16 uitgebreid lager onderwijs aan: de Hooglandsche Kerkgracht 20a. 4961.20 2708.25 e. het bestuur van de Yereeniging tot Stichting en Instand houding van scholen met den Bijbel te Oegstgeest, voor de school voor gewoon lager onderwijs aan: de Adriaan Pauwstraat 1 2968.33 462.15 het bestuur van de Eerste Leidsche Schoolvereeniging te Leiden, voor de school voor gewoon lager onderwijs aan: het Koordeinde 1 2470.384.56 III. te bepalen, dat het sub II bedoelde voorschot zal worden uitgekeerd aan de besturen van de daar genoemde scholen in vier zooveel mogelijk gelijke termijnen, waarvan de eerste zoodra mogelijk na het besluit tot toekenning, de tweede, derde en laatste termijn respectievelijk in den loop der maanden Mei, Augustus en November 1940. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. K°. 35. Leiden, 1 Maart 1940. Ingevolge Uw besluit van 22 Maart 1937 (Ingek. Stukken No. 25) werd het in- en uitwendig schoonmaken van ge meentegebouwen, het bedienen van de kachels en de centrale verwarmingen, enz., bij continuatie opgedragen aan de N.V. Chemische en Mechanische Stofbestrijdings Onder neming (C.E.M.S.T.O.) tot en met 31 December 1939 voor 44.160.per jaar, behoudens meer en minder werk. Wegens de verrekeningen van de kosten van meer en minder werk werd de aannemingssom later verhoogd tot 45.863.95. Hangende de onderhandelingen over de uitbesteding van de schoonmaakwerkzaamheden voor een nieuwe periode, verklaarde de C.E.M.S.T.O. zich bereid deze werkzaamheden op de basis van het loopende contract tijdelijk tot een door ons nader vast te stellen datum voort te zetten, van welk aanbod ons College uiteraard gebruik maakte. Bij de voorbereiding van de nieuwe aanbesteding vormde o.a. de loonregeling voor de werksters en schoolschoon- maaksters een onderwerp van overweging. Deze is thans als volgt bij een werkweek van 48 uren, 0.30 per uur ten minste 30 uren, 0.33 minder dan 30 uren, 0.35 Een aan deze regeling klevend bezwaar is, dat het totaal- loon van een werkvrouw, wanneer haar meer werk wordt opgedragen, ondanks den langeren arbeidsduur, een ver laging kan ondergaan. Met de grootst mogelijke meerderheid van de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel, dat het ter tegemoetkoming aan genoemd bezwaar aanbeveling verdient, het loon, ongeacht den arbeidsduur, algemeen op 34 cent per uur te bepalen, met dien verstande, dat de z.g. voorvrouwen 2 cent per uur meer, derhalve 36 cents zullen genieten. De verschillen met de thans verdiend wordende loonen blijven dan zeer beperkt (de afwijkingen naar boven overtreffen intusschen die naar beneden), terwijl het groote voordeel van de uniformiteit wordt verkregen. Blijkens de overgelegde stukken is de C.E.M.S.T.O. bereid de werkzaamheden op de gewijzigde loonbasis weder op zich te nemen tegen een bedrag van 45.150.per jaar voor een periode van 3 jaren, en tegen een som van 44.850. per jaar voor een tijdvak van 5 jaren, en overigens onder de geldende voorwaarden. Een aanbesteding voor een tijds duur van 5 jaren behoeft geen bezwaar te ontmoeten, noch met het oog op de tegenwoordige tijdsomstandigheden, noch met het oog op bet feit, dat bij ingebruikneming van het nieuwe stadhuis de omvang van den schoonmaakdienst een belangrijke wijziging zal ondergaan, of dat thans ver schillende schoollokalen door militairen zijn ingenomen. De C.E.M.S.T.O. heeft n.l. uitdrukkelijk verklaard, dat het aan het geheele werk verbonden risico inzake prijsver- hooging der materialen, speciën en gereedschappen, ten volle voor haar rekening komt, terwijl de bepalingen inzake de verrekening van meer en minder werk in voldoende mate voorzien in de gevallen, dat uitbreiding of vermindering van het werk moet plaats hebben. Waar de prijs bij een 5-jarig contract lager is dan bij een 3-jarige overeenkomst, geeft ons College aan een tijdvak van 5 jaren dan ook de voorkeur. Ook de firma J. Kukler is op haar verzoek in de ge legenheid gesteld een aanbieding te doen. De van haar ontvangen inschrijving in perceelen en in massa, is echter voor het geheele werk belangrijk hooger, dan die van de C.E.M.S.T.O.. Aangezien deze laatste slechts in aan merking wenscht te komen voor het geheele werk, kan ge deeltelijke gunning niet plaats hebben, terwijl het bovendien alleszins aanbeveling verdient, de schoonmaakwerken in één hand te houden; de aanbieding van de firma Kukler kan derhalve ook naar het oordeel van de Commissie van Fabri cage buiten beschouwing blijven. Het behoeft ten slotte geen nadere toelichting, dat in de gegeven omstandigheden tot het houden van een openbare aanbesteding geen aanleiding bestaat; ook de vroeger op gedane ervaring heeft voldoende aangetoond, dat deze thans niet is aan te bevelen. