86 MAANDAG 6 MEI 1940. Interpellatie-van Eek i.z. verhooging steungelden enz. (van Eek e.a.) leend tot het houden van deze interpellatie en stelt het College de volgende vraag: Zijn Burgemeester en Wethouders bereid, gezien het peil van de kosten van levensonderhoud, 1. zich te wenden tot de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon met het verzoek de verhooging der uitkeeringen aan de gesteunden te brengen van 5 °P 10 en 2. in een adres aan de Begeering de noodzakelijkheid te betoogen, dat de verhooging der uitkeeringen aan de werk- loozen en der werkverschaffingsloonen wordt gebracht van 5 op 10 De heer van Stralen antwoordt, dat het College reeds op 15 Maart 1940 tot de Commissie voor Maatschappelijk Hulp betoon het verzoek heeft gericht te willen mededeelen, of de stijging van de kosten van levensonderhoud naar het oordeel der Commissie al dan niet aanleiding gaf de onder steuning van de door de Commissie ondersteunden andermaal te verhoogen. Het College ontving inmiddels bericht van de Commissie, dat zij had besloten de ondersteuning andermaal met 5 te verhoogen, zoodra volgens de gegevens van het Amster- damsche Bureau voor de Statistiek de kosten van levens onderhoud, vergeleken met die van Augustus 1939, met niet minder dan 10 zijn gestegen, op welk besluit zij tevens machtiging tot uitvoering aan het College verzocht. Het College is bereid aan de Commissie de gevraagde machtiging, zoodra de stijging van de kosten van levens onderhoud, vergeleken met die van Augustus 1939, volgens het Amsterdamsche Bureau voor de Statistiek 10 bedraagt, te verleenen. Mocht intusschen uit de gegevens over April de overtuiging geput worden van een aanmerkelijke stijging, dan zal het College machtiging tot verhooging van de ondersteuningen met 5 verleenen, ook al is de stijging nog niet ten volle 10 Verder antwoordt spreker, dat de meerderheid van het College van meening is, dat de Eegeering ten deze diligent is en dat er dus geen aanleiding is om ter zake de uitkeeringen aan de werkloozen en de werkverschaffingsloonen aan de Regeering te adresseeren; de minderheid van het College is van oordeel, dat het desalniettemin gewenscht is, dat de Gemeente zich ter zake tot de Begeering wendt. De heer van Eek wordt bij het stellen van zijn tweeledige vraag, waaruit spreekt zijn overtuiging, dat het noodzakelijk is om onder de tegenwoordige buitengewone omstandigheden de vraag onder de oogen te zien, of het niet gewenscht is de uitkeeringen aan degenen, die in nood verkeeren, aanzien lijk te verhoogen, geleid door overwegingen, eenerzijds van menschlievenden aard, anderzijds liggende op het gebied dei- politiek. Spreker is er altijd een voorstander van geweest, dat de besluiten van publieke colleges voor een belangrijk gedeelte worden beheerscht door de beginselen der menschenliefde, waardoor men zich, wil men de maatschappij op hooger peil brengen, niet alleen in zijn persoonlijk leven bij het doen van kleine daden, maar ook in het publieke leven bij het ver richten van belangrijke daden moet laten leiden. Wanneer ooit de noodzakelijkheid daarvan werd gevoeld, dan is het wel in den tegenwoordigen tijd, want met schrik ziet ieder, hoezeer thans de leer van het geweld in een belangrijk deel van de wereld heerscht. Zij, die verantwoordelijkheid willen dragen, zoowel voor hun individueele daden als voor de collectieve daden met anderen, moeten zich afvragen, of het nu niet de tijd is om zonder aarzeling, beslist en doorloopend te laten blijken, dat zij nog geloof hebben in de zegepraal der menschenliefde, en dat dus ook op dit gebied de menschen liefde zooveel mogelijk tot haar recht moet komen. Ook om politieke redenen vestigt spreker daarop de aandacht. Neder land verkeert in moeilijke omstandigheden; spreker acht het noodzakelijk het land naar buiten zoo weerbaar mogelijk te maken, door militaire bewapening, maar ook noodig is de versterking van de weerbaarheid van Nederland door de versterking van het samenlioorigheidsgevoel. Zij, die in nood verkeeren, moeten bemerken dat in dezen zeer moeilijken tijd, ook door de Overheidslichamen zeer sterk aandacht wordt gewijd aan hun belangen. Indien ooit dan is het thans noodzakelijk, dat de geheele bevolking zich één gevoelt; zooveel mogelijk moeten beschermd worden zij, die door de moeilijke omstandigheden nog zwaarder getroffen worden dan tevoren. Spreker heeft het oog op drie categorieën: de door Maatschappelijk Hulpbetoon gesteunden, de werkloozen en de arbeiders in de werkverschaffing, en het lager Over heidspersoneel. Wat betreft de door Maatschappelijk Hulpbetoon gesteun den, stelt spreker het op prijs, dat het College zich tot de Interpellatie-van Eek i.z. verhooging steungelden enz. (van Eek.) Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon gewend heeft met de vraag, of de Commissie het in dezen tijd niet noodzakelijk acht, den steun nog verder te ver hoogen. De Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon heeft toen besloten den steun met 10 te verhoogen, indien de kosten van levensonderhoud volgens de indexcijfers met 10 zouden stijgen. Spreker stelt dit besluit natuurlijk op prijs, maar dit besluit bevredigt hem toch eigenlijk niet, want dit beteekent, dat er thans niets gebeurt. Men staat thans toch reeds voor een aanzienlijke stijging van de kosten van levensonderhoud, volgens de laatste cijfers met 8.9 In het adres van de vier samenwerkende vakcentrales aan den Minister van Sociale Zaken, waarin gevraagd wordt om een verhooging van de uitkeering aan de werkloozen en van de werkverschaffingsloonen wordt er op gewezen, dat weliswaar de stijging van de kosten van levensonderhoud in het algemeen slechts 8.9 bedraagt, maar dat de kosten van de voeding met 13.2 zijn gestegen. Voorts wordt er in dit adres op gewezen, dat de cijfers van de Amsterdamsche statistiek betrekking hebben op een week-inkomen van ongeveer 30.en dat bij de door spreker genoemde categorieën de kosten der voeding een belangrijker deel van het budget uitmaken dan bij de arbeiders met een inkomen van 30. Men mag dus veilig concludeeren, dat op het oogenblik voor de door spreker bedoelde categorieën de stijging van de kosten van levensonderhoud reeds ongeveer 10 bedraagt. Het zou dus volstrekt niet onredelijk zijn indien Maatschap pelijk Hulpbetoon en de Minister van Sociale Zaken besloten om ook inderdaad voor deze categorieën de verhooging ad 5 op 10 te brengen. Wanneer de buitengewoon moeilijke financieele omstandigheden het niet hadden ver hinderd, zou zeer zeker reeds lang tevoren van de sociaal democratische fractie een voorstel zijn uitgegaan om de uitkeeringen van de door Maatschappelijk Hulpbetoon onder steunden te verhoogen. Thans heeft echter in feite een ver laging van deze uitkeeringen plaats gehad, een verlaging die tot op zekere hoogte is gecompenseerd door de verhooging van de uitkeeringen met 5 maar na die verhooging heeft reeds weer een aanzienlijke stijging van de kosten van levens onderhoud plaats gehad. De huismoeders hebben te worstelen met een aanzienlijk tekort, omdat de kosten van levens onderhoud met zooveel meer dan 5 gestegen zijn. Nu heeft spreker er toch wel bezwaar tegen, dat men weer een af wachtende houding aanneemt; men weet niet of een aan zienlijke stijging van de kosten van levensonderhoud zal plaats hebben, maar het is toch wel waarschijnlijk, dat de stijging voortgang zal hebben. Spreker betreurt dus wel, dat het College zich niet op het standpunt heeft gesteld, dat inderdaad de stijging van de kosten van levensonderhoud ongeveer 10 bedraagt en dat dus een verhooging van de uitkeeringen met 10 alsnog gerechtvaardigd is. Spreker erkent met dankbaarheid, dat het College verder wil gaan dan Maatschappelijk Hulpbetoon. Maatschappelijk Hulp betoon men kan het de Commissie niet kwalijk nemen, want zij heeft te rekenen met de belangen van de gemeente kas blijft afwachten totdat de kosten van het levenspeil met precies 10 zijn gestegen; het College gaat echter een stap verder en is bereid om, wanneer inderdaad blijkt, dat in de komende maanden een belangrijke stijging van de kosten van levensonderhoud heeft plaats gegrepen, Maat schappelijk Hulpbetoon te machtigen, de verhooging der uitkeeringen op 10 te brengen. Spreker wil zich op het oogenblik daarbij nederleggen; hij hoopt echter, dat het College zal rekening houden met het feit, dat thans reeds de stijging der kosten van levensonderhoud zooveel grooter is en dat de gezinnen dus reeds met dat tekort hebben te worstelen. Voorts hoopt spreker dat, wanneer inderdaad blijkt dat de stijging van de kosten van levensonderhoud blijft doorgaan, dan het College niet angstvallig zal vragen, of men al dicht bij de 10 is, maar er rekening mee zal houden, dat de gezinnen feitelijk reeds zeer moeilijke om standigheden hebben moeten doormaken, doordat in verband met de stijging van de kosten van levensonderhoud hun inkomsten gedaald zijn. Spreker kan zich echter niet nederleggen bij het standpunt van het College, dat men zich niets behoeft aan te trekken van de werkloozen en van de arbeiders in de werkverschaffing. Spreker weet niet welke motieven het College daartoe hebben geleid; spreker staat op het standpunt, dat het gemeente bestuur zich ook de belangen van deze ingezetenen heeft aan te trekken en dat het gemeentebestuur verplicht is in dezen te doen wat op zijn weg ligt. De gemeenten hebben het recht om bij de Begeering te petitionneeren, wanneer de belangen van de ingezetenen daarbij betrokken zijn. Daarbij moet aan twee voorwaarden voldaan wordenhet moet betreffen zaken, die niet tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 24