64
III. vast te stellen de aan de schoolbesturen uit te keeren
bijdrage in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs,
bedoeld in artikel 102 der Lager Onderwijswet 1920, over
het jaar 1939, op 5.768.88, waarvan voor den cursus aan de:
Hooglandsche Kerkgracht 20a2.668.29
Pasteurstraat 2b1.386.32
Middelstegracht 1191.714.27
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 110. Leiden, 23 Augustus 1940.
Ter voorloopige voorziening in de vacature van onder
wijzeres, welke, ten gevolge van het aan Mej. F. H. Th.
van Wijk verleend ontslag, ontstond aan de school voor
buitengewoon lager onderwijs, werd door ons College Mej.
G. Eelman, met ingang van 16 October 1939, voor een
proeftijd van een jaar tot onderwijzeres aan die school
benoemd.
Aangezien deze proeftijd binnenkort zal zijn verstreken
en, gelijk U uit de overgelegde stukken kan blijken, tegen
het verleenen van een vaste aanstelling geenerlei bezwaar
bestaat, geven wij Uwe Vergadering, met verwijzing naar het
bij de stukken in de Leeskamer gevoegd advies van den
Inspecteur van het Buitengewoon Lager Onderwijs, in over
weging Mej. G. Eelman, met ingang van een nader door
ons College te bepalen datum, te benoemen tot onderwijzeres
aan de school voor buitengewoon lager onderwijs.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 111. Leiden, 23 Augustus 1940.
In verband met de afsluiting van den dienst 1939 be-
hooren verschillende bedrijfsbegrootingen in overeenstemming
piet de rekeningcijfers te worden gebracht.
Wij bieden U derhalve hierbij ter vaststelling aan de
suppletoire begrootingen, dienst 1939, van:
1°. de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit
2°. de Gestichten „Endegeest" c.a.;
3°. het Openbaar Slachthuis;
4°. het Grondbedrijf;
5°. den Keinigings- en Ontsmettingsdienst
6°. de Gemeentelijke Volkscredietbank;
7°. het Gemeentelijk Waschbureau;
8°. het Radio-Distributiebedrijf.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 112. Leiden, 23 Augustus 1940.
In Uwe Vergadering van 24 Juni j.l. (Ingek. Stukken
No. 77) werd besloten om, zoo noodig, gedurende het 3e
kwartaal 1940 kasgeldleeningen aan te gaan tot een maximaal
bedrag van 2.000.000.
In verband met de ook gedurende het 4e kwartaal aan
de gemeentekas te stellen eischen voor de betaling van
rente en aflossing van geldleeningen, voor de ondersteuning
van werkloozen en armlastigen, voor de betaling, tegen
het einde van het jaar, aan het Pensioenfonds voor Bur
gerlijke Ambtenaren van de pensioensbijdragen over 1940,
enz., enz. is het gewenscht, om ook in dat kwartaal, zoo
noodig, tot opneming van kasgeld te kunnen overgaan.
Het maximaal bedrag, dat de kasschuld in het 4e kwartaal
zal mogen beloopen, zouden wij, evenals voor het 3e kwartaal,
wenschen te zien vastgesteld op ƒ2.000.000.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging te
besluiten, gedurende het 4e kwartaal 1940, zoo noodig,
kasgeldleeningen aan te gaan tot zoodanig bedrag, dat op
geen enkel tijdstip in dat kwartaal de kasschuld, met in
begrip van het in rekening-courant bij de N. V. Bank voor
Nederlandsche Gemeenten op te nemen bedrag, de som
van 2.000.000.te boven gaat en onder de voorwaarden,
als door ons College zullen worden gesteld.
Aau den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 113. Leiden, 23 Augustus 1940.
