DONDERDAG 21 DECEMBER 1939.
321
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Wilbrink e.a.)
trachten de zaak te verbeteren? De heer van Stralen is, al
kan hij ook niet alles bereiken, te dien opzichte altijd diligent,
en spreker heeft wel eens betreurd, dat de heer van Stralen
altijd nog zijdelingsche aanvallen van den heer Snel heeft te
verduren, waar de Wethouder er altijd op uit is, die maat
regelen te verbeteren. Het is beter, die werkverschaffing niet
zonder meer af te wijzen, waar ze voor velen zegenrijke ge
volgen heeft gehad, maar te trachten in datgene wat niet ge
heel in orde is verbetering te brengen. Spreker erkent: het is
moeilijk, indien op een bepaald terrein 2.000 werklieden uit
allerlei branches, vakbekwame, minder vakbekwame en onbe
kwame, te werk worden gesteld; voor de werkleiding kon
men ook de meest aangewezen menschen, d.w.z. geschoolde
uitvoerders, niet vinden; het loon was niet van dien aard, dat
men daarvoor eerste klasse-krachten kon verlangen. Wie
eenig idee heeft van bedrijfsleiding en -van wat dit meebrengt,
kan begrijpen dat dit aanleiding geeft tot strubbelingen van
allerlei aard. Nu kan men de schuld geven aan de leiding, aan
de arbeiders of aan de tusschenpersonen, maar alles in aan
merking genomen, moet men erkennen, dat er zelfs bij de
allerbeste leiding nog conflicten zouden moeten ontstaan bij
zulk een massaal werk, waarbij zoovele elementen werkzaam
waren. Critiek is gerechtvaardigd, maar laat men nu niet
zeggen: wij willen daarmede niet te doen hebben, maar laat
men ter bevoegder plaatse trachten, er verbetering in te
brengen en tot een betere regeling te komen, waardoor ook
de werkverschaffing, die dan zooals de heer Snel zegt in een
slechten reuk is komen te staan, weer een betere naam zal krij
gen, en men toch, al zal nooit het volmaakte bereikt worden,
met een rustige hand weer zijn gang kan gaan. Spreker hoopt,
dat de heer Snel er toe zou kunnen komen zijn motie (N°. 10)
in te trekken, waar het College wat de gemeentelijke werkver
schaffing betreft, zeker alles zal overwegen en al het mogelijke
zal doen om te komen tot een andere wijze van uitvoering.
Maar laat men toch niet wegnemen de mogelijkheid, als die
er eventueel is, om verschillende werken uit te voeren.
De heer Beekenkamp heeft, niet in de eerste plaats tot de
christehjk-historische fractie, maar eigenlijk meer tot spreker,
die de verantwoordelijkheid daarvoor draagt, omdat hij toen
nog voorzitter van de fractie was, gezegd dat hij, waar de
Christelijk-Historische Unie de leuze aanhief: Heel de Kerk
en heel het volk, niet kon begrijpen dat de christelijk-histo-
risc.hen hadden kunnen medewerken aan de verkiezing va n
twee sociaal-democratische Wethouders. Spreker moet toe
geven: hij kan geen bewondering hebben voor het geluid, dat
de heer van Eek heeft doen hooren ten aanzien van zijn
republikeinsche gevoelens, waarbij hij zeide dat men het zeer
moest waardeeren, dat hij zich nederlegde bij de huldiging
van het constitutioneel Koningschap. Wèl heeft spreker
waardeering voor de uitspraak van den heer Verweij. Spreker
meent, dat men politiek geen zuivere onderscheiding kan
maken tusschen sociaal- of vrijzinnig-democraat of liberaal en
dat men zal rekenen met de christelijke gedachte. Spreker
hoopt, mede in verband met hetgeen gesproken is over het
ambtsgebed, dat hetgeen Jezus Christus den menschen heeft
geleerd, ook nog meer zal doordringen in de christelijke
partijen, en in het bijzonder in de Christelijk-Historische Unie.
In dit opzicht ziet spreker ook een kentering bij de sociaal
democraten speciaal op dit punt. Al zou daarbij dan de
Christelijk-Historische Unie ten onder gaan, en al mogen ook
de sociaal-democraten meenen, dat er een andere maatschappij
moet komen, daarmede zal spreker zich ook kunnen vereenigen
als die andere maatschappij maar doordrongen is van den geest,
die uitstraalt van het beginsel, dat Christus in deze wereld
heeft nedergelegd, n.l. dat wij zullen offeren en dienen. En als
men naar die maatschappij wil streven, waar bereidheid tot
het offeren en het waarachtig dienen in het algemeen belang
wordt gevonden, dan vraagt men niet: wat is in partij-politiek
opzicht het beste, maar: hoe kan men in de gegeven omstandig
heden daar het beste toe medewerken en hoe worden de ge
meentebelangen het beste gediend. Bij de beantwoording van
al deze vragen heeft de christelijk-historische fractie moeten
concludeeren, dat het gemeentebelang zuiver en alleen mee
bracht, mede te werken aan de benoeming van twee sociaal
democratische Wethouders, daar zij overtuigd was dat een
geheel rechtsch College niet in het belang van de gemeente
Leiden zou zijn.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
avonds te 8 uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
18 December 1939 op Donderdag 21 December 1939,
des avonds te 8 uur.
