332
DONDERDAG 21
DECEMBER 1939.
Gemeente-bcgrooting Algemeene beschouwingen,
(van Eek e.a.)
altijd in hooge mate hebben bewaard. Om deze redenen moet
spreker dikwijls in menig opzicht in den Raad anders optreden
dan de andere Raadsleden wenschen. Al mag men dit ver-
oordeelen, dit is door spreker ernstig gemeend en in geen geval
wenscht spreker daarmede demagogie uit te oefenen. Spreker
blijft zijn eigen meening verkondigen, maar wanneer die niet
gelijk was aan de meening van hen, die hem hierheen gezonden
hebben, zou hij heengaan.
De heer van Oyen onderschat niet de waarde van de be
zwaren, door den Voorzitter aangevoerd tegen sprekers voor
stel (N°. 14) in zake het uur, waarop de Raad vergadert, maar
acht ze niet van dien aard, dat spreker op grond daarvan
bereid zou zijn het voorstel in te trekken, vooral omdat uit
zonderingen altijd mogelijk zijn. Spreker betreurt het alleen,
dat de Voorzitter met geen woord is ingegaan op de bezwaren,
die voor spreker de aanleiding tot de indiening van het voor
stel zijn geweest.
De Voorzitter heeft het alleen nagelaten om tijd te besparen,
maar niet, omdat hij die bezwaren niet gevoelt.
De heer van Oyen zegt, dat deze bezwaren voor hem buiten
gewoon zwaar wegen. Een vroeger raadslid, lid van een andere
dan sprekers partij, heeft in een jaar 70.moeten bijleggen;
een dergelijken toestand kan men niet goed noemen.
Wanneer de Raad sprekers voorstel (N°. 14) verwerpt
en spreker twijfelt niet, of de Raad zal dit doen hoopt
spreker bij een volgende gelegenheid voor te stellen het
presentiegeld te verhoogen of een vergoeding toe te kennen
voor het bijwonen van commissievergaderingen, welke over
dag worden gehouden.
Ten aanzien van zijn voorstellen (Nis. 15 en 16) in zake de
tarieven heeft spreker geconstateerd, dat de meerderheid
van het College en de meerderheid van den Raad ongeveer
hetzelfde standpunt innemen als in 1938. Hoewel de Memorie
van Antwoord spreekt van practische onuitvoerbaarheid,
heeft de Wethouder van Financiën voornamelijk gewezen
op de moeilijke en uitgebreide administratieve bemoeiingen,
welke aan de uitvoering van de voorstellen zouden verbonden
zijn. Spreker wil niet ontkennen, dat er administratief werk
aan verbonden zou zijn. In eersten termijn heeft spreker
plaatsen genoemd, waar een als door hem gewenschte regeling
wordt toegepast en gistermorgen vermeldde een bepaald
orgaan, dat de gemeenteraad in een dezer plaatsen (Brunsum)
de regeling had gecontinueerd. Vooral ook omdat er onder
die plaatsen zijn, die een ongeveer gelijke grootte als Leiden
hebben, acht spreker de bezwaren niet zoo groot, dat het niet
de moeite zou loonen die administratieve bemoeiingen er aan
te geven.
Dat de voordeelen voor de groote gezinnen betrekkelijk
gering zouden zijn, kan spreker niet beamen; men heeft het
betrekkelijk zelf in de hand, doordat men de grootte van de
reductie kan bepalen. De Wethouder heeft gevraagd: waarom
de groote gezinnen alleen en niet de minvermogende kleine
gezinnen en waarom ook niet de ouden van dagen en de ge-
brekkigenMen zou zoo kunnen doorgaan, maar als men
het een niet doen wil, moet men dan ook het ander ongedaan
laten en moet er dan in het geheel niets gebeuren!
Spreker meent in eerste instantie te hebben aangetoond, dat
zware lasten drukken op de groote gezinnen en vooral op de
minder goed gesitueerde groote gezinnen. Daarin ziet spreker
voldoende reden om den hoofden van groote gezinnen de
helpende hand te bieden, ook als compensatie voor de abnor
male indirecte belastingen, welke zij hebben te betalen. Men
heeft meermalen betoogd, dat de bedrijven de kurk zijn,
waarop de gemeente drijft. Wanneer in het algemeen deze
tarieven dalen, zal de belasting omhoog gaan. In de tarieven,
zooals die op het oogenblik zijn, kan spreker geen progressie
en kinderaftrek vinden. Bij de belastingheffing is dit, hoewel
naar sprekers meening nog niet voldoende, wel het geval.
Spreker betreurt het, dat de Raad op dit punt de Katholieken
vrijwel alleen laat staan, wanneer het er om gaat, in dit op
zicht iets voor de groote gezinnen te bereiken. Zou het zóó
lang duren, totdat het aantal doodkisten in ons land het
aantal wiegen gaat overtreffen, totdat men maatregelen gaat
nemen om het vormen van groote gezinnen te bevorderen?
Maatregelen zooals men genoodzaakt is geweest in het buiten
land te nemen.
De heer Eskens is den Wethouder van Fabricage dankbaar
voor diens antwoord op de vraag omtrent de voor den bouw
van het Stadhuis gebruikte tegels, die niet van Nederlandsch
fabrikaat zijn. Zeker bij den bouw van een Stadhuis door een
gemeente moet deze daarmede toch in de eerste plaats reke-
Gcmeente-begrooting Algemecnc beschouwingen.
