70
MAANDAG 6 MEI 1940.
Interpellatie-Scliiiller i.z. bouw van arbeiderswoningen; e.a.
(Wilbrink e.a.)
vermenigvuldigd met 6. Eit het verslag van de vorige ver
gadering blijkt, dat spreker op dit verlies wees, omdat ook
in de jaren, dat het huurverlies 120.000.bedroeg de heer
Schüller, gelijk uit de Handelingen kan blijken, aandrong
op den bouw van meer woningen.
Niemand kan volkomen juiste schattingen doen, maar
spreker heeft niet bedoeld te zeggen, dat aan de schattingen
geen waarde zou zijn te hechten. In het algemeen acht spreker
de schattingen van Gemeentewerken meer objectief dan die
van den heer Schüller.
Het voorstel van den heer Schüller, luidende:
Ondergeteekende
stelt den Baad voor het volgende te besluiten.
De Eaad van oordeel, dat alvorens het Eijk medewerking
zal worden verzocht om tot den bouw van een aantal
arbeiderswoningen te geraken, de Eaad in principe over
aantal en het te bouwen type een beslissing wenscht te
nemen
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, indien tot den
bouw van arbeiderswoningen wordt overgegaan, een voor
stel bij den Eaad in te dienen betreffende aantal en type
van de te bouwen woningen en na het desbetreffende Baads-
besluit de noodige medewerking aan het Eijk te vragen."
wordt verworpen met 17 tegen 16 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Veenendaal, Parmentier,
Wilbrink, Huurman, Idenburg, van Bemmelen, Donders,
van der Eeijden, van Bosmalen, Eskens, Tobé, van Dijk,
Beekenkamp, Lombert, Tepe, Bergers en Wilmer.
Voor stemmen: mevrouw de Gier, de heeren Schüller,
Groeneveld, Oostveen, van Weizen, Key, van Eek, Snel,
Eiedel, Jongeleen, mevrouw Braggaar, de heeren Piena,
Eikerbout, Koole, Verweij en van Stralen.
(Ook de heer van Bosmalen was inmiddels ter vergadering
gekomen.)
De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie van den
heer Schüller voor gesloten.
XXI. Interpellatie van den heer van Weizen met betrekking
tot het niet verstrekken van den 5 duurtetoeslag aan een
gedeelte van de bij de Leidsche werkverschaffingsobjecten
tewerkgestelde arbeiders.
Dc heer van Weizen dankt den Eaad voor de gelegenheid,
hem geboden tot het richten van de volgende vragen tot het
College van Burgemeester en Wethouders:
1. Is het aan Uw College bekend, dat sommige, in de
werkverschaffingsobjecten van Leiden tewerkgestelde ar
beiders, niet in aanmerking komen voor de 5 duurte
toeslag, welke aan werkloozen die ondersteuning ontvangen
wel wordt verstrekt?
2. Kan het College mededeelen, welke maatstaf geldend
is ten aanzien van de betrokkenen voor het al of niet in
aanmerking komen voor den 5 duurtetoeslag, behoudens
de algemeene aanwijzingen, vervat in de circulaire van den
Minister van Sociale Zaken van 19 December 1939?
3. Is het College van meening, dat bedoelde Ministerieele
circulaire geen ruimte laat voor de mogelijkheid om alle
Leidsche tewerkgestelden in aanmerking te doen komen
voor uitbetaling van 5 duurtetoeslag?
4. Wanneer het in vraag 3 gestelde bevestigend moet
worden beantwoord, kan het College dan mededeelen of het
bereid is zich tot den Minister te wenden met het verzoek,
het daarheen te leiden, dat wel aan alle tewerkgestelden de
duurtetoeslag kan worden uitbetaald?
De heer van Stralen beantwoordt namens het College de
eerste vraag van den heer van Weizen bevestigend.
Op vraag 2 antwoordt spreker, dat behalve de algemeene
aanwijzingen, vervat in de circulaire van den Minister van
Sociale Zaken d.d. 19 December 1939, voor de bepaling of
de bij de werkverschaffing geplaatste arbeiders al of niet in
aanmerking komen voor den 5 duurtetoeslag, in het bij
zonder van toepassing is het nadere voorschrift van dien
Minister van 15 Januari 1940, hetwelk onder meer als volgt
luidt
„Om tot een juiste beoordeeling te komen of de betrokkenen
al dan niet voor de toekenning van den duurtebijslag in
aanmerking komen, dient te worden nagegaan, of het U
bekende weekloon in het vrije bedrijf van betrokkene meer
Interpellatie-van Weizen i.z. duurtetoeslag aan arbeiders
(van Stralen e.a.) in werkverschaffing.
of minder bedraagt dan 48 X het voor Uwe gemeente geldende
basisuurloon plus ev. kinderbijslag, ev. kolenbijslag, ev.
trainingstoeslag minus ev. inhouding N. Y. 0.50), ver
meerderd met 5 van de som der voorgaande bedragen,
in welk geval belanghebbende wel of niet in aanmerking
komt voor den 5 duurtetoeslag."
