DINSDAG 19 DECEMBER 1939.
275
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
18 Deember 1939 op Dinsdag 19 December 1939,
des namiddags te twee uur.
Voorzitter:
de beer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Thans zijn afwezig de heeren Idenburg en van Bemmelen.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting.
De heer Veenendaal zijn rede voortzettende, wijst er op,
dat in de Memorie van Antwoord in verband met de critische
financieele beschouwingen van sommige leden de opmerking
wordt gemaakt, dat in het sectie-verslag geen constructief
denkbeeld is geuit. Voor wat hem zelf betreft, wijst spreker
dit zachte verwijt af.
Wie is in de eerste plaats verantwoordelijk voor het in
dienen van een sluitende begrooting? De vraag stellen is haar
beantwoorden: die verantwoordelijkheid rust op het College.
In zijn sectievergadering heeft spreker in zijn financieele
beschouwingen allerlei onderwerpen betrokken en daarbij
ook gewezen op het minder juiste of ongewenschte van
sommige dekkingsmaatregelen, maar dit alles diende slechts
als achtergrond om relief te geven aan de ingrijpendste zaak:
het ongedekt laten van 106.000.van het tekort van 1938.
Geen oogenblik heeft spreker bedoeld te zeggen, dat de
verschillende bedragen, die dit jaar en ten deele ook in
vorige jaren op een bepaalde wijze zijn gedekt, nu op een
andere wijze moeten worden gevonden; het is trouwens niet
mogelijk het op staanden voet te doen. Het was spreker en
ook den anderen leden, die in deze richting hebben gesproken,
er om te doen de aandacht er op te vestigen, dat tegenover
de verschillende posten, die zwak of minder juist gefinancierd
zijn, het geheel ongedekt laten van een post van 106.000.
bijzonder opvalt.
Wanneer het College een werkelijk dus niet een zoo
genaamd of formeel sluitende begrooting indient, en
enkele Raadsleden zijn het met de wijze van dekking van
bepaalde posten niet eens, rust op die Raadsleden de ver
antwoordelijkheid een andere dekking aan te geven.
Wanneer echter het College voor het niet onbelangrijke
bedrag van 106.000.geen enkele dekking aangeeft, terwijl
toch verwacht mag worden, dat het een werkelijk sluitende
begrooting zal aanbieden, rust de verantwoordelijkheid op
het College alsnog de begrooting sluitend te maken door
voor den post van 106.000.een dekking te vinden. Uit
deze gedachte is het voorstel No. 20 geboren, waarvan de
voorstellers het gaarne aan het College overlaten zelf de wijze
van dekking aan te geven. Blijken er alsdan tegen het voorstel
van het College bezwaren te bestaan en kan de Raad zich
er niet mede vereenigen, dan maar niet eerder moet
de Raad zelf voorstellen tot dekking van dezen post doen.
Spreker vertrouwt, dat het College, de in de Memorie van
Antwoord gemaakte opmerking in zake het niet geven van
constructieve denkbeelden zal intrekken, althans ten aanzien
van de indieners van voorstel No. 20.
Overigens weet het College wellicht beter dan een dei-
Raadsleden, hoe gedekt kan worden. De belangstelling, waar
mede het College voorstellen tegemoet ziet, geeft goede hoop
op een vriendelijke ontvangst van voorstel No. 20.
Dit voorstel en deze algemeene beschouwingen raken de
groote lijn van het financieel beleid, die het College blijkens
het sectie-verslag naar het oordeel van een lid den Raad
te weinig laat zien. Dit lid krijgt in de Memorie van Antwoord
het advies, de bescheiden van de laatste jaren nogeens door
te lezen, maar tegen deze werkverschaffing heeft dit anti-
revolutionnaire lid bezwaar, omdat het loon, hierin bestaande,
dat die groote lijn zich voor hem wel afteekent, niet even
redig is aan den arbeid. Het lid in kwestie is een spiksplinter
nieuw Raadslid, dat zich er speciaal toe heeft gezet na te
gaan, hoe de groote lijn zich afteekent in de begrooting voor
1940 en den daarbij behoorenden geleidebrief, waarbij het
natuurlijk ook wel kennis genomen heeft van het een en
ander van vorige jaren. Er is blijkbaar een verschil van
inzicht tusschen het College en dit lid ten aanzien van de
vraag, wat de groote lijn is.
Voor spreker beteekent het aangeven van de groote lijn:
duidelijk laten zien, dat de reserves op zijn en men bij de
begrooting voor 1940 van twee wallen gaat etenmen maakt
op, wat men heeft en leent voor tekorten. Indien men zoo
doorgaat en wat te vreezen is de toestand erger wordt,
zit men binnen afzienbaren tijd nog dieper in het moeras.
Wel is waar kiest men niet den weg van den minsten weer
stand (want ongedekt laten is altijd nog gemakkelijker dan
belastingen verhoogen, hetgeen weer gemakkelijker is dan
bezuinigen). Men wil het doen om het belang van de gemeente
Gemccnte-begrooting Algemeene beschouwingen.
(Veenendaal.)
Leiden te dienen en ook de gevreesde belastingvlucht te
voorkomen.