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, waaronder de rapporten van de Commissie van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging het in- en uitwendig schoonmaken van gemeente gebouwen, met toebehooren, het bedienen van kachels en centrale verwarmingen, het vegen van schoorsteenen en rookkanalen, enz. op te dragen aan de N.V. Chemische en Mechanische Stofbestrijdings Onderneming (C.E.M.S.T.O.), met ingang van een door ons College te bepalen datum tot en met 31 December 1944 voor 44.850.per jaar, zulks overeenkomstig de geldende voorwaarden, echter gewijzigd, zooals in den overgelegden staat is aangegeven. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 3(5. Leiden, 1 Maart 1940. Bij zijn in de Leeskamer ter inzage gelegd, in Uwe Vergade ring van 12 Februari j.l. om bericht en raad in onze handen gesteld, adres verzoekt I. Zandvoort hem in staat te stellen zoo spoedig mogelijk tot herbouw van het afgebroken ge deelte van het perceel Maarsmanssteeg 12 over te gaan door hem de daarvoor noodige gelden ter beschikking te stellen, onder voorbehoud van alle rechten met betrekking tot het aanhangige rechtsgeding. Met het aanhangige rechtsgeding bedoelt adressant de door hem en de Wed. Feld tegen de gemeente en de N.V. Aanneming Mij v/h. Hillen en Roozen en Betonbouwonder- neming Trio, als aanneemster voor de gemeente van den onderbouw van het nieuwe Stadhuis, ingestelde rechtsvorde ring, om de gedragingen en de nalatigheden van de gemeente en genoemde Vennootschap bij den onderbouw van het nieuwe Stadhuis onrechtmatig te verklaren en de gedaagden te veroordeelen om aan hen te vergoeden de schade door hen deswege geleden en nog te lijden. Wij herinneren er aan, dat Uwe Vergadering in haar zitting van 20 Juni 1938 besloot tegen die vordering verweer te voeren en dat de Rechtbank te 's-Gravenhage bij vonnis van 25 Mei 1939 de vordering tegen de gemeente ontzegd heeft en de N.V. v/h. Hillen en Roozen veroordeeld heeft, om de schade te vergoeden. Zoowel de partijen Feld en Zandvoort als Hillen en Roosen zijn van dit vonnis in beroep gekomen, zoodat thans de beslissing van het Gerechtshof te 's-Graven hage dient te worden afgewacht. Voorts zij er nog, voor zooveel noodig, Uwe aandacht op gevestigd, dat de gemeente, vóórdat de rechtsvordering tegen de gemeente was ingesteld, verschillende malen getracht heeft om met Zandvoort en de Wed. Feld tot een aannemelijke regeling te geraken. Deze pogingen zijn echter alle afgestuit op de zeer over dreven eischen van betrokkenen. De heer Zandvoort had door een regeling met de gemeente aan te gaan, gehjk hem is aangeboden en die blijk gaf van het ernstig streven der gemeente om hem zooveel mogelijk tege moet te komen, het herstel van zijn perceel in belangrijke mate kunnen bespoedigen, terwijl hij het, door het hiervoren be doelde proces eerst in 1938 aanhangig te maken, aan zich zelf te wijten heeft, dat de eindbeslissing nog niet gevallen is. Wat nu het thans ingediende verzoek betreft, dit komt, indien wij het goed lezen, neer op een verzoek, om hem de benoodigde gelden voor den herbouw van het achtergedeelte van het perceel Maarsmanssteeg 12 ter leen te verstrekken. Een dergelijk verzoek is niet voor inwilliging vatbaar. Het ligt toch niet op den weg van de gemeente, om voor dergelijke gevallen als geldschietster op te treden. Bovendien zou de gemeente, evenals een particulier, rente en aflossing moeten vorderen en zekerheid voor de voldoening van een en ander moeten eischen. De geldverstrekking zou derhalve op vol komen denzelfden voet moeten plaats hebben als zulks in het particuliere bedrijf geschiedt, zoodat er voor de gemeente geen aanleiding is aan het verzoek te voldoen. Wij geven U mitsdien, onder verwijzing naar het ter visie liggend advies van den rechtsgeleerden raadsman van de ge meente, in overweging niet op het verzoek in te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 4