DONDERDAG 21
DECEMBER 1939.
329
Gemcente-begrooting Algemecne beschouwingen.
(Voorzitter e.a.)
heeft zonder eenig bezwaar een toegangsbewijs kunnen
krijgen.
De heer Snel zegt, dat dit absoluut onjuist is.
De Voorzitter heeft het kaartje in zijn bezit; het is gegeven
zonder dat de minste voorwaarde gesteld is.
De heer Snel zegt, dat voor die opvoering niet eens kaartjes
verkocht zijn.
De Voorzitter heeft ernstig bezwaar tegen uitbetaling van
de kostwinnersvergoeding door de vakbonden. De uit
betaling zou dan immers over verscheidene kassen moeten
loopen, hetgeen zeer onwelkomen administratieven romp
slomp zou geven. Het Verificatiebureau van de gemeente
en het Rijksaccountantsbureau controleeren de uitbetaling
en beide zouden vermoedelijk bezwaar maken tegen de
extra-contröle, die dan weer noodig zou zijn en ongetwijfeld
geld zou kosten. In verband met de vele zakenverloven
ondergaan de kostwinnersvergoedingen mutaties; ook op de
zittingen zelf worden nog vaak mutaties aangebracht, die
alleen aan te brengen zijn door ambtenaren, die daarin
geverseerd zijn. Geschiedde dit door de bonden, dan zou
men voortdurend het risico loopen, dat te veel werd uit
betaald. Ook zijn tal van inlichtingen noodig; bij de uit
betaling worden aldoor inlichtingen gevraagd. De thans
met dit werk belaste ambtenaren kunnen die geven, de vak
bonden kunnen het niet zoo goed; bij een onderhoud, dat
spreker daarover met vertegenwoordigers van de vakbonden
heeft gehad, is hem wel gebleken, dat de vakbonden niet
altijd zoo goed ingelicht zijn. De vakbonden hebben spreker
verklaard, dat zij den band met de leden en hun vrouwen
gaarne wilden bewaren en zich op het standpunt stelden,
dat zij voor de gezinnen van hun leden hadden te zorgen.
Dit behoort echter tot sprekers plicht en verantwoordelijk
heid en dit wil spreker niet van zich afschuiven. Nu is de
heer Snel volmaakt tevreden over de wijze, waarop liet
geschiedt. Is de heer Snel dan zoo jaloersch op spreker,
dat het spreker zelf gelukt een organisatie in het leven te
roepen, welke die menschen volmaakt bevredigt? Waarom
wil de heer Snel dit van spreker afnemen? Spreker stelt
het zeer op prijs, dit zelf te doen en hij wil dit zelf blijven
doen.
De heer Snel zegt, dat de vakbonden bij de indiening van
dit verzoek niet konden bevroeden, dat het zoo goed zou gaan.
De Voorzitter heeft het toen gezegd: het gaat goed.
De heer Eikerbout heeft gesproken over het oppervlakte
tarief; spreker verzoekt hem daarop terug te komen bij de
behandeling van het tariefvoorstel, dat binnenkort in den
Raad in behandeling zal komen.
In zake het rondbrengen van brieven door jongste be
dienden heeft de heer Eikerbout eenige dingen te berde
gebracht, die spreker thans wil rechtzetten. Den jongsten
bedienden is niet medegedeeld, dat zij den voor dit werk
noodigen tijd zouden terugkrijgen in vrijen tijd; zij weten
bij hun aanstelling, dat het hun plicht is de brieven rond
te brengen. Het is een heel gewoon verschijnsel voor alle
jongste bedienden. De heer Eikerbout heeft een ernstig
bezwaar gemaakt, dat alleen ernstig zou zijn, indien het
waar was: wanneer een jongste bediende in de avonduren
een cursus volgt, wordt daarmede door zijn superieuren
volmaakt rekening gehouden. Mocht dit naar de meening
van den heer Eikerbout niet zoo zijn, dan zal spreker gaarne
de gevallen vernemen; volgens de instructies moet men er
wel rekening mede houden.
Naar spreker vermoedt, doelde de heer Eikerbout,
sprekende over den dienst, die het personeel van de Licht
fabrieken bij de luchtbescherming doet, op de personen,
die gevraagd hebben bij de luchtbescherming buiten de
Lichtfabrieken dienst te mogen doen. Daartoe kan geen
vergunning worden verleend, want indien de Lichtfabrieken
de menschen noodig hebben, maar hen niet kunnen krijgen,
doordat zij zich op een andere plaats in dienst van de lucht
bescherming hebben gesteld, is het mogelijk, dat men niet
kan voorzien in de behoefte, die men aan hen heeft.
De heeren Lombert en Piena namen het op voor de Leide-
naren onder de meteropnemers en klaagden over de schriele
betaling van den arbeid dezer menschen. Men dient echter
te bedenken, dat het werk van deze meteropnemers geen
dagtaak oplevertmen draagt hun het werk alleen op, omdat
men hen wil helpen; men had hun diensten niet noodig en
heeft het hun alleen gegeven als tegemoetkoming. Men heeft
hun den raad gegeven, zich in de buitengemeenten te vestigen
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Voorzitter.)
en te trachten er iets bij te verdienen, zoodat zij een volledig
bestaan vinden; het is voor de Lichtfabrieken echter niet
mogelijk hun een volle dagtaak te bezorgen.
