320 DONDERDAG 21
Gemcente-begrooting Algcmeene beschouwingen.
(Wilbrink e.a.)
is op het oogenblik bezig met het saneeringsplan-Levendaal
en met het saneeringsplan-Weversstraat. Het College heeft
twee jaren geleden de sloppen en stegen nagegaan, de meeste
woningen zijn afgekeurd. Een enkele is goedgekeurd, met
de medewerking van den heer Schüller. Welken zin heeft
het nu een enkele woning er ergens uit te pikken en die
onbewoonbaar te verklaren? Men moet dit alles op zichzelf
bezien; een éénkamerwoning is niet zonder meer onbewoon
baar. Men is geneigd een dergelijke woning af te keuren,
wanneer ze bestaat uit één kamer en een zolder en bewoond
wordt door een gezin van vijf personen. Spreker zou alles
gevoelen voor een onderzoek naar de bezetting van de
Koningen in Leiden, wanneer het er inderdaad om ging een
rationeele verdeeling van de woningruimte in Leiden tot stand
te brengen. De heer Huurman vraagt of het niet mogelijk is,
de woningbouwvereenigingen te bewegen de bewoners van
goedkoope woningen, die wat meer kunnen betalen, een
andere woning te doen betrekken. Ook onder de woningen,
door de woningbouwvereenigingen gesticht, is nog voldoende
variatie. Wanneer men in de goedkoopste woningen brengt
de menschen met de laagste inkomens, zou men een veel
billijker verdeeling van de woningruimte krijgen dan op
het oogenblik. Wanneer nu de organisaties ter bevordering
van de volkshuisvesting daartoe op het oogenblik niet
kunnen en niet willen medewerken, door welke omstandig
heden ook, wat moet men dan doen met zulk een rapport?
Kan men den particulieren huiseigenaren, die in het geheel
niet gezegd hebben, dat zij die woningen uit menschenliefde
exploiteeren, maar die er wel een winstobject van maken,
opleggen dat zij menschen, die meer huur kunnen betalen,
uit de goedkoopere woningen zetten? Dan verandert er
toch niets aan! Bovendien heeft de Wethouder van Finan
ciën zooeven medegedeeld, dat de gemeente zeer zuinig
moet zijn. Het behoorlijk tot stand te brengen van dit onder
zoek vraagt ƒ4.000.ineens en het bijhouden ƒ2.000.
per jaar. En dan weet men alleen de bezetting, men heeft
dan nog niet de middelen om daaraan wijziging te brengen.
Moet men dan op die manier een blijvende uitgave van
2.000.per jaar, zonder eenig nuttig effect, zonder dat
men daaraan iets heeft de gelden van de gemeente ver
spillen? Wat geeft het ook, of men de onder-bezetting en
over-bezetting der woningen weet, wanneer men niet tegelijk
op de hoogte is van het inkomen van de menschen; dan
kan men pas concludeeren, of die overbezetting noodzakelijk
is of niet, of men voor eenig grooter comfort wat meer wil
besteden, ja of neen. Deze zaak moet ook in dit onderzoek
betrokken worden, hetgeen de kosten belangrijk zal ver-
hoogen. Bovendien is het twijfelachtig, of dit slagen zal;
niet ieder is geneigd, omtrent zijn inkomen inlichtingen aan
de ambtenaren te verstrekken; over de gegevens van de
belasting-administratie kan men niet beschikken. Het is
dus uitgesloten, op een behoorlijke wijze aan deze gegevens
te komen. Spreker ontraadt dus met de meeste kracht en
ernst aanneming van dit voorstel (No. 8), in het belang
van de gemeente. Men kan beter zijn krachten concentreeren
op hetgeen nuttig en noodzakelijk is en op hetgeen men kan
verwezenlijken, dan zich alleen wetenschap eigen maken,
waaraan men niets heeft.
De heer Schüller wees er op, dat bij een vroeger plaats
gehad hebbend proefonderzoek van 850 woningen gebleken
is, dat 30 der woningen overbezet was. Maar 40 der
woningen was onderbezet en men heeft er toch niets aan
kunnen veranderen. Blijkens een onderzoek in Amsterdam
bleken maar 2 van deze woningen geschikt te zijn voor
bewoning. Maar ook in Amsterdam, met zijn sociaal-democra
tische Wethouders, zal het toch wel meer voorkomen dat een
huis bewoond wordt door meer personen dan waarvoor het
geschikt is.
De heer Schüller zegt, dat men het in Amsterdam weet en
in Leiden niet.
De heer Wilbrink zegt, dat men er toch niets aan kan ver
anderen. Men moet het College eerst de bevoegdheid geven om
de bewoners van de overbezette huizen te verplaatsen naar
de onderbezette woningen. Met dit voorstel wil de heer
Schüller het College monnikenwerk laten verrichten. Laat
men wachten totdat het College die bevoegdheid heeft.
Wat betreft het voorstel-Schüller (N°. 7) om de resultaten
van de telling van het aantal leegstaande woningen aan de
Raadsleden toe te zenden, en voor openbare kennisneming
beschikbaar te stellen, wijst spreker er op dat de heer Schüller
houdt van studie van cijferswaar deze zijn fort is, meent hij
dat andere raadsleden er ook zeer gaarne mee werken. Publi
catie van deze cijfers zou zeer belangrijke kosten veroorzaken
het gewone publiek kan die cijfers toch niet lezen. Nu heeft
DECEMBER 1939.
