76
MAANDAG 6 MEI 1940.
Medewerking aan centrale werkverruimingsobjecten.
(Idenburg e.a.)
gemeente Leiden te doen medewerken aan de in punt b
bedoelde werkverruimingsobjecten. Indien de Raad het
College de gevraagde machtiging verleende, zou dit telkens
tot allerlei besprekingen achteraf in den Raad aanleiding
geven.
Spreker heeft zich afgevraagd, of er geen tusschenweg is,
waarlangs men kan te gemoet komen aan het bezwaar van
het College, dat in vele gevallen een zoodanige spoed moet
worden betracht, dat het oponthoud, noodig door het liooren
van den Raad, practisch het verlies van het object ten
gevolge kan hebben; spreker meent dezen tusschenweg
gevonden te hebben door achter het woord „Wethouders"
onder punt b op te nemen de woorden „de Commissie voor
de Werkverschaffing gehoord,". Indien het College zich
wilde binden om steeds het advies van deze Commissie in
te winnen, zou men een spreekbuis hebben van de ver
schillende groepen van personen, die bij de werkverschaffing
zijn geïnteresseerd en zou het contact met de groepen in
den Raad gemakkelijker zijn, terwijl bovendien voor een
deel zou kunnen worden te gemoet gekomen aan de be
zwaren, die telkens in den Raad tegen het medewerken aan
dergelijke objecten rijzen. Immers dan zou een stem uit die
Commissie kunnen worden gehoord, alvorens het College
een beslissing nam.
Spreker zal het antwoord van het College op deze sug
gestie afwachten, alvorens zijn denkbeeld in een amendement
te belichamen.
De heer Key acht het .eveneens gewenscht, dat zaken als
(leze commissoriaal worden gemaakt, voordat het College er
een beslissing over neemt en verzoekt daarom den heer
Idenburg diens denkbeeld te belichamen in een amendement,
dat spreker gaarne zal steunen.
De heer van Stralen meent, dat de toezegging, door Wet
houder Wilbrink aan den Raad gedaan en door den heer
Snel thans gememoreerd, speciaal betrekking had op werk
verruimingsobjecten van de gemeente zelf, aangezien zij is
gedaan bij de discussie over een werkverschaffingsobject
van de gemeente (rioleering en bestrating van de Da Costa-
straat).
Hoe dit ook zij, het College zou niet zijn gekomen met
het voorstel om Burgemeester en Wethouders machtiging
tot zelfstandige beslissing te geven, wanneer dit in de practijk
niet was gebleken noodzakelijk te zijn. Ook het College staat
op het standpunt, dat zoo eenigszins mogelijk de beslissing
over werkverruimingszaken door den Raad moet worden
genomen. Het is thans echter reeds enkele keeren voor
gekomen, dat de omstandigheden van dien aard waren, dat
wanneer niet direct een beslissing was genomen, dit zou
hebben geleid tot het verlies van de mogelijkheid tot werk
verruiming. Dit is nu met name het geval bij het voorstel
tot het graven van eenige slooten voor rekening van de
stichting Inmaling Rijksdorp, welk werk een voortzetting is
van de onlangs gereedgekomen bevloeiingswerken van de
Leidsche Duinwater Maatschappij. Het graven van deze
slooten moest daarop onmiddellijk volgen en kon eigenlijk
geen uitstel lijden. Ook was hierbij sprake van een vergissing
van den Rijksdienst voor de Werkverruiming, die terwijl het
Gemeentebestuur verzocht werd, medewerking te verleenen,
reeds order had gegeven het werk aan te vangen. Daarvoor
zijn trouwens reeds verontschuldigingen aangeboden.
Het is de bedoeling van het College de gevraagde machtiging
alleen te gebruiken in die gevallen, waarin dit uitstel onmoge
lijk is en dus op een beslissing van den Raad niet kan worden
gewacht. Spreker doet gaarne de toezegging, dat zoo eenigs
zins mogelijk het oordeel van den Raad daarover zal worden
gevraagd, voordat het College een beslissing neemt.
Ook kan spreker den heer Idenburg toezeggen, dat het
College in de gevallen, waarin het niet mogelijk is de be
slissing van den Raad over een werkverschaffingsobject af
te wachten, het oordeel van de Commissie voor de Werk
verschaffing daarover zal vragen, alvorens een besluit te
nemen. Spreker kan dit zonder eenige beperking toezeggen,
omdat altijd wanneer er werkverschaffingsobjecten aan de
orde waren of kwamen, het oordeel van deze Commissie is
gevraagd; in een zeer enkel, spoedeischend geval moge dit
niet zijn geschied, zooals in dit geval, toch is het de be
doeling van het College haar oordeel steeds te vragen, als
deze zaken aan de orde zijn.
