GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
INOEKOMEM STUKKEN.
N°. 1. Leiden, 2 Januari 1940.
Aangezien wij ons met het hieronder afgedrukte voorstel
van Commissarissen van de Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit kunnen vereenigen, geven wij Uw Vergadering
onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde
stukken in overweging vast te stellen de volgende verordening
VERORDENIN G,
houdende wijziging van de verordening van 17 December 1914
Gemeenteblad No. 37), betreffende de levering van elec
triciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en
Fdectriciteit, laatstelijk gewijzigd bij verordening
van 23 Januari 1939 (Gemeenteblad No. 1).
Artikel I.
Het eerste lid van artikel 2 wordt aangevuld met de vol
gende zinsnede:
4. redelijkerwijze verwacht kan worden, dat het stroom
verbruik in een vol kalenderjaar beneden een door Commis
sarissen vast te stellen minimum-grens zal blijven.
Artikel II.
Het tweede lid van artikel 9 wordt gelezen als volgt:
De maandelijks verschuldigde huur bedraagt:
voor een enkeltariefmeter (meter met enkel telwerk):
wisselstroommeter 0,35
draaistroommeter t/m 3 X 10 A 0,65
3 X 15 t/m 3 X 20 A 1,30
3 X 30 t/m 3 X 50 A 2,25
3 X 75 t/m 3 X 100 A 2,75
voor een meervoudigtariefmeter (meter met meer dan één
telwerk, alsook met maximum-aanwijzer en combinaties
van meters, mits dienende voor dezelfde installatie) 0,50
meer dan voor een enkeltariefmeter van dezelfde capaciteit;
voor een meetaggregaat (een of meer hoogspanningsmeters en
meters met stroomtransformatoren grooter dan 100 A, alsook
met sperschakelaar(s) en dergelijke, mits dienende voor de
zelfde installatie)4.
voor een sper schakelaar0,50
voor een incasseer-automaat0,20
Artikel III.
In artikel 10 worden de volgende wijzigingen gebracht:
A. De tarieven III, IV en Y worden samengevoegd tot
één tarief, luidende als volgt
III. Oppervlaktarief.
a. Volgens aanwijzing van een meter met enkel telwerk:
Vastrecht volgens oppervlakte van het perceel per maand
voor:
1. het woning-gedeelte: 1,35, verhoogd met 14 cent voor
elke 10 m2 (of gedeelte daarvan) boven 50 m2 tot en met
150 m2 en met 9 cent voor elke 10 m2 (of gedeelte daarvan)
boven 150 m2.
Voor vlieringen, kelders en schuren mèt verlichting, alsook
voor open veranda's en zolders, welke alleen tot bergruimte
dienen, wordt slechts de helft van het oppervlak in rekening
gebracht.
Vlieringen, kelders en schuren zonder verlichting worden
voor de berekening van het oppervlak niet medegerekend.
Voor de berekening van het vaste recht voor de buitenver
lichting wordt het eerste lichtpunt buiten beschouwing ge
laten; voor elk lichtpunt daarboven wordt 10 m2 in rekening
gebracht.
Voor het totale vermogen van vast aangesloten motoren
wordt het vaste recht verhoogd met 25 cent per maand, voor
iedere 100 W of gedeelte daarvan boven 1700 W.
2. het gedeelte, gebruikt voor de uitoefening van het bedrijf
in winkels, café^s, restaurants, lunchrooms, kapperssalons, bios
copen en sociëteiten:
f 1.voor elke 10 m2 oppervlakte of gedeelte daarvan tot
en met 70 m2; 0.70 voor elke 10 m2 oppervlakte of gedeelte
daarvan boven 70 m2.
Voor winkels wordt het vaste recht bepaald doo bet 3-voud
van het oppervlak van de uitstalkasten, verhoogd met het
enkelvoud van het oppervlak van den winkel, verhoogd met
1/s gedeelte van het oppervlak van alle bijkomende ruimten,
in rekening te brengen.
Voor de berekening van het oppervlak van de uitstal
kasten geldt ten hoogste het aantal m2, dat verkregen wordt
door de lengte in meters van den geheelen voor bezichtiging
door het publiek aanwezigen glaswand te vermenigvuldigen
met twee.
Bij de andere genoemde bedrijven bepaalt de Directie in
welke mate oppervlakten in rekening worden gebracht.
3. het gedeelte (op andere wijze) voor de uitoefening van het
beroep gebruikt:
0,70 voor elke 10 m2 of gedeelte daarvan.
De directie bepaalt in welke mate de gemeten oppervlakten
in rekening worden gebracht.
Bovendien per verbruikte kWh4 cent.
of naar keuze:
b. Volgens aanwijzing van een meter met dubbel telwerk:
Vastrecht per maand als onder a, verhoogd met 0,50.
