MAANDAG
6 MEI 1940.
73
Onttrekking terrein bij „Pomona" aan Sportstichting.
(Donders.)
cipieel op den verkeerden weg. Dit beteekent natuurlijk
niet, dat wanneer een bepaald sportobject eenmaal bij de
Sportstichting is ingebracht, het daaraan nooit meer ont
trokken kan worden; er kunnen natuurlijk verschillende
redenen zijn om op een besluit tot inbreng van een sport
object bij de Sportstichting terug te komen. De toelichting
op het onderhavige voorstel noemt hiervoor twee redenen op
1°. dat het terrein achter Pomona bij de vaststelling van
het uitbreidingsplan niet voor sportterrein, maar voor bouw
grond is bestemd en
2°. dat de exploitatie van het terrein door de Sport
stichting niet meer leidt tot winst, gelijk voor dien het
geval was, maar tot verlies. Er wordt een nadeelig verschil
van ongeveer 700.geconstateerd.
Het eerste argument is niet houdbaar, omdat het terrein,
reeds toen het bij de Sportstichting werd ingebracht, volgens
het uitbreidingsplan bestemd was tot bouwgrond en niet tot
sportveld. Er is dus niets nieuws gebeurd tusschen het
moment van den inbreng en het huidige oogenblik.
Indien het zeker is, dat men het terrein onmiddellijk
gaat bebouwen (onder „onmiddellijk" verstaat spreker over
drie maanden, een half jaar of desnoods een jaar), is er
inderdaad geen reden meer om het bij de Sportstichting in
exploitatie te houden en kan het daaraan zonder bezwaar
worden onttrokken. Uit het Ingekomen Stuk leest spreker
echter, dat het terrein voorloopig zeker niet bebouwd zal
worden. Immers het College deelt als zijn voornemen mede,
zelf het terrein, zoodra het aan de exploitatie van de Sport
stichting is onttrokken, als sportterrein te verhuren. Er
bestaat dus louter en alleen de mogelijkheid, dat dit terrein
na een langeren tijd als bouwgrond zal worden gebruikt,
welke mogelijkheid echter bij den inbreng in de Sportstichting
ook reeds bestond en die toen voor den Baad geen bezwaar
tegen dien inbreng opleverde, zoodat zij dus nu niet kan
worden gehanteerd als argument om het terrein aan de
exploitatie van de Sportstichting te onttrekken.
Wanneer onttrekking wegens bebouwing moet geschieden,
kan zij op korten termijn plaats hebben, gelijk blijkt uit
hetgeen geschied is met het terrein aan de Wilhelminabrug.
Het tweede argument is eigenlijk wel het argument, waar
de zaak om draait, maar het is evenmin juist.
Spreker zou ter bestrijding van dit argument eerst een
opmerking van algemeenen aard willen maken.
Men moet niet denken, dat de exploitatie van sportterreinen
een winstgevende zaak is. Wanneer dit de bedoeling is en
dit is kennelijk de bedoeling van het College, want het wil
immers het Pomona-terrein weer aan zich trekken om het
te verhuren of op andere wijze „productief" te maken
dan is men geheel op den verkeerden weg. Winst maken
mag nooit de opzet zijn van de exploitatie van sportterreinen;
deze zal moeten zijn de behartiging van de belangen van de
sport en daardoor in het algemeen die van de volksgezond
heid. Aan dat behartigen van de belangen van de sport
heeft men zich in Leiden nooit overdreven veel schuldig
gemaakt, ook niet in den vorm van exploitatie van sport
terreinen. Inderdaad is er in Leiden een groot tekort aan
sportterreinen. Terwijl in plaatsen als b.v. Arnhem en
Nijmegen jaarlijks ongeveer 15.000.wordt gevoteerd
voor de exploitatie van sportterreinen, trekt men daarvoor
in Leiden nog geen ƒ3.000.uit. Dit bedrag zinkt in het
niet tegenover de bedragen, die andere gemeenten daaraan
wel besteden. Hiermede wil spreker niet zeggen, dat men
bij de exploitatie van sportterreinen niet bedacht moet
zijn op een commercieel beheer; integendeel. Ook de statuten
van de Sportstichting schrijven een commercieele exploitatie
van de bij haar ingebrachte terreinen voor, maar spreker
waarschuwt er tegen, deze exploitatie alleen als een winst
gevend zaakje te beschouwen. De vraag kan nu gesteld
worden, of de Sportstichting de terreinen en met name het
Pomona-terrein feitelijk wel doelmatig en commercieel
exploiteert, hetgeen door het College kennelijk in twijfel
getrokken wordt. Hoe echter zijn de feiten? Toen de gemeente
dit terrein nog zelf exploiteerde, was het voor 500.ver
huurd aan A.S.C., welke vereeniging zelf belast was met
het onderhoud. Toen de Sportstichting het in exploitatie
kreeg, zijn er twee wijzigingen gekomen. In de eerste plaats
is het terrein gesplitst verhuurd aan twee vereenigingen,
A.S.C. en Lugdunum, hetgeen door alle daarbij betrokken
partijen wenschelijk werd geoordeeld. En zulks voor een
prijs, die in totaal 100.hooger was dan de gemeente
bedongen had. In de tweede plaats heeft de Sportstichting
het onderhoud op zich genomen, aangezien zij dit juist
oordeelde, gezien den staat van onderhoud, waarin dit terrein
verkeerde.
