DONDERDAG 21 DECEMBER 1939. 323 Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (van Stralen.) deze arbeiders werken op het oogenblik nog in deze fabrieken. Wanneer men in Leiden meer werk had gemaakt van de vakopleiding voor textielarbeider zou zich vanzelf een arbeidsreserve hebben gevormd, die bij de grootere be drijvigheid werk in de fabrieken zou hebben gevonden. Er is thans een begin van een vakopleiding voor textiel arbeider. Ra veel moeite is het gelukt de medewerking van de fabrikanten te verkrijgen voor de instelling van een avondcursus in theorie, welke cursus aan de Ambachtsschool is verbonden. Het is naar sprekers meening niet voldoende, maar hij hoopt, dat deze cursus zal mogen uitgroeien tot een behoorlijke gelegenheid voor vakontwikkeling en vak opleiding, ook voor textielarbeiders. Voor een stad als Leiden, die altijd bekend en vroeger zelfs beroemd was om haar textiel, haar laken en haar wol, is het zaak te trachten, zooal niet geheel dezelfde beteekenis, dan toch een stuk van die vroegere positie terug te verkrijgen, zoodat het Leidsch textielbedrijf weer overal met roem mag worden genoemd. De heer Beekenkamp en mevrouw de Cler hebben ge sproken over de opleiding tot dienstbode. In het midden latende, wie van beiden geüjk had, de heer Beekenkamp met zijn aandrang tot deze opleiding, of mevrouw de Cler met haar bezwaren daartegen, deelt spreker alleen mede dat door het gemeentebestuur in 1937 via de Commissie voor Ontwikkeling en Ontspanning getracht is, een cursus voor dienstbode in het leven te roepen, welke poging echter absoluut is mislukt, waarschijnlijk omdat de Leidsche meisjes aan fabrieksarbeid de voorkeur geven boven het aanvaarden eener huishoudelijke betrekking. Spreker is het echter wel eens met mevrouw de Cler, dat de afhankelijke positie van het huispersoneel in het algemeen en de uit sluiting van de sociale rechten, die elke andere arbeider heeft, een van de oorzaken is van de geringe animo bij de meisjes in het algemeen om het vak van dienstbode te aan vaarden. De heer Beekenkamp vraagt voorts meer plannen en voornemens tot opneming van de arbeiders in de bedrijven en hij wijst op de desbetreffende circulaire van den Minister aan de gemeentebesturen. Aan deze zaak wordt intensief gewerkt; de Directeur van de Arbeidsbeurs heeft van het College opdracht gekregen om zooveel mogelijk en zoo snel mogelijk contact te zoeken met de werkgevers, ten einde te trachten op deze wijze openkomende plaatsen in werkplaatsen en fabrieken te doen bezetten door arbeiders, die daarvoor beschikbaar zijn. Een groot bezwaar daarbij is, dat den Dienst van de Arbeidsbemiddeling eigenlijk de tijd ontbreekt, zich intensief met deze zaak in te laten. De ambtenaren van dezen dienst zijn veel te sterk bezet met allerlei steunaange- legenheden; een groot deel van de bemoeiingen van het hoofd van deze Afdeeling bestaat in het plaatsen van de arbeiders aan de verschillende werkverschaffingen. Men zou dit ook arbeidsbemiddeling kunnen noemen, maar daaraan zit toch iets verkeerds; de Arbeidsbemiddeling heeft een andere taak en onder deze omstandigheden kan die taak zich niet ontplooien; alleen dan wanneer die dienst zal zijn losgemaakt van de werkloosheidszorg, hetgeen bij de reorgani satie ook in het voornemen ligt, en zelfstandig zal zijn, zal het mogelijk zijn al deze zaken, waaronder ook de analyse van de arbeidsmarkt door den heer Beekenkamp genoemd, ter hand te nemen en aandacht te besteden aan de plaatsing van arbeiders. Dit zal een van de middelen zijn om nieuwe werkloosheid te voorkomen. Bij de behandeling der begrooting voor 1939 is op het beleid van het College ten aanzien van de werkverschaffing nog al wat critiek geoefend; men heeft toen het College een tamelijk groot zondenregister voorgehouden. Deze critiek vond haar bekroning in een motie van den heer Beekenkamp, die tenslotte door den Raad zonder hoofdelijke stemming, dus met algemeene stemmen is aangenomen. Dit was een buitengewoon succes voor den heer Beekenkamp, hetgeen ook bleek bij de door de Anti-Revolutionnaire Partij voor de gemeenteraadsverkiezingen gevoerde propaganda, waarbij het werd voorgesteld, alsof de werkverschaffing, die in den loop van 1939 haar beslag heeft gekregen, n.l. die aan het vliegveld Valkenburg, eigenlijk het gevolg was van den aandrang, te dien aanzien door den heer Beekenkamp op het College uitgeoefend, en alsof het College, zijn tekort komingen erkennende, in den kortst mogelijken tijd is over gegaan tot het brengen van de arbeiders in de werkver schaffing. Dit is niet geheel juist. De werkverschaffing vliegveld-Valkenburg houdt in geen enkel opzicht verband met het debat, bij de begrooting voor 1939 in den Raad gevoerd, maar was eenvoudig een gevolg van het feit, dat zich een gelegenheid voordeed voor de gemeente, om groote Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen, (van