(Eskens e.a.)
ning houden, maar waar dit volgens den Wethouder niet
mogelijk was, moet spreker zich daarbij neerleggen.
Inzake het voorstel-Schüller (N°. 7) om de resultaten van
de woningtelling aan de Raadsleden toe te zenden en voor
openbare kennisneming beschikbaar te stellen, heeft spreker
verklaard, dat hij met dit voorstel wel kan meegaan, wanneer
dit onmiddellijk eenig nut kan afwerpen en daaraan in het
geheel geen of slechts geringe kosten zijn verbonden. Waar
spreker van den Wethouder vernomen heeft, dat het nut
hiervan niet groot is, en dat publicatie van die telling wel
4.000.ineens zou kosten benevens 2.000.per jaar,
kan hij natuurlijk niet met dit voorstel meegaan.
Spreker heeft tot zijn spijt van Wethouder van Stralen
gehoord, dat de fusie van de diensten van Sociale Zaken en
Maatschappelijk Hulpbetoon voorloopig van de baan is,
voornamelijk omdat er geen gebouw voor beschikbaar is.
De Voorzitter: Niet van de baan is, maar niet zoo snel zal
gebeuren.
De heer Eskens zegt, dat wanneer zulk een gebouw nog moet
worden opgericht spreker weet niet eens of er plannen voor
zijn dit toch wel eenige jaren kan duren. Kan daarom toch
die reorganisatie niet doorgaan? Spreker noemt als gebouw
voor dezen dienst het oude gymnasium; dit is wel niet meer
eigendom van de gemeente, maar kan de gemeente dit niet
van het Rijk in huur krijgen, zoodra de thans daarin geves
tigde vakschool er uit is? Ondertusschen kan die reorganisatie
voorbereid worden.
Enkele Raadsleden hebben spreker gevraagd of tegen de
hooge uitgaven op hoofdstuk III (Politie) werkelijk niets te
doen was. Spreker heeft daarop geantwoord, dat daaraan
naar zijn meening inderdaad niets te doen is. Wat de politie
betreft, zijn de verschillende gemeenten niet met elkaar te
vergelijkendaarom is op dit punt een vergelijking van Leiden
met andere gemeenten, zooals in het Algemeen Verslag voor
komt, niet juist. De politie is eenmaal een duur apparaat. Er
is ook gezegd: de combinatie van politie en brandweer heeft
dien dienst duur gemaakt, misschien zijn de uitgaven voor de
politie daardoor iets gestegen, maar men vergete niet, dat
men thans een goede en goed geoutilleerde brandweer heeft.
Spreker, die i 35 jaar bij de politie heeft gediend in Leiden
en elders, weet, dat zij altijd en overal de „kwade hond" is,
vooral in den tegenwoordigen tijd, nu bijna iedereen weieens
bekeurd wordt. Het is zeer wel mogelijk, dat er onder de 150
agenten in Leiden enkelen zijn, van wie men zegt, dat de
schaaf er weieens over mocht gehaald worden, maar ten slotte
zijn het allen menschen en daarom is het te begrijpen, dat
een agent wel eens minder goed optreedt en bij een ongeval
iemand bij den arm pakt en buiten het gelid zet. De opmerking
van dien aard, welke in het sectie-verslag is gemaakt, vindt
spreker daar dan ook niet op haar plaats. De leden, die derge
lijke klachten te berde hebben gebracht, hadden zich, desnoods
schriftelijk, tot den commissaris van politie kunnen wenden;
het is spreker bekend, dat elke klacht over een agent ter dege
wordt onderzocht.
Op het bezit van gasmaskers blijkt de burgerij zelf geen
prijs te stellen. Een maand geleden vernam spreker van een
Burgemeester uit een gemeente met ruim 100.000 zielen, dat
daar ter plaatse 7 gasmaskers door de gemeentenaren waren
gekocht, nadat de gemeente nog wel de burgerij had geani
meerd om gasmaskers te koopen. Het zou zonde zijn, wanneer
de gemeente Leiden geld voor gasmaskers uitgaf, al zou het
ook zijn ter wille van menschen, die zelf geen gasmasker
kunnen betalen.
Tegen het des Zondags houden van optochten met muziek,
ontplooide vaandels en banieren met propagandistische op
schriften en leuzen hebben niet alleen menschen, die een
christelijke overtuiging zijn toegedaan, maar zelfs menschen
van zeer liberalen huize bezwaar. Het is geen kwestie van
„Christelijk" of „niet-Christelijk", het gaat om een algemeen
menschelijk gevoel: men wil het niet.
Ten slotte dankt spreker den Voorzitter voor het antwoord
op de vraag in zake het te werk stellen van gepensionneerden
op het distributiebureau. Men had spreker medegedeeld,
dat daar en ook op het bureau voor de kostwinnersvergoedin
gen enkele personen waren aangesteld, die inderdaad van hun
pensioen zonder meer konden bestaan.
De Voorzitter zal hiernaar een onderzoek instellen, indien
de heer Eskens aan spreker de namen van bedoelde personen
mededeelt.
De heer Eskens zal dit doen.
De heer Key gevoelt zich tot zijn groote spijt verplicht met