Het antwoord op vraag 3 luidt bevestigend.
Op vraag 4 antwoordt spreker, dat het College bereids
met den Minister in overleg is getreden over het feit, dat de
arbeiders, die tengevolge van het voorschrift den duurte
toeslag niet ontvangen, dit als een onbillijkheid gevoelen.
De heer van Welzen dankt den Wethouder voor de mede-
deeling, dat het College aanleiding heeft gevonden, in verband
met het niet toekennen van een duurtetoeslag van 5 aan
sommige tewerkgestelden, zich tot den Minister te wenden
en dezen kennis te geven van het feit, dat de betrokkenen
dit inderdaad als een onbillijkheid gevoelen.
De desbetreffende dienst heeft voor de betrokkenen van
de zaak gemaakt, wat er van te maken viel en deze be
palingen op een niet al te benepen wijze toegepast. Des
niettegenstaande komen sommige van de betrokkenen, ook
nadat een onderzoek naar de loonen in liet vrije bedrijf is
ingesteld, niet in aanmerking voor de toekenning van 5
duurte-toeslag. Deze personen hadden bij hun tewerkstelling
meestal een lange periode van werkloosheid achter den rug,
maar behooren tot een groep van arbeiders, die in de laatste
jaren in het particuliere bedrijf loonen konden verdienen
en ook verdienden, welke volgens den vastgestelden maatstaf
voor een duurtetoeslag in aanmerking komen. Alleen in de
omstandigheid, dat deze personen langen tijd werkloos waren,
heeft men aanleiding gevonden hen niet voor den duurte
toeslag in aanmerking te doen komen, omdat men van
oordeel is, dat zij door hun langdurige werkloosheid niet
meer in staat zijn bedoelde loonen te verdienen. De omstan
digheden zijn thans zoo, dat aan de ondersteunde werk
loozen een duurte-toeslag van 5 wordt toegekend, de
stijging van de prijzen der allernoodzakelijkste levens
behoeften dezen duurte-toeslag overschrijdt, de te werk
gestelden in de werkverschaffing meer moeten presteeren en
de loonen en tarieven in de werkverschaffing lager zijn dan
verleden jaar.
Al deze omstandigheden leiden er toe, dat zij, die voor
toekenning van dezen duurtetoeslag niet in aanmerking
komen, dit als een ernstige onbillijkheid gevoelen. Het
antwoord van den Minister op dit verzoek van het College
is nog niet ingekomen; spreker weet niet of dit antwoord
wel zal komen; in elk geval zou spreker met het aanwenden
van een nieuwe poging nog even willen wachten op het
antwoord van den Minister. Wel uit spreker zijn ernstige,
teleurstelling over het feit, dat onder de huidige ernstige
omstandigheden deze beperkende bepaling in het algemeen
toegepast moet worden op een groep van de bevolking, die
door de omstandigheden van de laatste jaren toch al zoo
buitengewoon zwaar is getroffen. De toepassing van dezen
maatregel op de tewerkgestelden kan niet anders dan tot
ernstige verbittering leiden.
De heer van Stralen kan gereedelijk toegeven, dat de in
de werkverschaffing tewerkgestelden, waar zij allen naast
elkaar werken, het als een onbillijkheid gevoelen, dat van
de arbeiders, die in dezelfde ploeg werken, de een wel 5
duurtetoeslag op zijn loon ontvangt en de ander niet. Het
komt zelfs voor, dat de beter geschoolde arbeiders dien toeslag
niet ontvangen en de minder geschoolden wel, omdat dit
eenvoudig afhangt van het loon, dat die arbeiders vroeger
in het vrije bedrijf hebben verdiend. Zoo zal een landarbeider,
die nooit meer dan 17.of 18.verdiend heeft, en ten
gevolge daarvan als tewerkgestelde bij de werkverschaffing
dezen toeslag niet mag ontvangen, toch, waar hij met grond
werk bekend is, in de werkverschaffing meer presteeren
dan velen van zijn kameraden, die ongeschoold zijn, maar
uit beroepen komen, waarin het loon hooger lag, en dus dien
toeslag wel ontvangen. Men kan aannemen, dat dit in bepaalde
gevallen als een onbillijkheid wordt gevoeld. Uit een door
spreker ingesteld onderzoek is gebleken, dat de arbeiders,
wier loon in het vrije bedrijf boven 18.uitging, allen
voor dien toeslag wel in aanmerking komen; alleen zij, die
minder dan 18.verdienden, krijgen dien toeslag niet.
Yan de 300 tewerkgestelde arbeiders zijn er 50, die dien
toeslag niet krijgen.
Tevens is gebleken, dat een aantal van de niet voor duurte
toeslag in aanmerking komende arbeiders vroeger in het
vrije bedrijf slechts 11.tot 16.per week verdienden.
Al kan men dan ook aan den eenen kant toegeven, dat de
duurte-toeslag eigenlijk dezen arbeiders toekomt, omdat zij