste commissies van voorbereiding
en van bijstand en van andere door de gemeente ingestelde
commissies, op vier jaren. (113)
VII. Voorstel tot het inbrengen van het complex sportvelden
nabij den Leidsehen Hout in de Sportstichting. (114)
VIII. Voorstel inzake:
a. het met den Staat der Nederlanden aangaan van een
overeenkomst van ruiling van eenige strooken grond,
gelegen in de gemeente Oegstgeest, in verband met de
verbreeding van den Rijksweg, aldaar;
b. liet verkoopen aan den Staat der Nederlanden van een
strook water, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie
P. No. 275 (ged.), in verband met den aanleg van een weg
tusschen de gemeente Oegstgeest en de Vink. (115)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen II tot en
met VIII besloten.
IX. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden ten be
hoeve van de vernieuwing van de Gepektebrug en de verbree
ding van de Pelikaanstraat, voor zoover gelegen tusschen
Oude Rijn en Haarlemmerstraat. (111»)
De heer Snel zegt, dat de nieuwe brug ontworpen is als
een boogbrug en nu vraagt spreker zich af of het niet wensche-
lijk is daar te maken een brug met vierkante doorvaart. Bij
een boogbrug zullen de opritten onnoodig steiler moeten zijn
dan bij een brug met vierkante doorvaart, omdat bij een boog
brug de grootste doorvaarthoogte in het midden gelegen is,
terwijl de vastgestelde doorvaarthoogte ook aanwezig moet
zijn, daar waar de boog begint; bij een brug met vierkante
doorvaart voorkomt men, dat de opritten onnoodig steil
zullen moeten zijn.
De heer Wilbrink gelooft, dat de heer Snel zich vergist. Deze
brug is ontworpen als boogbrug hoofdzakelijk om de brug een
sierlijker aanzien te geven, evenals de Lorentz-brug en de
brug over den Zijlsingel. Maar daarvoor behoeft de brug niet
zooveel hooger te zijn; dit is een quaestie van slechts enkele
cm. Nu zijn de vaartuigen in het algemeen zoo geconstrueerd,
dat ze in het midden iets hooger zijn dan aan de zijkanten.
Wanneer men overeenkomstig den wensch van den heer Snel
de brug vlak zou maken, zou ze niet gelijk komen te liggen
met de Pelikaanstraatdoor er een boogbrug van te maken,
kunnen enkele cm glooiing, die de brug aan de zijde van de
Pelikaanstraat vertoont juist medewerken om de straatbaan
aan de zijde Haarlemmerstraat vlakker te maken terwijl de
Hooigracht voldoende hoog ligt om verder een vlakdek te
verkrijgen. Men blijft dus in elk geval toch boven de minimum
hoogte, die de Directeur van den Markt- en Havendienst
eischt. Door daar een boogbrug te maken, voldoet men aan
alle eischen en krijgt men daar een mooie brug.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
(De heer Huurman was inmiddels ter vergadering gekomen).
X. Voorstel tot het wijzigen van de verordening op de
Straatpolitie met betrekking tot het ophalen van afval, ge
schikt om verwerkt te worden tot dierlijk voedsel. (119)
Verordening op de Straatpolitie
(van Rommelen e.a.)
De heer van Bemmelen zal zich tegen dit voorstel niet ver
zetten, maar heeft reeds in het overleg van de Commissie
voor de Strafverordeningen, dat telefonisch heeft plaats gehad,
medegedeeld, dat men naar zijn oordeel er naar moet streven
den tekst van de verordeningen zoo beknopt mogelijk te
doen zijn, hetgeen thans niet het geval is. Men heeft nu de
bevolking duidelijk willen maken, waarom deze verordening
is gemaakt en daarom in art. 12ter den tusschenzin „voor
zoover een en ander kan worden gebruikt als of verwerkt tot
dierlijk voedsel" opgenomen. Dit is niet het juiste systeem.
Een Verordening behoeft zelf geen rekenschap van een verbod
te gevende reden van het uitvaardigen van een verbod kan
in de considerans of de toelichting van de verordening worden
vermeld. Het thans gevolgde systeem brengt kosten met zich,
doordat men in elke dagvaarding, welke in zake deze veror
dening wordt uitgebracht, dien tusschenzin moet opnemen.
