74 MAANDAG 6 MEI 1940. Onttrekking terrein bij „Pomona" aan Sportstichting. (Wilbrink.) was bedoeld. Men moet echter wel onderscheiden: wanneer straks de sportvelden bij den Leidschen Hout zullen worden geëxploiteerd, dan weet men dat al het geld, daaraan ten koste gelegd, ook inderdaad ten behoeve van de sport is besteed, maar men moet voorzichtiger zijn met het steken van veel geld in terreinen, die bestemd zijn, over een of twee jaar weer aan de sport te worden onttrokken. Anders staat het met sportvelden van blijvende waarde, die nooit meer aan die bestemming zullen worden onttrokken. Om nu de Sportstichting het volle pond te geven, heeft men haar ook de velden achter „Pomona" in handen gegeven. Het College had met deze terreinen geen moeilijkheden; het ont ving eens per jaar 500.en eens in de drie jaren werd het contract vernieuwd. Er is dus geen sprake van, dat voor die terreinen de Sportstichting in het leven geroepen is; men had andere moeilijkheden, b.v. met de terreinen achter den Zoeterwoudsche Singel. De redeneering van den heer Donders, die als secretaris van de Sportstichting mede de correspondentie tusschen de Sportstichting en het College gevoerd heeft, was toch wel bijzonder eigenaardig. De heer Donders zou meer cijfers kunnen produceeren dan hij gedaan heeft. Hij noemt wel de cijfers over 1938, het eerste jaar, dat men zich met, deze zaak heeft bemoeid. Hij geeft aan, dat de Raad de rekening heeft goedgekeurd, maar weet ook wel, dat de Raad zich niet verdiept heeft in de onderdeelen van de begrootingen van de Sportstichting en practisch over deze zaak in den Raad niet is gesproken. Voordat de begrooting van de Sport stichting aan den Raad ter goedkeuring wordt voorgelegd, wordt ze behandeld in de Commissie van Fabricage en moet het College er over beslissen. De begrooting van de Sportstichting voor 1939 was niet goedgekeurd, omdat daarin was opgenomen een post van 800.voor het in orde brengen en in orde houden van deze terreinen. De Commissie van Fabricage heeft daarbij als volgt geredeneerd. De gronden werden vroeger door de gemeente voor 500.verhuurd en door de sportvereeni- gingen zelf onderhouden; thans bedingt de Sportstichting wel 100.meer huur, maar zij stelt er tegenover een bedrag van 800.voor onderhoudskosten. De Commissie en het College op zijn beurt heeft zich de vraag gesteld: is dit verantwoord ten aanzien van velden, die misschien over eenige jaren aan de Sportstichting zullen worden ont trokken, omdat men ze dan voor hun eigenlijke bestemming wil gebruiken1? Denkende aan de mogelijkheid, dat deze uitgave slechts één keer behoefde gedaan te worden, heeft men de Sportstichting gevraagd: hoe hoog zal het bedrag aan onderhoudskosten voor het volgende jaar zijn, waarop men het laconieke antwoord ontving, dat men er rekening mede moest houden, dat ook voor het volgende jaar het bedrag zoo hoog zou zijn. De Commissie van Fabricage heeft daarop de Sportstichting medegedeeld, dat zij dit geen juiste verhouding vond. Wanneer de gemeente 20 jaar of langer een terrein, dat eigenlijk geen sportveld is, maar tijdelijk voor de sportbeoefening beschikbaar is gesteld, zoodat zij ook geen kapitalen kan aanwenden om het tot een prima sportveld te maken, voor 500.per jaar heeft verhuurd en 500.netto per jaar daarvoor heeft ont vangen, is het een ongezonde toestand, wanneer een ander lichaam, in het leven geroepen om de zaken van de sport goed te behartigen, maar toch ook om daarbij op de financiën van de gemeente te letten, de huur van hetzelfde terrein verhoogt, maar ieder jaar 800.er aan ten koste legt. Het is begrijpelijk, dat het College gemeend heeft in het belang van de financiën der gemeente niet op dien weg te moeten voortgaan. Volgens den heer Donders zal men zich bij de behartiging van de belangen van de sport altijd financieele offers moeten getroosten. Men dient daarbij echter naar sprekers meening op de evenredigheid te letten. De Nederlandsche Arbeiders- Sport-Bond (N.A.S.B.) betaalt voor een terrein in den Stadspolder, dat veel minder geschikt is, 150.per jaar. Een andere organisatie, hoofdzakelijk bestaande uit werk- loozen, betaalt eveneens dit bedrag. Spreker weet niet, of het juist is, maar heeft weieens gehoord, dat A.S.C. behoort tot de beter gesitueerde vereenigingen, terwijl U.V.S. voor namelijk uit arbeiders bestaat. Het is dan ook begrijpelijk, dat de gemeente heeft gezegd: men moet zelf betalen het veld, dat men exploiteert. Indien evenwel de gestie van de Sportstichting is in een veld, dat niet voor alle doeleinden, maar speciaal als oefen terrein geschikt is en dat niet bestemd is sportveld te blijven, zooveel kapitaal te