Stralen e.a.) aantallen werkloozen bij een Rijkswerkverschaffing te plaat sen; daaromtrent was bij de behandeling der gemeente- begrooting voor 1939 niets bekend en het was het consta- teeren van het feit, dat het gemeentebestuur bij de bestrijding van de werkloosheid gebruik maakt van elke gelegenheid, die zich daartoe voordoet, hetgeen in een stad als Leiden niet zoo vaak gebeurt. Het gemeentebestuur heeft met deze werkverschaffing op groote schaal nu ervaring op gedaan; ruim 65 van de gesteunde werkloozen konden te werk gesteld worden aan het vliegveld in Valkenburg. De opgedane ervaring is niet onverdeeld gunstig; en mag zeker geen aanleiding zijn, de werkverschaffing als zoodanig te idealiseeren. Moreele opheffing van de werkloozen door de tewerkstelling is naar sprekers meening niet bereikt. Er zijn veel klachten ingekomen, waaraan het College tot zijn spijt niet veel heeft kunnen doen. Deze klachten waren van verschillenden aard. Het spreekt vanzelf, dat aan accoord- werk in de werkverschaffing niet is te ontkomen en dat (er moet nu eenmaal in tarieven worden gewerkt) er dus verschil in loon is tusschen den eenen arbeider en den anderen in verband met de prestatie. Het mag echter volgens spreker niet voorkomen, dat bij een en hetzelfde werk loonverschillen van 6.7.en meer per week bestaan. Wanneer de verschillen zoo groot zijn, moet er inderdaad iets niet in orde wezen. Bij het plaatsen van een zoo groot aantal arbeiders in de werkverschaffing is het niet mogelijk alleen geschoolde, bekwame en voor het werk geschikte werkloozen aan te wijzen, zoodat er onder hen zijn, die het werk nog nooit hadden gedaan en dus niet konden presteeren, wat anderen deden. Het is daarom jammer, dat het niet mogelijk is, door het invoeren van verschillende tarieven voor betere soort arbeid, voor geschoolden, voor minder geschoolden en voor ongeschoolden te bereiken, dat degenen, die door gebrek aan lichaamskracht of door ongeschiktheid uit andere oorzaak niet met de geschoolde arbeiders gelijk op kunnen werken, een eenigszins draaglijk loon kunnen verdienen. De oorzaak ligt in de omstandigheid, dat bij de werkver schaffing de ploegen arbeiders zich zelf vormen; de besten zoeken elkaar op en sluiten de slechten welbewust van hun groep uit. Minder goede arbeiders komen daardoor te recht in bepaalde ploegen, bestaande uit menschen, over wie den laatsten tijd veelvuldig is geklaagd en die des Zaterdags met een loon van 12.14.naar huis gaan. Den laatsten tijd is er nog bijgekomen, dat door de buitengewoon ongunstige weersgesteldheid niet alleen het werk op zich zelf veel moeilijker is geworden, maar ook veel verzuim heeft plaats gehad; het is voorgekomen, dat er per week 10 en meer uren regenverzuim was. Degenen, die in normale omstandigheden geen behoorlijk loon kunnen verdienen, gaan in die bijzondere omstandig heden naar huis met een bedrag, dat geen loon mag worden genoemd. Het is in een week bij sterken regenval zoo geweest, dat spreker het niet voor zijn verantwoording heeft kunnen nemen. Spreker heeft de zaak in het College ter sprake gebracht en is naar Den Haag gegaan om te trachten van den Rijksdienst voor de Werkverschaffing gedaan te krijgen, dat de groep, die zoo ontzaglijk weinig had verdiend, dat het loon zeer beduidend was gebleven beneden het steun bedrag, in deze bijzondere omstandigheden een toeslag mocht worden toegekend. Het is niet gelukt. Men zegt weieens hemel en aarde te hebben moeten bewegen om iets gedaan te krijgen, maar in dit geval zpu spreker kunnen zeggen, dat men eerder hemel en aarde kan bewegen dan den Rijksdienst voor de Werkverschaffing afbrengen van het standpunt, waarop men zich bij dezen dienst heeft gesteld n.l. dat er een goed tarief is, de arbeiders maar moeten zien, hoe zij er mede uitkomen en het niet voor rekening van dezen dienst is, wanneer er onder hen zijn, die, hetzij doordat zij niet willen, hetzij doordat zij niet kunnen, niet aan een behoorlijk loon komen. Spreker acht dit een van de groote bezwaren, aan het systeem van werkverschaffing verbonden. Met alle kracht moet er naar worden gestreefd dergelijke gegronde klachten uit de wereld te helpen en te komen tot betere toestanden. Vrouwen komen zich bij den Wethouder beklagen over het loon, dat haar man heeft thuisgebracht en vragen of zij daarmede nu met haar gezin kunnen en moeten rond komen. De arbeiders, die Zaterdagsmiddags bij den Wet houder aan huis komen en hem hun loonzakjes toonen, waarop bedragen van 13.en 12.soms zelfs van 11.staan vermeld, maken het dienzelfden Wethouder weieens zeer moeilijk. Spreker betreurt het, dat de meening is büjven bestaan, dat het gemeentebestuur, wanneer het wilde, aan dergelijke zaken wel iets zou kunnen doen, terwijl in aangelegenheden, de werkverschaffing betreffende, de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 15