330 DONDERDAG 21 DECEMBER 1939. Gemeente-begrooting Algcmeene beschouwingen. (Voorzitter e.a.) indien men, alvorens tot de indiening van een dergelijk voor stel over te gaan, ook met spreker overleg wilde plegen over de wijze, waarop dit zou kunnen geschieden. De heer van Eek zegt, dat de strekking van zijn motie (No. 1) betreffende het houden van optochten op Zondag is bevordering van de rechtsgelijkheid. De ingezetenen moeten het recht hebben, den Zondag te besteden zooals zij zelf willen. Nu heeft spreker één uitzondering gemaakt, n.l. voor den Zondagochtend; spreker wenscht Leiden, wat optochten betreft, voor den Zondagochtend niet tot een eiland te maken, maar in den middag en den namiddag moet de vrijheid om optochten te houden, bestaan. De heer Parmentier heeft spreker verzocht deze motie in te trekken, en heeft den vrijzinnig-democraten en den heer van Bemmelen verzocht, niet voor de motie te stemmen, maar tot sprekers verwondering heeft hij zich niet gericht tot de roomsch- katholieken, die in dit opzicht de grootste zondaars zijn. In het Zuiden van het land zijn de Zondagen feestdagen; op deze dagen worden daar de kermissen gehouden. De katholieken maken zich dus het meest schuldig aan ver storing van de Zondagsrust. Het eigenaardige is, dat de katholieken in Leiden opkomen tegen de houding van de sociaal-democraten, terwijl zij buiten Leiden (in Zoeter- woude) op Zondagmiddag optochten houden met muziek corpsen. Dit lijkt spreker toe een onwaarachtige houding te zijn. Met deze motie bedoelen de sociaal-democraten natuurlijk niet te bereiken, dat telkens optochten op Zondag worden gehouden, maar er kunnen zich gevallen voordoen, dat men niet op andere tijden een optocht kan organiseeren, b.v. wanneer men centrale optochten wil houden, waaraan ook inwoners van andere gemeenten kunnen deelnemen. Het is natuurlijk niets anders dan het uitspreken van een wensch van den Raad; spreker weet te goed, dat de Burge meester beslist over de vraag, of al of niet een optocht met muziek op Zondag zal worden gehouden. De Zondagswet wordt nergens geheel uitgevoerd en voor zoover zij toe gepast wordt, hangt de uitvoering af van de plaatselijke omstandigheden. De Burgemeester heeft gezegd, dat hij zich wil richten naar de uitspraak van den Raad en daarom heeft spreker deze motie (No. 1) ingediend, welke hij niet wil intrekken. Bij de indiening van zijn motie (No. 2) in zake de be noemingen in gemeentelijke commissies heeft spreker niet in de eerste plaats gedacht aan de Raadscommissies. Inder daad acht spreker het gewenscht, dat in de Raadscommissies zooveel mogelijk vertegenwoordigers van alle maar aller eerst van de groote fracties worden opgenomen, ten einde de samenstelling van deze Commissies zoo veelzijdig en deugdelijk mogelijk te doen zijn. Het is niet sprekers be doeling de kleine fracties te passeeren. De ongelijke wijze, waarop men is opgetreden bij de be noeming van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs en van het College van Curatoren van het Stedelijk Gymnasium, heeft spreker doen besluiten deze motie in te dienen. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs was indertijd zeer eenzijdig samengesteld en toen heeft de Raad in afwijking van de aanbeveling van de Commissie den heer van Es daarin benoemd, niet, naar spreker gelooft, omdat deze bijzonder uitmuntte boven de anderen, maar wel omdat de Anti-Revolutionnaire Partij meende, dat haar richting er recht op had in deze Commissie vertegen woordigd te zijn. Deze motie (No. 2) richt zich hiertegen, dat men zegt (gelijk de Raad eenmaal gedaan heeft): Curatoren bevelen die en die personen aan, het zijn menschen, die voor de functie geschikt zijn en dus zijn wij verplicht hen te be noemen. Reeds in eersten termijn heeft spreker gezegd, dat, indien een commissie min of meer eenzijdig is samengesteld, men het gevaar loopt, dat bij het opmaken van de aan bevelingen niet wordt gelet op bekwame personen,-behoorende tot een andere richting dan die, welke reeds in de commissie is vertegenwoordigdover het algemeen kent zoo'n commissie die personen niet. Het is een menschelijke eigenschap, dat men iemand, met wien men het eens is, intellectueel hooger aanslaat dan een ander. Vroeger hebben de anti-revolutionnairen, de christelijk- historischen en de roomsch-katholieken er onder geleden, dat de meeste commissies uit liberalen waren samengesteld en dat zij zeer moeilijk een hunner benoemd konden krijgen. Deze motie bedoelt dus de mogelijkheid te scheppen in gevallen, waarin commissies zoodanig zijn samengesteld, dat bepaalde geestesrichtingen dit heeft met machts wellust niets te maken; spreker heeft het ook niet over Gemeentc-begrootinq Alqemcene