Afwezig is thans de heer Idenburg.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer van Stralen spreekt zijn voldoening uit over de
zakelijke en gematigde wijze, waarop de debatten bij de
algemeene beschouwingen over de begrooting voor 1940 zijn
gevoerd. De nu gevoerde debatten staan in scherpe tegen
stelling tot die, welke bij de algemeene beschouwingen over
de begrooting voor 1939 zijn gehouden en waarin meermalen
persoonlijke aanvallen werden gedaan en onaangename
incidenten voorkwamen. Spreker prijst zich gelukkig, dat
de nu gevoerde debatten bij de vorige zeer gunstig afsteken.
In tegenstelling met den vorigen keer, toen wel aanvallen
zijn gedaan op de groote uitgaven voor de sociale zorg van
de gemeente, hebben nu alle sprekers, die in verband met
den financieelen toestand der gemeente op versobering en be
zuiniging hebben aangedrongen een uitzondering gemaakt voor
de werkloosheidsuitgaven; men blijkt nu van oordeel te
zijn, dat deze uitgaven behooren tot de meest noodzakelijke,
waaraan niet mag worden getornd. Het verheugt spreker
zeer, deze zeer hooge, maar absoluut noodzakelijke uitgaven
niet te behoeven te verdedigen.
De heer Beekenkamp, die critiek oefende op de langzame
wijze van werken van het College, heeft daarbij voor wat
sprekers afdeeling aangaat als voorbeelden op het terrein
van de sociale zorg van de gemeente genoemd: de school-
tandverzorging, de zorg voor onvolwaardigen en de samen
voeging van den dienst voor Sociale Zaken met dien van
Maatschappelijk Hulpbetoon. Deze voorbeelden deden spreker
eenigszins vreemd aan, ook al omdat de heer Beekenkamp
zelf zei persoonlijk geen voorstander te zijn van verschillende
onderwerpen, door hem als voorbeelden genoemd. Zaken,
die men niet wenscht, kunnen naar sprekers oordeel nooit
te lang wegblijven. Het College kan de critiek van den heer
Beekenkamp op dit punt niet aanvaarden.
De zorg voor onvolwaardigen, zegt het College in de
Memorie van Antwoord, is een moeiüjk vraagstuk met vele
kanten. Een van deze kanten is de financieele zijde. De zorg
voor onvolwaardigen, de zorg voor geestelijk misdeelden en
voor zwakzinnigen zijn elk op zich zelf van groot belang en
het spijt spreker wel zeer, dat deze zaken nooit de belang
stelling van vorige Colleges in andere samenstelling hebben
gehad. Nu deze zaken meer in de bemoeiing van de gemeente
lijke overheid worden getrokken, nijpt het met de financiën
en zijn de financieele moeilijkheden voor een groot gedeelte
de oorzaak van het traineeren van deze dingen.
De studiecommissie, welke verleden jaar daartoe door
het College is ingesteld, heeft haar rapport in zake de zorg
voor geestelijk onvolwaardigen ingediend. De zaak is daarna
herhaaldelijk in het College besproken, maar voornamelijk
door de financieele bezwaren kon men in het College nog
niet tot eenstemmigheid komen, hetgeen natuurlijk vertraging
ten gevolge heeft. De klacht van mevrouw de Cler, dat dit
vraagstuk nog steeds onafgedaan is en het antwoord elk
jaar luidt, dat men met de voorbereiding nog niet ver genoeg
is gevorderd, is inderdaad zeer gegrond; ook spreker acht
de voorziening in de nazorg voor de geestelijk onvolwaardigen
dringend noodzakelijk.
De schooltandverzorging werd nog niet vele malen be
sproken. Het voorstel van den Directeur van den Gemeente
lijken Geneeskundigen en Gezondheidsdienst, waarop spreker
bij de behandeling van de vorige begrooting doelde, is inge
diend, maar het College heeft het, na het te hebben behandeld,
teruggezonden met de mededeeling, dat de uitvoering daar
van in dezen tijd, gezien den toestand van de gemeente-
financiën, te kostbaar zou zijn.
De samenvoeging van den dienst voor Sociale Zaken met
Maatschappelijk Hulpbetoon is op zich zelf vrij eenvoudig.
Wanneer zich daarbij geen bijzondere moeilijkheden hadden
voorgedaan, zou deze zaak ongetwijfeld reeds haar beslag
hebben gekregen, te meer waar men bij de samenvoeging
niet meer met de lastige kwestie van het directoraat te
maken zou hebben gehad, doordat een van de directeuren
om gezondheidsredenen in 1938 ontslag heeft genomen.
Indien de huisvesting van den nieuwen dienst geen moeilijk
heden had gebracht, zou het College allang een voorstel
tot samenvoeging van beide diensten aan den Raad hebben
toegezonden. Voor de onderbrenging van de gecentraliseerde
diensten is noodig een nieuw gebouw, waarvan de kosten
niet onaanzienlijk zijn; het College heeft daaromtrent reeds
een rapport ontvangen, maar het plan moest op grond van
de kosten worden teruggewezen.