Bovendien per verbruikte kWh:
gedurende de maanden van 7 uur tot 23 uur: 4 cent
Jan., Nov. en Dec. 23 7 :2 cent
gedurende de overige van 15 uur tot 23 uur: 4 cent
maanden 23 15 2 cent
Bij toepassing van dit tarief is geen meterhuur verschuldigd
en geldt als oppervlakte het oppervlak van alle verdiepingen,
gemeten tusschen de muren.
Het vaste recht volgens 2 en 3 geldt bij een ter beschikking
gesteld vermogen van ten hoogste 300 W per 10 m2 berekend
oppervlak. Bij overschrijding hiervan kan de Directie een
hooger bedrag aan vast recht in rekening brengen.
Wanneer het vaste recht volgens 2 of 3 meer zou bedragen
dan ƒ6,70 per kW totaal geinstalleerd vermogen, heeft de
Directie het recht te bepalen in welke mate de gemeten opper
vlakte in rekening wordt gebracht.
Voor het ter beschikking gestelde vermogen blijft het ver
mogen voor verwarming en 1700 W vermogen voor kracht
buiten beschouwing.
B. De tarieven VI, VII en VIII worden genummerd IV, V
en VI.
C. In. het eerste lid na tarief VII (nieuw V) wordt in de
plaats van „VI en VII" gelezen: IV en V.
D. Het tweede lid na tarief VII (nieuw V) vervalt.
F. In het eerste lid na tarief VIII (nieuw VI) wordt in de
plaats van „VII" gelezen: V.
F. In het tweede lid na tarief VIII (nieuw VI) wordt in de
plaats van „een der tarieven III, IV of V" gelezen: tarief III.
G. In het derde lid na tarief VIII (nieuw VI) wordt in de
plaats van „tarief VI of tarief VII" gelezen: tarief IV of
tarief V.
H. In het achtste lid na tarief VIII (nieuw VI) wordt in de
plaats van „vastrechttarieven", resp. „vastrecht-" gelezen:
oppervlaktarieven, resp. oppervlak-.
I. In het negende lid na tarief VIII (nieuw VI) worden in
den eersten zin na het woord „vormt," ingevoegd de woorden:
te weigeren of terwijl in den laatsten zin in de plaats van „vast
recht-tarief" wordt gelezen: oppervlaktarief.
Artikel IV.
Deze verordening treedt in werking na de opneming van
het verbruik over de maand December 1939.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 11 December 1939.
Bij de wijziging der Electriciteitsverordening in het begin
van 1939 werd voor wat betreft het Woonhuistarief voorop
gesteld, dat het nieuwe tarief geen wijziging van eenig belang
in de inkomsten zou mogen brengen.
Het is duidelijk, dat niet alle woningen van dezelfde
grootte van eenzelfde installatie zullen zijn voorzien, zoodat ten
einde aan den gestelden eisch te voldoen het bij de bereke
ningen voor de vaststelling van het nieuwe tarief noodig was
voor iedere groep woningen van dezelfde oppervlakte uit te
gaan van een bepaald aantal lichtpunten, dat als normaal
kan worden beschouwd. Hieruit vloeit voort, dat naast ver
bruikers, waarvoor het nieuwe tarief practisch geen wijziging
brengt, er ook verbruikers zijn, die voordeel of nadeel hebben,
omdat hun installaties bestaan uit een aantal lichtpunten, dat
grooter resp. kleiner is dan normaal.
Zoolang de beide tarieven naast elkaar blijven bestaan,
zullen de verbruikers, voor wie de tariefswijziging een nadeel
beteekent, niet van het lichtpunten-tarief naar het oppervlak
tarief overgaan, ook al zou dit slechts een nadeel zijn van en
kele guldens per jaar.
Nadat de opmetingen voor het nieuwe tarief waren ver
richt, kon uit de resultaten daarvan over rond 4.400 ver
bruikers worden geconcludeerd, dat inderdaad het vaste recht
volgens oppervlakte ongeveer gelijk was aan het vaste recht
volgens het aantal lichtpunten.
Verder bleek, dat van het beschouwde aantal woningen
ongeveer 40 een verlaging van het vaste recht had onder
gaan bij den overgang naar het oppervlak-tarief. Deze over
gang is dan ook reeds eigener beweging geschied. Voor onge
veer 20 van het aantal zou de overgang gepaard gaan met
een zeer kleine verhooging, nl. minder dan 10 ct. per maand;
van deze groep is dan ook slechts een gedeelte op het opper
vlak-tarief overgegaan. Voor ongeveer 40 zou de overgang
slechts gemaakt kunnen worden ten koste van een ver-
1