beschouwingen, (van Eek e.a.) politieke richtingen daarin niet vertegenwoordigd zijn, van de aanbevelingen van die commissies af te wijken. De socialisten vertegenwoordigen op het gebied van het onderwijs een speciale richting. Men mag aannemen, dat het bij een onderwerp, dat de paedagogische inzichten raakt, wel belangrijk is, dat ook de socialistische geestesrichting is vertegenwoordigd. Spreker hoopt dat de Raad daarmede bij een volgende benoeming rekening zal houden. Volgens den Voorzitter kan spreker zijn motie (No. 3) betreffende het plegen van overleg met de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten in zake de stijging der kosten van levensonderhoud, wel intrekken, omdat dit doel in hoofdzaak bereikt is. Spreker heeft in eerste instantie zijn dankbaarheid uitgesproken voor de toegekende verhooging der uitkeeringen, omdat openbare colleges dikwijls buiten gewoon hard optreden, nu trof het spreker dat hier een maatregel werd genomen om de werkloozen in dezen moei lijken tijd eenigszins tegemoet te komen. Nu spreker echter de beslissing van de Regeering wat duidelijker voor oogen heeft kunnen krijgen, is sprekers geestdrift wel eenigszins gedaald. Dit beteekent niet, dat de werkloozen ten volle 5 meer krijgen dan wat zij tot nu toe ontvingen; zij krijgen slechts meer 5 van het netto-bedrag; dat wil zeggen: van de bijverdiensten en hun bij-inkomsten wordt niet 5 meer gegeven. De Regeering stelt zich blijkbaar op het standpunt, dat zij alleen maar 5 meer uitkeert van hetgeen zij zelf tot nu toe gaf. Het resultaat daarvan is, dat de werk loozen met bijverdiensten en bij-inkomsten niet ten volle 5 van de tot nu toe door hen genoten totale inkomsten er bij zullen krijgen. Met andere woorden: door de prijs stijging komen de werkloozen op het oogenblik, niettegen staande den toeslag van de Regeering, toch in slechtere omstandigheden. Dit acht spreker in deze omstandigheden buitengewoon te betreuren. Deze prijsstijging bedraagt trouwens reeds meer dan 5 en men weet niet, of ze nog niet grooter zal worden. Wanneer spreker dit geweten had, zou hij misschien eenigszins anders hebben gesproken. Bovendien staat men voor de mogelijkheid, dat de loons- verhooging weer tot verdere prijsstijging leidt. Spreker weet dat deze zaak afhangt van de beslissing van de Regeering, maar het is de taak van de gemeente om in dit opzicht niet eenvoudig passief te zijn, maar om te doen wat noodig is. Met opzet heeft spreker de redactie van zijn motie (No. 3) in overeenstemming gebracht met die van de motie, door den gemeenteraad van Zaandam aangenomen, omdat hij weet dat de tegenwoordige Burgemeester van Zaandam, Mr. In 't Veld, wiens stijl spreker in deze motie leest, een zeer voorzichtig en correct man is, die toch ook meent, dat het in deze buitengewone omstandigheden de plicht van de gemeente kan zijn zich tot de Regeering te wenden. Te recht wordt in de uitvoerige toelichting van de Zaan- damsche motie er op gewezen, dat loonsverhoogingen grootere duurte veroorzaken, die op haar beurt weer leidt tot loons verhoogingen, zoodat de weg van de loonsverhoogingen veel kost en niet leidt tot het gewenschte doel, waarom het beter zou zijn, indien de Regeering trachtte de prijzen te stabiliseeren. Spreker is dan ook niet geneigd zijn motie (No. 3) in te trekken, maar meent, dat de gemeente in dezen wel degelijk een taak heeft en ook, dat het besluit van de Regeering nog niet ten volle voorziet in datgene, wat de sociaal-democratische fractie wenscht. Spreker trekt thans zijn voorstel (No. 4) in zake het toe kennen van medezeggenschap aan het gemeentepersoneel, na de toezegging van den Wethouder, in. De Voorzitter constateert, dat het voorstel van den heer van Eek (N°. 4), luidende: ,,De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders het advies in te winnen van de Algemene Ambtenaren- en Werklieden-Commissie over de vraag, of het gewenst is en zoo ja, op welke wijze, het personeel der gemeente mede zeggenschap toe te kennen bij het algemeen beheer der gemeentelijke diensten en bedrijven, en dit advies over te leggen aan den Raad," is ingetrokken. De heer van Eek wenscht vervolgens eenige algemeene zaken te behandelen. De Voorzitter heeft gemeend uit de debatten te moeten opmaken, dat de Raad niet afkeerig is van bezuiniging. Het is mogelijk, dat de meerderheid van den Raad op dit standpunt staat, maar spreker wenscht namens zijn fractie op dit punt groote reserves te maken. Spreker zegt niet bij voorbaat, dat zijn fractie niet te vinden is voor bezuiniging, indien zij kan worden toegepast zonder groote belangen te schaden, maar hij wenscht ook niet, dat de Voorzitter aanneemt, dat de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 22