Men had in dit geval kunnen volstaan met de woorden: „Het
is verboden langs de huizen afval van voedingsmiddelen op
te halen enz.", daar onder „afval van voedingsmiddelen" ook
schillen zijn begrepen. Thans is het mogelijk, dat iemand zich
verweert met te verklaren, dat het afval en de schillen niet
zijn bestemd voor dierlijk voedsel, terwijl men het ophalen
en inzamelen daarvan in het algemeen wenscht tegen te gaan.
Spreker dringt er bij hen, die de verordeningen maken,
ten zeerste op aan te trachten de redactie zoo beknopt mogelijk
te houden, omdat dit van vrij groot belang is zoowel voor de
justitie als voor alle anderen, die verordeningen moeten toe
passen.
De heer Tobé betreurt het, dat in deze verordening niet
tevens is verboden het deponeeren van schillen en ander
afval van voedingsmiddelen, voor zoover een en ander kan
worden gebruikt als of verwerkt tot dierlijk voedsel, in de
vuilnisemmers. Ook in de jaren 19141918 heeft een dergelijk
verbod in Leiden gegolden.
Spreker heeft zich afgevraagd, of het niet gewenscht is,
dat het College eenige zeggenschap over de z.g. schillenboeren
heeft. Driemaal per week komt een schillenboer bij spreker
het afval weghalen en toen spreker hem de vorige week vroeg,
waarom hij een keer (Donderdag) had overgeslagen, luidde
het antwoord: dien dag regende het. Wanneer de schillen
boeren bij slecht weer het afval niet ophalen, zal er vooral
in den winter niet veel van komen. Spreker hoopt dan ook,
dat het College den schillenboeren op het hart zal drukken,
dat zij ook bij regen hun werk moeten doen.
Bovendien acht spreker het gewenscht, dat het College
toeziet, dat het een en ander niet leidt tot kinderexploitatie.
Het is spreker bekend, dat reeds kinderen met een schillen-
wagen loopen. Wanneer volwassenen met dit werk een week
geld van 20.a 30.kunnen maken, is het absoluut niet
noodig, dat zij er kinderen met een schillenwagen op uit
sturen.
De heer Beekenkamp vraagt, waarom in deze verordening
niet is opgenomen een verbod van ophalen van lompen, oude
couranten en oud pakpapier en of het in het voornemen ligt
tot het uitvaardigen van een dergelijk verbod te geraken.
De Voorzitter is het geheel met den heer van Bemmelen
eens, dat de verordeningen zoo eenvoudig en zoo kort mogelijk
moeten zijn. Maar de verordeningen moeten natuurlijk aan
de ingezetenen duidelijk maken, wat er mede bedoeld is.
Nu betwijfelt spreker of het in casu beter zou uitkomen, de
zinsnede „voor zoover een en ander kan worden gebruikt als
of verwerkt tot dierlijk voedsel" in de toelichting op de ver
ordening op te nemen, zooals de heer van Bemmelen wenscht,
in plaats van in de verordening zelf. De heer van Bemmelen
zegt: dan behoeft dit niet in de dagvaardingen opgenomen
te worden. In dit opzicht zou dit misschien eenvoudiger zijn,
maar de ambtenaar, belast met de uitvoering van deze be
paling, de Directeur van den Gemeentelijken Reinigingsdienst,
stelt toch wel bijzonderen prijs op handhaving van deze ver
duidelijkende bepaling. Spreker zal echter zeker rekening
houden met de goede suggestie van den heer van Bemmelen
om de strafverordeningen zoo eenvoudig mogelijk te redi-
geeren.
De heer Tobé meent, dat in de verordening moet worden
opgenomen een verbod om dergelijke afvalstoffen in den
vuilnisemmer te deponeeren. Spreker gelooft, dat een derge
lijke bepaling op komst is; hij is daarvan echter niet geheel
op de hoogte, in verband met den spoed, welke bij het aan
hangige voorstel betracht is, daar men zich de bevoegdheid
wilde verschaffen, onmiddellijk maatregelen te nemen tegen
personen, die de uitvoering van het plan van den Reinigings
dienst in dit opzicht zouden willen dwarsboomen. Of een ver
bod als door den heer Tobé gevraagd practisch uitvoerbaar