In Uwe zitting van 28 Augustus 1939 (Ingek. Stukken
no. 139) besloot Uwe Vergadering zich in beginsel te
vereenigen met een zittings-duur van vier jaren voor de
leden/voorzitters der vaste commissies van voorbereiding
en van bijstand, zoomede, voor zoover mogelijk, van andere
door de gemeente ingestelde commissies en Burgemeester
en Wethouders uit te noodigen de in verband hiermede
noodige wijzigingen van de betrokken verordeningen voor
te bereiden.
Met dit besluit werd reeds bij de benoeming van de
leden/voorzitters van commissies in de raadsvergadering
van den len Dinsdag van September 1939 rekening gehouden,
in dier voege, dat er bij die benoemingen van werd uit
gegaan, dat zij, voor zoover mogelijk, voor den duur van
4 jaar geschiedden.
Tengevolge van de verschillende gebeurtenissen sedert
eerstgenoemde raadsvergadering, heeft de voorbereiding van
de wijziging van de betrekkelijke verordeningen vertraging
ondervonden.
Ten einde te voorkomen, dat tegen de bedoeling van het
raadsbesluit in, in September a.s. toch weer de commissie
benoemingen zullen moeten plaats vinden, stéllen wij U voor,
voorzooveel noodig met afwijking van de desbetreffende
verordeningen, te bepalen, dat:
1°. de leden van de Commissies voor de Financiën, van
Fabricage, voor het Openbaar Slachthuis, voor den Markt
en Havendienst, voor het Onderwijs, voor de Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit, voor de gestichten
„Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijngeest", voor den
Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst, de leden en de Voor
zitter van de Commissie voor de Huishoudelijke Verorde
ningen, de leden van de Commissie voor de Strafverordeningen,
worden benoemd voor den zittingsduur van de leden van
den zittenden Raad en dat de thans zittende leden en,
voor zooveel de Commissie voor de Huishoudelijke Veror
deningen betreft ook de Voorzitter, geacht worden voor
dien zittingsduur te zijn benoemd;
2°. de leden van de Commissie voor het Oud-Archief, de
leden van de Commissie voor het Stedelijk Museum „de
Lakenhal", de bestuurders van de Stedelijke Werkinrichting,
Me gewone leden van de Commissie bedoeld in art. 11 de?
verordening op het Verkeer te land, Curatoren van het
Gymnasium, de leden van de Commissie van Toezicht op
de bewaarscholen en de leden van de contactcommissies,
worden benoemd voor 4 jaar en dat de thans zittende
leden aftreden met den len Dinsdag van September 1943;
3°. de door den Raad benoemde Commissarissen van de
Gemeentelijke Volkscredietbank, de Voorzitter en de leden
van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon, de leden van de Plaatselijke Commissie van
Toezicht op de scholen voor Middelbaar Onderwijs te Leiden
en de Voorzitter en de leden van de Commissie van Toe
zicht op de Arbeidsbeurs, die thans als zoodanig zitting
hebben, aftreden met den len Dinsdag van September 1943
4°. de tusschentijds benoemden aftreden op het tijdstip,
waarop degenen, in wier plaats zij zijn benoemd, hadden
moeten aftreden, terwijl de tusschentijdsche aftreding vol
gens rooster van een of meer leden van de vorengenoemde
commissies enz., voor zoover deze is voorgeschreven, vervalt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 114. Leiden, 23 Augustus 1940.
In ons voorstel, ter zake van den aanleg van een complex
sportvelden nabij den Leidschen Hout (Ingek. Stukken 1939,
No. 17) deelden wij U mede, dat de inbreng van deze
terreinen bij de Sportstichting t. z. t. bij Uwe Vergadering
aanhangig zou worden gemaakt. Nu deze sportvelden hun
voltooiing naderen, achten wij het oogenblik voor dezen
inbreng gekomen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging te
besluiten het complex sportvelden nabij den Leidschen
Hout met ingang van een door ons te bepalen datum i
te brengen bij de Sportstichting.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 115. Leiden, 23 Augustus 1940.
Voor de verbreeding van den weg bewesten Oegstgeest
heeft het Rijk de beschikking noodig over de op de over-