GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 11 IXiKKOTIE\ ÜTDKKEN. N°. 14. Leiden, 29 Januari 1940. Wegens het vertrek uit de gemeente van den heerP. Hessing zal Uw Vergadering hebben te voorzien in een vacature in onze Commissie. Het is ons bekend, dat Uw Vergadering het standpunt huldigt, dat in onze Commissie zooveel mogelijk de belangrijke politieke richtingen dienen te zijn vertegen woordigd. Van dit standpunt uitgaande, hebben wij gezocht naar candidaten, die de sociaal-democratische beginselen huldigen. Van twee personen, wier lidmaatschap van onze Commissie wij op prijs zouden stellen, ontvingen wij echter de mededeeling, dat zij een candidatuur of een eventueele benoeming niet zouden kunnen aanvaarden, aangezien de raadsfractie van de S.D.A.P. een ander voor deze vacature had bestemd, dien wij tot onzen spijt voor het lidmaat schap van onze Commissie niet geschikt achten. Het zalU duidelijk zijn, dat wij onder deze omstandigheden geen sociaal democraat bij U kunnen aanbevelen en thans een geheel vrije keuze hebben gedaan. Aangezien wij van oordeel zijn, dat het wenschelijk is het vrouwelijke element in onze Commissie te versterken, doen wij U de volgende aanbeveling toekomen: 1°. Mevrouw A. KBIEGEEvan Vleuten; 2°. Mevrouw M. J. KLOEKEvan Lessen. Wij geven Uw Vergadering alsnu in overweging tot benoe ming van een lid van onze Commissie over te gaan. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs. J. G. van Es, Voorzitter. ST. J. Eowaan, Secretaris. Aan den Gemeenteraad van Leiden. N°. 15. Leiden, 31 Januari 1940. Met verwijzing naar Uw besluit van 9 October 1939 (Ingek. Stukken No. 164) inzake het rooien van boomen en het vervreemden van te rooien of gerooide boomen, deelen wij Uwe Vergadering mede, dat wij in de Leeskamer ter inzage hebben gelegd een overzicht van hetgeen door ons College krachtens dat besluit in het afgeloopen jaar is verricht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 1G. Leiden, 1 Februari 1940. Sedert eenigen tijd wordt een twintigtal arbeiders uit deze gemeente, werkzaam in de touwafdeeling van de N.V. Ver- eenigde Touwfabrieken te Leiderdorp, door die N.V. om geschoold tot weevers. Aan die arbeiders was door de N.V. een loon gegarandeerd van 17.50 per week. Met ingang van 1 Januari j.l. heeft de Minister van Sociale Zaken ten aanzien van die omscholing een regeling getroffen, volgens welke ten behoeve van de in omscholing zijnde arbeiders voor rekening van het Bijk en de gemeente ge durende maximaal 17 weken een trainingstoeslag van ten hoogste 100.per man in totaal wordt beschikbaar gesteld, met dien verstande, dat het loon en de trainingstoeslag te zamen niet meer mogen bedragen dan 22.80 per week. De betrokken arbeiders moeten worden geplaatst aan werk, waaraan een normaal volwassen arbeider een normaal loon kan verdienen. In de kosten van de regeling ontvangt de gemeente een bijdrage van het Eijk, berekend naar het percentage van de gewone bijdrage aan de gemeente in de kosten van steunverleening, enz. uit het Werkloosheidssubsidiefonds. Voor verdere bijzonderheden betreffende de regeling mogen wij verwijzen naar het in de Leeskamer ter inzage liggende schrijven van den Minister. In verband met soortgelijke door U genomen besluiten en in het vertrouwen, dat Uwe Vergadering ook in dit geval een zelfde meening zou zijn toegedaan, is de regeling door ons College aanvaard, met dien verstande, dat voor de reeds in omscholing zijnde arbeiders door de N.V. een loon gegarandeerd blijft van ƒ17.50 per week. De trainings toeslag zal dan boven dat garantieloon worden uitgekeerd. Ten slotte vermelden wij nog, dat de mogelijkheid niet uitgesloten is, dat het aantal om te scholen arbeiders nog eenige uitbreiding zal ondergaan. Op die eventueele uit breiding mag de door den Minister vastgestelde regeling worden toegepast. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 17. Leiden, 1 Februari 1940. Bij Uw besluit van 25 Februari 1935 (Ingek. Stukken No. 37) werd ons College gemachtigd tot het namens Uwe Vergadering aanvaarden van de door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, op grond van de Electriciteitsverordening voor genoemde Provincie, verleende vergunningen tot het plaatsen en exploiteeren van hoogspanningslijnen ten behoeve van de levering van electrischen stroom door de gemeen telijke electriciteitsfabriek met de aan die vergunningen verbonden voorwaarden. Deze machtiging, die, naar de meening van Gedeputeerde Staten, de goedkeuring van hun College behoefde, werd door dat College goedgekeurd onder voorwaarde, dat door ons aan Uwe Vergadering eenmaal per jaar mededeeling werd gedaan van hetgeen door ons krachtens bovengenoemde bevoegdheid zou zijn verricht en dat vóór het verstrijken van een termijn van vijf jaren na dagteekening van Uw bovengenoemd besluit dus vóór 25 Februari 1940 een nieuw besluit van Uwe Vergadering werd uitgelokt. Aangezien er alle aanleiding is, om ons College ook na 25 Februari a. s. dezelfde bevoegdheid te verleenen als aan ons is toegekend bij bovengenoemd besluit van 25 Februari 1935, geven wij Uwe Vergadering in overweging, ons College voor zooveel noodig behoudens goedkeuring van Gede puteerde Staten te machtigen voor een tijdvak van vijf jaren, vergunningen tot het plaatsen en exploiteeren van hoogspanningslijnen voor deze gemeente te aanvaarden, zulks met bepaling, dat door ons eenmaal per jaar aan Uwe Vergadering mededeeüng wordt gedaan van hetgeen door ons College krachtens bovengenoemde bevoegdheid is verricht. Een overzicht van de door ons in 1939 aanvaarde ver gunningen hebben wij in de Leeskamer ter inzage gelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 18. Leiden, 2 Februari 1940. De N.V. Gemeenschappelijk Eigendom, Maatschappij tot Exploitatie van Woon- en Winkelhuizen, te 's-Gravenhage, verzocht de medewerking der gemeente te verleenen tot het ter halve breedte aanleggen van een gedeelte van de Burggravenlaan, tusschen de Van den Brandelerkade en de Eoodenburgerstraat. De gevraagde medewerking kan op den gebruikelijken voet worden verleend, in verband waarmede de vennootschap kosteloos aan de gemeente dient af te staan den op de overgelegde situatieteekening in donkerbruine en lichtbruine kleur aangegeven, voor straat bestemden grond, groot 1350 M2. Tegelijk met dezen straat-aanleg behoort door de gemeente een gedeelte, lang 175 M., van het tusschen de Fruinlaan en de Van den Brandelerkade geprojecteerde stamriool (zie Ingek. Stukken No. 142 van 1939) te worden aangelegd. De kosten van dit gedeelte stamriool worden geraamd op 15.000.waarvan een bedrag van 9.870.komt ten laste van het „Fonds voor Uitvoering van werken, bedoeld in art. 2, 2e lid sub b van de verordening op den aanleg van straten en wegen (Gemeenteblad No. 33 van 1931)", terwijl het restant uit „geldleening" zal moeten worden gevonden. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage, geven wij Uwe Vergadering, onder ver wijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, mitsdien in overweging: a. van de N.V. Gemeenschappelijk Eigendom, Maatschappij tot Exploitatie van Woon- en Winkelhuizen, gevestigd te 's-Gravenhage, in het belang van de volkshuisvesting kosteloos in eigendom bij de Gemeente over te nemen, de voor straat bestemde strook grond, groot 1350 M2., deel uitmakende van de perceelen, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M, nis. 6409 en 6620, gelegen in het verlengde van de Burg gravenlaan, op de overgelegde teekening met donkerbruine en lichtbruine kleur aangegeven, onder beding, dat aan de gemeente worden vergoed de kosten van straataanleg c.a. op den voet van de mede overgelegde specificatie;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1940 | | pagina 1