Gaarne wil spreker overwegen of het mogelijk is te vol
doen aan het verzoek van den heer Piena om een staat van
de verdiensten van deze meteropnemers over te leggen.
Het loon is niet zoo slecht voor menschen, die geen dagtaak
hebben. Een gemobiliseerde niet-Leidenaar onder hen heeft
twee dagen zakenverlof per maand gevraagd en daarmede
is het zaakje voor hem klaar; hij laat door een van zijn
kinderen het werk doen en het loopt best. Après tout zijn
de inkomsten toch niet zoo gering, wanneer de jaarlijksche
inkomsten loopen van 486.tot 1200 en zooveel gulden toe.
Wat de heeren Eskens en Tobé hebben gezegd over de aan
stelling van gepensionneerden bij het distributiebureau, is
niet juist. Bij den dienst is slechts een gepensionneerde
aangesteld, die van zijn pensioen alleen niet leven kan,
er op deze wijze iets bijverdient, maar zeker niet komt tot
het salaris, dat hij vroeger heeft genoten. Het is spreker
niet bekend, dat op het distributiebureau gepensionneerden
werken, die onafhankelijk zijn en onafhankelijk van hun
verdiensten kunnen bestaan.
De heer Oostveen en enkele andere leden spraken over
de luchtbescherming. De luchtbescherming zal voornamelijk
zelfbescherming zijn en moet aan de burgerbevolking worden
overgelaten, voorzoover de gemeente zelf geen maatregelen
neemt. In de elf wijken, waarin de gemeente is ingedeeld,
zijn op het oogenblik 20 posten van de E.H.B.O.; er is dus
wel eenige hulp aanwezig. Al is het gewenscht, dat het
aantal posten wordt uitgebreid, spreker wil niet zeggen,
dat zekere uitbreiding geleidelijk aan zal volgen. De Raad
heeft spreker reeds eenige credieten voor de luchtbescherming
verleend, maar ze bezwaren spreker zeer, omdat hij ze over
schrijdt en moet overschrijden; binnenkort zal spreker
den Raad vergrooting van de credieten vragen. De kosten
van de luchtbescherming zijn verschrikkelijk hoog en vallen
verschrikkelijk tegen. Toch kan men het met zijn geweten
niet overeenbrengen, niet alles te doen, wat eenigszins
mogelijk en redelijk is.
Op het oogenblik stelt geen enkele gemeente gasmaskers
ter beschikking; het Rijk, dat ook geen gasmaskers ter be
schikking stelt, heeft den aankoop er van voor het publiek
vergemakkelijkt, maar van deze gelegenheid heeft men een
ontstellend gering gebruik gemaakt. Ook de bevolking blijkt
dus meer of minder onder den indruk gekomen te zijn van
hetgeen de Minister van Binnenlandsche Zaken gezegd heeft,
toen hij de gedachte gewekt heeft, dat het met de gas
aanvallen in Nederland nog wel zal losloopen. Men zou
er echter toch niet over kunnen denken, aan de geheele
bevolking gasmaskers uit te reiken, zelfs op beperkte
schaal.
Indien de heer Oostveen meer oefeningen van de blokken
wenscht, heeft hij groot gelijk, maar laat hij zich dan eens
wenden tot de wijkhoofden en hen aansporen, daarvan meer
werk te maken. Dezen zijn echter nog niet lang in functie
en het zal dus wel eenigen tijd duren. De wijkhoofden moeten
echter daaraan wat meer doen.
Volgens den heer Oostveen doet het Rijk niets aan de
luchtbescherming. Het Rijk heeft echter belangrijke be
dragen beschikbaar gesteld; de gemeente krijgt spuiten,
gasmaskers, gaskleeding; sirenes zijn door het Rijk aan
gebracht. Men kan dus niet zeggen, dat het Rijk zich hiervan
niets aantrekt.
De heer van Weizen vroeg naar schuilkelders. De gemeente
Leiden maakt alleen hier en daar enkele schuilplaatsen. Er
worden echter niet overal in de stad schuilkelders ingericht,
ook niet daar, waar ze geschikt zijn te maken, maar alleen
hier en daar.
Spreker dankt de Raadsleden, die een woord van dank
en van bewondering hebben uitgesproken voor de ambte
naren. Inderdaad, in den laatsten tijd is veel van de ambte
naren gevergd, los van de begrooting, doordat er ambtenaren
gemobiliseerd waren en de anderen daardoor overwerk
moesten verrichten. Spreker heeft de grootste bewondering
voor den ijver en de toewijding, waarmede zij dit alles op
zich genomen hebben, zonder morren en klagen, maar met veel
energie. Namens die ambtenaren dankt spreker de Raadsleden
voor die waardeerende woorden.
Ten slotte wenscht spreker iets te zeggen over het ambts
gebed. Naar sprekers meening hebben degenen, die dit ter
sprake gebracht hebben, bedoeld, dat over deze quaestie
verschillende leden, die daaraan behoefte gevoelden, iets
zouden kunnen zeggen, teneinde de gevoelens op dit punt
eens te peilen. Het College laat de beslissing dus geheel aan
den Raad over. Indien men echter met een voorstel dien
aangaande denkt te komen, zou spreker het op prijs stellen,