De heer Snel legde er vooral den nadruk op, dat wanneer
de Raad geen beslissingsrecht meer heeft de voorwaarden,
waaronder in de werkverschaffing wordt gewerkt, van dien
aard zijn, dat daartegen de grootste bezwaren bestaan en
het den Raad niet meer mogelijk is dergelijke voorstellen
om deze of andere redenen af te stemmen. Spreker kan zich
Medewerking aan centrale werkverruimingsobjecten,
(van Stralen e.a.)
dit bezwaar van den heer Snel zeer goed indenken, omdat
inderdaad, hoe belangrijk het ook is, dat arbeiders in de
gelegenheid worden gesteld te werken en loon te ontvangen
in plaats van steun te trekken, het toch wel ongelukkig is,
dat het voorkomt, dat daarbij in sommige gevallen het loon
kleiner is dan de anders ontvangen steun. Jammer genoeg
kan het gemeentebestuur aan de verbetering van deze onge
lukkige omstandigheid heel weinig doen; wel probeert het
er iets aan te doen, want het aantal bezoeken, dat van de
zijde van het gemeentebestuur aan de werkleiding wordt
gebracht, is tamelijk groot, maar telkens blijkt, dat er niets
aan te doen is. Door de wijze van werken en de geheele
instelling van zoo'n werkobject is niet te bereiken, dat elke
arbeider het basisuurloon verdient. Door het tariefstelsel,
het stelsel van indeelen van arbeiders in ploegen, komt het
voor, dat minder geschikten worden uitgestooten. De ar
beiders zijn over het algemeen niet zoo solidair, dat zij bereid
zijn, zwakke broeders, die door hun mindere prestaties het
loon omlaag drukken, in een bepaalde ploeg op te nemen.
De zwakkere broeders worden daardoor uitgestooten en
moeten zich zelf tot een ploeg formeeren, hetgeen ten gevolge
heeft, dat sommige ploegen met 11.of 12.loon naar
huis gaan. Wanneer arbeiders regelmatig tegen dergelijke
loonen moeten werken, zou daartegen iets gedaan moeten
worden. Spreker heeft er persoonlijk bezwaar tegen, dat men,
flink werkende in de werkverschaffing, minder aan loon
ontvangt dan men anders aan steun zou genieten. Het
College zal daarom gebruik maken van zijn recht om ar
beiders, die naar zijn oordeel lichamelijk niet geschikt zijn
voor plaatsing in de werkverschaffing en van wie het daarom
verwacht, dat hun prestaties niet groot genoeg kunnen zijn
om een behoorlijk loon te verdienen, niet naar de werk
verschaffing te verwijzen.
Gelukkig komt het niet regelmatig voor, dat ploegen
dergelijke lage loonen verdienen. De ploeg arbeiders, over
wie de heer Snel sprak en die in een bepaalde week 11.
13.verdienden, ontvingen de volgende week, toen zij
in een ander werk geplaatst waren, 16.17.en be
haalden allen in de derde week het normale loon van 18.
19.deze arbeiders hebben zich dus wel aangepast, maar
hadden een overgangstijd noodig.
Spreker moet den heer Snel de illusie ontnemen, dat het
Rijk de gemeente niet zou kunnen verplichten aan een
centraal werkverschaffingsobject deel te nemen. Toen van
de zijde van het gemeentebestuur bij den Rijksdienst voor
de Werkverruiming aanmerking werd gemaakt op het al te
haastig aanwijzen van arbeiders in de werkverschaffing,
werden door den Rijksdienst wel excuses aangeboden, maar
werd het gemeentebestuur ook vrij duidelijk te verstaan
gegeven, dat het niet zoo erg was, omdat de gemeente ten
slotte toch verplicht zou zijn aan het centrale werkverschaf
fingsobject deel te nemen.
Aan het College is dus vrij duidelijk te verstaan gegeven
dat het is trouwens in de wettelijke bepalingen ook te
vinden het Rijk uiteindelijk de gemeente kan verplichten
aan een of ander centraal werkverschaffingobject mede te
werken. Dit neemt niet weg dat, al zou de Raad deze mach
tiging aan het College verleenen, het College onder de gegeven
omstandigheden toch altijd zal nagaan of bepaalde voor
waarden ongewenscht of onvoldoende zijn, zoodat het College
toch altijd nog zal trachten de voorwaarden zoo gunstig
mogelijk voor de arbeiders te maken, hoewel klachten niet
altijd te voorkomen zullen zijn.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Idenburg, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor in te voegen in het geformu
leerde onder b, van No. 27, na „Wethouders" de woorden
De Commissie Werkverschaffing gehoord,."
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8.15 uur.
Voortzetting van (le geschorste openbare vergadering van
6 Mei 1940, des avonds te 0.15 uur.
Afwezig zijn thans de heeren Bosch van Rosenthal,
Bergers en Eskens.
Voortgezet wordt de behandeling van punt 27 der agenda.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Idenburg zijn amende
ment vervangt door een nieuw amendement van den vol
genden inhoud:
„Ondergeteekende stelt voor de door Burgemeester en