MAANDAG 24 JUNI 1940. 93 Verschillende voorstellene.a. (van Stralen e.a.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XVIII tot en met XXI besloten. De heer van Stralen deelt hierna namens Burgemeester en Wethouders, in aansluiting aan de beantwoording van de in de Raadsvergadering van 6 Mei 1940 gehouden interpellatie van den heer van Eek, inzake verhooging van den steun voor de door de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappe lijk Hulpbetoon ondersteunden, mede, dat Burgemeester en Wethouders op 13 Juni j.l. besloten hebben om, vermits de stijging van de kosten van levensonderhoud over Mei 1940, vergeleken met Augustus 1939, volgens het Amsterdamsch Bureau voor de Statistiek, 10% bedraagt, de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon machtiging te verleenen, de ondersteuningen andermaal met 5 te ver- hoogen. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. Mevrouw Braggaar heeft tot haar groote ontsteltenis van bevoegde zijde vernomen, dat thans aan de kinderen, welke gevoed en gekleed worden door de Vereeniging voor School kindervoeding en -kleeding, behalve aan de kinderen met gebrekkige voeten, weer klompen verstrekt worden in plaats van schoenen, hetgeen toch in strijd is met het indertijd genomen Raadsbesluit, om in het vervolg schoenen te ver strekken in plaats van klompen. Nu weet spreekster wel, dat in de Raadsvergadering van 20 Mei 1940 het College aan den Raad machtiging heeft gevraagd, en deze ook heeft gekregen, om in spoedeischende gevallen, waarin maat regelen genomen moesten worden of uitgaven gedaan moesten worden, dit te doen zonder den Raad daarin te kennen. Op dit punt was daarvoor echter geen reden, omdat het noch een spoedeischende zaak was noch een financieele uit gave betrof. Desondanks is daartoe toch besloten zonder den Raad daarin te kennen. Het heeft zoo den schijn alsof men daarmede een onwelgevallig Raadsbesluit te niet heeft willen doen. Spreekster acht dit een onjuiste handelwijze. Er wordt, vooral van officieele zijde en dus ook van de zijde van het College, op aangedrongenDoe gewoon", maar wanneer dit geldt voor de Raadsleden e. a., dan geldt dit ook voor het College. Onder „gewoon doen" kan men naar spreeksters meening niet verstaan het te niet doen van genomen Raadsbesluiten. De heer Tepe antwoordt, dat het College heeft besloten van dit oogenblik af slechts schoenen te verstrekken aan de kinderen, die ze op medisch advies noodig hebben. Dit besluit valt onder de werking van het Raadsbesluit, waarbij het College werd gemachtigd in spoedeischende gevallen handelend op te treden, en moest genomen worden in ver band met bestellingen van nieuwe schoenen, welke bestel lingen, wilden ze kunnen worden uitgevoerd, binnen korten tijd moesten worden gedaan. Het College is tot de conclusie gekomen, dat het in de gegeven omstandigheden van wijs beleid getuigde, indien men de schoenen, die men nu kon bekomen en binnenkort bestellen moest, reserveerde voor de kinderen, die op medisch advies schoenen moeten dragen. De heer Sehüller heeft vernomen, dat aan verschillende arbeiders bij enkele takken van dienst in strijd met de des betreffende verordening ontslag moet zijn verleend. Deze arbeiders moeten het mogelijke gedaan hebben om of aan Rondvraaq. (Sehüller e.a.) het werk te blijven of (overeenkomstig de verordening) doorbetaling van loon te verkrijgen, maar moeten daarin niet zijn geslaagd, zoodat zij nu reeds eenigen tijd geen weekgeld moeten hebben ontvangen. Gaarne zal spreker van het College vernemen, of men de arbeiders opnieuw te werk zal stellen dan wel hun het weekloon weer zal betalen. De Voorzitter weet niet, dat in strijd met de desbetreffende verordening ontslagen zijn verleend, maar is bereid in dezen een onderzoek in te stellen, indien de heer Sehüller hem de gevallen mededeelt. De heer Parmentier heeft uit de dagbladen van 20 Juni j.l. vernomen, dat een textielfabriek te Leiden voorstelt het dividend over het afgeloopen jaar te bepalen op 10% en 22.500.te storten in een dividenden-reserve, waaruit directie en commissarissen nogmaals 10 dividend zullen kunnen betalen. Spreker verheugt zich er over, dat het deze industrie zoo goed gaat, maar geeft bet College in overweging dit bedrijf, dat in het afgeloopen jaar ƒ2.000. uit de berooide gemeentekas heeft gekregen (al was het dan ook ten bate van de werklieden, wien het zelf blijkbaar meende niet voldoende te kunnen betalen), te vragen deze overtollig gebleken uitkeering in de gemeentekas terug te storten. Het College zou daarmede voorkomen, dat een voorstel in die richting uit den Raad werd gedaan. Spreker geeft het College tevens in overweging eventueele andere gevallen op dezelfde manier te behandelen. De heer van Stralen acht het zeer de vraag, of aan het verzoek van den heer Parmentier in dezen vorm voldaan zal kunnen worden. Het is ook nog de vraag, of uit de be rooide gemeentekas aan deze onderneming 2.000.zou zijn betaald, want een zeer groot deel van dit geld is niet uit de al of niet berooide gemeentekas gekomen, maar uit andere kassen. Spreker kan dus op deze vraag van den heer Parmentier geen bevestigend antwoord geven, zeker niet namens het College, al zegt spreker wel toe de zaak, die de heer Parmentier ter sprake heeft gebracht, nog eens nader te zullen overwegen. De heer Parmentier vraagt of de Voorzitter iets kan mededeelen over den invloed, die op het oogenblik van de Duitsche bezetting van Nederland uitgaat op het gemeente bestuur in het algemeen? De Voorzitter kan daarover geen mededeelingen doen. De heer van Oyen zegt, dat de vrijwilligers van de lucht bescherming op geregelde tijden nachtdienst hebben en dat het begrijpelijk is, dat zij des nachts, wanneer zij dienst hebben, eenig voedsel moeten gebruiken. Door de rantsoe neering van het brood ondervindt dit echter nogal eens moeilijkheden, vooral voor vrijwilligers uit kleine gezinnen. Is het nu niet mogelijk, aan deze vrijwilligers van de lucht bescherming van gemeentewege eet- en drinkwaren, of extra-bonnen, te verstrekken? De Voorzitter zegt, dat deze quaestie reeds onder oogen wordt gezien; het College zal overwegen, hieraan op de een of andere wijze tegemoet te komen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 3