Bij het laten zien van de groote lijn dient men te zeggen:
wij stellen eigenlijk eigenaardige maatregelen voor, die
feitelijk niet genomen kunnen worden. Naar sprekers over
tuiging zullen ook Gedeputeerde Staten deze opvatting hul
digen en ernstig bezwaar maken tegen het ongedekt laten
staan van den post van 106.000.op de begrooting; om
den Raad een echec te besparen, heeft spreker met de zijnen
voorgesteld dezen post te schrappen.
Volgens spreker dient men bij het laten zien van de groote
lijn aan te geven, welke inkomsten nog kunnen worden
verhoogd. Leiden heft thans 55 opcenten op de gemeente
fondsbelasting, terwijl gemeenten van ongeveer gelijke grootte
65 of 75 opcenten heffen. Leiden is in het algemeen met zijn
belastingen in vergelijking met andere gemeenten niet hoog.
Ook dient men daarbij te wijzen op allerlei punten, waarop
men nog kan bezuinigen; bepaalde hoofdstukken van de
begrooting, die inderdaad wat hoog zijn, zouden onder de
loupe genomen kunnen worden. De Raad zou dan kunnen
zeggen: wij doen het niet, want er zijn die en die bezwaren
tegen.
Indien het College uitvoerig opening van zaken geeft,
precies zegt, hoe de zaken er voor staan en niet bevreesd
is om in uitzicht te stellen, niet in algemeene termen, maar
in klare, duidelijke taal, dat de toestand in 1941 ongunstiger
zal zijn, weet de Raad, welk gerecht hem voorgezet wordt
en kan hij zien, of het hem smaakt en of de voedingswaarde
voldoende is. Nu wordt de Raad te veel in het onzekere ge
laten en spreker acht het niet juist, aan enkele Raadsleden
over te laten, den sluier wat doorzichtiger te maken. Daarom
staat spreker sympathiek tegenover het voorstel van den
heer Tobé (No. 18) om de Commissie van Financiën op te
dragen te adviseeren betreffende de samenstelling van de
gemeentebegrooting en de daarop voorkomende posten, waar
door althans deze commissie tijdig op de hoogte zal zijn;
wellicht kan voorafgaand overleg resultaat hebben, niet
alleen ten aanzien van nieuwe maatregelen, die financieele
consequenties hebben, maar ook wat betreft de gevolgen
van vroeger genomen maatregelen in deze bijzondere tijden.
Volgens het College moet men bij het voorstellen van
nieuwe maatregelen, tegelijk- de dekkingsmiddelen aanwijzen.
Een loffelijk streven! Maar waarom moet het alleen voor
nieuwe maatregelen gebeuren en waarom zou het tekort
van 106.000.een gevolg van oude maatregelen, niet
moeten worden gedekt? De beide zaken zijn in beginsel
precies hetzelfde, vandaar het voorstel No. 20. Bovendien
is er alle aanleiding ernstig te onderzoeken of hier en daar,
met behoud van wat niet gemist kan worden, nog bezuiniging
mogelijk is om daarvan, nu er geen reserves meer zijn, de
vruchten te kunnen plukken.
De grens is bij het verhoogen van de belastingen nog
niet bereikt. Het is prachtig, dat het College er naar streeft
een flink einde van die grens af te blijven, maar dan moet
het ook maatregelen voorstellen, die dit met behoud van
een gezonde financieele politiek mogelijk maken.
Een gezonde financieele politiek is nog niet hetzelfde als
een vlotte financieele politiek, waarvan in de Memorie van
Antwoord wordt gezegd, dat zij in deze tijden niet mogelijk is.
De behandeling van deze begrooting gaat inderdaad niet
vlot en ook bij aanneming van voorstel No. 20 zal het nog
niet het geval zijn, want ook dan blijven er nog allerlei
moeilijkheden.
De bewering, dat financieele beschouwingen, als door
spreker in de sectie-vergadering gehouden, te veel zouden
zijn afgestemd op mogelijkheden van vroeger, acht spreker
ten eenen male onjuist; die mogelijkheden waren geheel
anders dan de tegenwoordige en het is gelukkig voor het
huidige gemeentebestuur, dat het vroegere die mogelijk
heden heeft gezien en uitgebuit. Minimale eisch is echter
ook nu nog, dat indien alle potjes worden opgemaakt, de
begrooting ten minste sluit en dit moet mogelijk zijn.
Wat de bezuiniging betreft, heeft spreker gepoogd een
verklaring te vinden voor het feit, dat Leiden ten aanzien
van het hoofdstuk „Openbare veiligheid" de hoogste kosten
per inwoner heeft in vergelijking met een tiental ongeveer
even groote gemeenten. Spreker had geen speciale behoefte
om dit hoofdstuk te nemen, maar nam het omdat Leiden
hierbij aan den top staat.
Het College geeft in de Memorie van Antwoord een on
bevredigende verklaring; wel is waar ontkent het niet de
juistheid der cijfers, waaruit blijkt, dat Leiden per inwoner
30 meer uitgeeft dan de negen, wat het inwonertal betreft,
naastliggende gemeenten en, bij uitschakeling der pensioens-
lasten, nog 20 duurder is, maar het acht deze cijfers zonder
meer niet geschikt voor het maken van een vergebjking.