Hoe is het nu gesteld met de uitgaven aan dit onderhoud
besteed? In de door den Eaad goedgekeurde rekening van
Onttrekking terrein bij „Pomona" aan Sportstichting.
(Donders e.a.)
de Sportstichting over 1938 komen als eenige uitgaven voor
dit terrein voor de volgende posten:
Aan de gemeente betaalde grond- en polder-
lasten 63.54
Afgeboekt voor door de gemeente te hoog op
gegeven vorderingen op A.S.C. en Lugdunum 74.99
Aan de gemeente voor kosten voor egaliseeren
en maaien235.84
Directe kosten van onderhoud64.25
De rekening van de Sportstichting over 1939, welke den
Eaad eerstdaags ter goedkeuring zal worden aangeboden,
heeft maar twee uitgaafposten:
1. aan de gemeente betaalde grond- en polder-
lasten 42.36
2. aan onderhoudskosten (maailoon gemeente) 123.20
Het is dan ook volkomen onbegrijpelijk, hoe het College
in het Ingekomen Stuk heeft kunnen mededeelen, dat de
exploitatie door de Sportstichting een nadeelig verschil van
ongeveer 700.per jaar beteekent. Spreker heeft naar
een verklaring daarvoor gezocht en kan zich alleen voor
stellen, dat men niet naar de exploitatierekeningen, maar
naar de begrootingen heeft gekeken, met name naar de
begrootingen voor 1939 en 1940, waarop voor onderhouds
kosten zijn geraamd 360.voor 1939 en 600.voor 1940.
Ziet men echter naar de exploitatierekening over 1938,
welke door den Eaad is goedgekeurd, en naar de rekening
over 1939, die nog veel gunstiger is, dan komt men bij lange
na niet tot het door het College genoemde bedrag.
Had de Eaad de bedragen, welke op de begrootingen voor
het onderhoud zijn uitgetrokken, te hoog gevonden, dan
had hij de begrootingen niet moeten goedkeuren; hij heeft
dit echter wel gedaan en met een gerust hart ook kunnen
doen. Gelet op de rekening over 1938, waaruit de commer
cieele exploitatie van de Sportstichting blijkt, behoort men
ook verder deze zaak aan het beleid van de Sportstichting
over te laten.
Het is het College bekend, dat de Sportstichting zelf de
kosten van onderhoud, hoofdzakelijk bestaande uit de aan
de gemeente te betalen kosten voor egaliseering en maaien,
nog veel te hoog vindt, in het bijzonder de kosten voor het
maaien, en daartegen bij het College heeft geprotesteerd,
daarbij het College verzoekende haar te helpen, omdat zij
voor minder dan de helft van de kosten zelf het gras kan
laten maaien. Als gevolg daarvan heeft de Sportstichting,
mede met het oog op de velden in den Leidschen Hout,
een eigen maaimachine gekregen, waardoor de onderhouds
kosten nog veel meer gedrukt zullen worden.
Eesumeerende meent spreker, dat het College zich bij
vergissing heeft gebaseerd op de cijfers van de begrootingen
en niet op de cijfers van de exploitatierekeningen en dat de
Eaad verstandig zal doen met tegen het voorstel van het
College te stemmen.
De heer Oostveen zou, waar hij op 5 September 1939 door
den Eaad tot lid van het bestuur van de Sportstichting
benoemd is, het geheele betoog van den heer Donders gaarne
eens in een vergadering van het bestuur van de Sportstichting
gehoord hebben; dan zou hij als bestuurslid van de Sport
stichting daarover misschien ook een oordeel kunnen hebben;
nu kan hij eigenlijk niet anders doen dan zich bij het voorstel
van het College neder leggen. Spreker vraagt daarom: is
het mogelijk, dat hem een reglement wordt toegezonden of
dat hij eenig teeken van leven van het Bestuur krijgt, zoodat
hij zich tenminste eenigermate kan oriënteeren ten aanzien
van het belangrijke werk van de exploitatie van de sport
terreinen? Dan kan spreker tenminste met wat meer kennis
van zaken oordeelen over een Ingekomen Stuk als dit.
Spreker zal zich nu bij het voorstel van het College moeten
neder leggen.
De heer Wilbrink zegt, dat inderdaad de bedoeling van de
Sportstichting was, meer eenheid te brengen in de exploitatie
der sportterreinen. Die eenheid is echter niet zoo ver door
gevoerd, dat alles wat maar met de sport verband houdt of
als sport kan worden beschouwd, onder het beheer van de
Sportstichting is gebracht. Zoo zijn er enkele sportterreinen
in den Stadspolder, die niet bij de Sportstichting zijn inge
bracht en die de gemeente dus op het oogenblik zelf beheert.
Nu zegt de heer Donders: er wordt hier toch eigenlijk niets
nieuws aan de orde gesteld, want ook toen die gronden
achter „Pomona" bij de Sportstichting werden ingebracht,
bleven ze behooren bij het Grondbedrijf, omdat ze bestemd
waren voor bouwgrond. Men heeft ze echter toch bij de Sport
stichting ingebracht en men vertrouwde, dat de Sport
stichting op de juiste wijze deze zaak zou beheeren en ook
zoo zou beheeren als bij de oprichting der Sportstichting