Gemeente-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Wilbrink e.a.)
het College deze cijfers reeds in de Leeskamer neergelegd, ter
kennisneming door de Raadsleden, en het wil verder over
wegen, op welke wijze het de practische, nuchtere cijfers aan
den Raad kan mededeelen, en dus daarmede tevens aan het
publiek, zonder de breede groepeering, die de cijfers in de
Leeskamer vertoonden. Het College acht het, wegens de
daarmede gepaard gaande kosten, en in verband met het
gevaar, dat de cijfers verkeerd worden gelezen gewenscht zich
eenige beperking op te leggen, en het vraagt den Raad, aan
het College over te laten, in hoever en op welke wijze dit uit
gevoerd zal kunnen worden.
De heer Huurman vraagt goedkoopen grond beschikbaar
te stellen voor bouwers, die arbeiderswoningen willen stichten.
Het College zal dit gaarne in overweging nemen; het heeft
dit reeds eens gedaan, het College heeft het op prijs gesteld,
dat er een gegadigde kwam voor de stichting van arbeiders
woningen op grond aan de Da Costastraat. Het College heeft
hem toen voor een billijken prijs geholpen, maar het zal onder
de tegenwoordige omstandigheden wel niet veel aanvragen
krijgen voor goedkoopen grond voor arbeiderswoningbouw,
maar spreker zal zeker de opgave van den heer Huurman
overwegen en ter harte nemen.
De heer Snel wil het tempo van den bruggenbouw op
voeren en in belangrijke mate overgaan tot vernieuwing van
de bruggen in het belang van het verkeer en van de vernieu
wing van de stad. Spreker zal bij gelegenheid den Wethouder
van Financiën eens vragen, hoeveel geld hij nog beschikbaar
heeft voor overweging en uitvoering van de plannen. Ten
opzichte van den bruggenbouw, een belangrijk vraagstuk,
moet men met de noodige omzichtigheid te werk gaan, om
de gemeente niet te snel te brengen op het punt, waarop de
medezeggenschap wordt verloren. Door verscheidene Raads
leden is aanmerking gemaakt, dat de vernieuwing van de
Gepekte brug in werkverschaffing zou worden uitgevoerd;
dit is volgens hen een werk, dat toch niet in werkverschaffing
behoort te worden uitgevoerd. Nu zoovele Raadsleden, en
ook de heer Snel, dit zeggen, zal het wel waar zijn en dan
spreekt het vanzelf, dat het College met die waarheid ook
rekening zal moeten houden. Het College zal dus alsnog
trachten, wanneer die bruggenbouw tot stand zal komen,
dien te doen geschieden op een wijze, die den Raad bevrediging
kan schenken. Waar de gemeente het geld vandaan haalt?
De gemeente hoopt altijd nog, dat het Rijk haar daarin op
de een of andere wijze zal tegemoetkomen, omdat dit werk in
elk geval een zekere werkverruiming beteekent. In het begin
van 1940 zal het College trachten, daarvoor een oplossing te
vinden.
De motie-Snel (N°. 10) inzake de gebreken en nadeelen van
het tegenwoordig systeem van werkverschaffing is vaag,
en laat practisch het geding in het midden: als dit niet ka,u
en dat niet kan, dan practisch ook geen werkverschaffing meer.
Maar als er werkverschaffing is, bemoeit het Rijk zich er mede
daaronder komt men niet uit. De heer Snel zegt: als het Rijk
er bemoeiing mee heeft, dan geen Nederlandsche Heide Maat
schappij. Maar als het Rijk bemoeiing daarmede heeft, zegt
het Rijk: dan de Heide Maatschappij. De heer Snel zegt: geen
aannemers inschakelen, maar er moeten toch menschen zijn,
die het werk uitvoeren.
De heer Snel heeft er bij gezegdgeen aannemers inschake
len als de loonen en arbeidsvoorwaarden van de werkver
schaffing zouden gelden.
De heer Wilbrink zegt, dat die loonen en arbeidsvoorwaarden
er nu eenmaal zijn, maar dat ze anders zijn dan die in de
collectieve contracten. Spreker erkent, dat aan de werkver
schaffing vele gebreken kleven. De Nederlandsche Heide
Maatschappij is door de Regeering overal in gehaald en geeft
daarover haar oordeel. Indertijd was men zeer dankbaar voor
het feit, dat de Nederlandsche Heide Maatschappij werd
ingeschakeld; spreker heeft altijd gezegd: men kan veel beter
met een particulieren aannemer te doen hebben. Men achtte
evenwel de Nederlandsche Heide Maatschappij een geschikt
orgaan hiervoor. Nu wordt gezegd dat de Nederlandsche
Heide Maatschappij het slecht doetde heer Snel vraagt nu,
door wien dat gezegd isdaarvoor moet men de Handelingen
van de Raadsvergaderingen maar naslaan. Nu veroordeelt
men de werkverschaffing wel, maar als men nu de werkver
schaffing totaal afwijst, dan benadeelt men daardoor ook een
groote groep werkloozen, die veel profijt hebben gehad van de
werkverschaffing. Aangenomen, dat 10 van de tewerkgestel-
den bij de werkverschaffing in Katwijk moeilijkheden heeft
ondervonden, moet men dan, waar 90 van de tewerkge-
stelden er voordeel van hadden en er mee tevreden waren, een
groot percentage zeer tevreden, dat zij dit werk hebben mogen
doen, dit zonder meer geheel op zijde zetten, dan wel moet men