steken, dat zij eigenlijk de vereeniging, die het veld gebruikt, niet alleen met een vrij veld, maar bovendien met ƒ200.subsidieert, is spreker gerechtigd den Raad de vraag te stellen, of dit de juiste wijze van Onttrekking terrein bij „Pomona" aan Sportstichting. (Wilbrink e.a.) exploiteeren is en of het dan niet beter is, aan de Sport stichting alleen die velden over te laten, die blijvend voor de beoefening der sport bestemd zijn, nl. de velden aan den Zoeterwoudsche Singel en aan de Houtlaan, en de taak van de Sportstichting tot die velden te beperken. Maar doen wij het dan niet goed? zal de Sportstichting vragen. Zooals de zaken thans staan, gaat de Sportstichting te ver; door middel van de verhuring van deze velden, die slechts tijdelijk voor sportvelden bestemd zijn, subsidieert zij als het ware bepaalde vereenigingen. De heer Donders wijst er wel op, dat de kosten over 1939 zooveel lager zijn dan ƒ700. maar als secretaris van de Sportstichting weet hij toch ook wel uit de stukken, dat de kosten ook daarom zoo laag zijn, doordat de voorgenomen uitvoering van werkzaamheden niet op zoo uitgebreide schaal is geschied, omdat de be grooting voor 1939 niet was goedgekeurd. Daarom begrijpt spreker de buitengewone verwondering van den heer Donders niet. Dit is het eenige juiste standpunt voor het College en voor den Raad, dat het in dit concrete geval, waar het hier een stuk grond betreft, dat men ook voor landbouwdoeleinden kan verhuren, niet verantwoord zou zijn niet alleen de huur opbrengst van dit terrein, maar nog meer geld te besteden om tijdelijk deze twee sportvereenigingen te helpen. Spreker begrijpt het bezwaar van de Sportstichting, dat het haar eer te na zou komen wanneer de Koninklijke Nederlandsche Voetbal Bond onder bepaalde omstandigheden dit veld, dat onder haar beheer staat, zou moeten afkeuren, maar dat bezwaar van de Sportstichting wordt ondervangen, wanneer juist deze sportvelden aan haar worden onttrokken. Om al deze redenen is het voorstel van het College vol komen gerechtvaardigd en is het het beste voor de Sport stichting, zich daarbij neder te leggen. De heer Donders zegt, dat inderdaad in onderling overleg eenige sportterreinen, b.v. die in den Stadspolder, niet bij de Sportstichting zijn ingebracht, omdat zij niet aan de minimum-eischen voldeden. Maar dit doet niets aan het principe der uniformiteit af. Inderdaad maakt het een groot verschil, of men geld steekt in een terrein, dat steeds sportterrein zal blijven, dan wel in een terrein, dat op den duur bouwterrein zal worden. Daaromtrent bestaat niet het minste verschil van opinie. Toen hetterrein achter „Pomona" bij de Sport stichting werd ingebracht, was de bestemming daarvan volkomen bekend. De Sportstichting hield echter, gelet op de situatie ter plaatse, rekening met de waarschijnlijkheid, dat men eerst na 5 of 10 jaar op dit punt van de stad aan de bebouwing zou toe zijn en vond, dit voor oogen houdende en gezien den toestand, waarin het terrein verkeerde, de vrijheid gelden voor een doelmatige verbetering daarvan op de begrooting aan te vragen. Hiertegen zijn bezwaren gerezen. Het College verwacht n.l. klaarblijkelijk, dat men daar eerder tot bebouwing zal overgaan dan de Sportstichting en het wil met deze mogelijk heid rekening houden. Toen men met de Sportstichting overleg pleegde omtrent een wijziging van de bedragen, heeft deze in die wijziging echter dadelijk toegestemd; de zaak is in overleg met den Wethouder van Financiën in een ommezien geregeld. De Sportstichting heeft nooit gezegd het moet en zal zooveel kosten; de exploitatie-cijfers wijzen trouwens uit, dat het niet zooveel gekost heeft. En het zal nog goedkooper worden, nu de Sportstichting in het bezit van een maaimachine is. De heer Wilbrink merkt op, dat dit een verschil van 100.maakt. De heer Donders spreekt nu over de bedragen, welke ge trokken zijn uit de rekening, die door den Raad is goedgekeurd. De heer Wilbrink zegt, dat de Sportstichting veel meer had willen doen. De heer Donders meent, dat dit ook gerechtvaardigd was. Toen echter bezwaren rezen, heeft de Sportstichting zich onmiddellijk daarbij neergelegd. Spreker vindt het een volkomen scheeve figuur, dat de Raad, die eerst de onderhoudskosten op de begrooting goedkeurt, later het terrein aan de exploitatie van de Sport stichting onttrekt omdat die onderhoudskosten te hoog zijn, terwijl notabene die onderhoudskosten in werkelijkheid nog niet de helft bedragen van het bedrag, waarvoor zij zijn begroot. De heer Wilbrink verklaart, dat de heer Donders een verkeerde voorstelling van zaken geeft, indien deze zegt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 12