252
MAANDAG 4 DECEMBER 1939.
Omzetting obligatieleening in onderhandsche geldleening.
(Verweij e.a.)
De heer Verweij zegt, dat de motieven, welke het College
tot de indiening van dit voorstel hebben geleid, uitsluitend
aan het gemeentebelang zijn ontleend; daarbij hebben niet
den doorslag gegeven de belangen, die de Algemeene Friesche
Levensverzekering-Maatschappij uiteraard bij deze trans
actie heeft. Naar het inzicht van het College, daarbij gesteund
door de Commissie voor de Financiën, vordert het gemeente
belang het aangaan van deze transactie, waarbij absoluut
niets onregelmatigs geschiedt. De gemeente maakt gebruik
van de mogelijkheid om ongeveer 1.000.te verdienen
en heeft zich daarbij, naar sprekers meening, niet af te
vragen, wat de verdere gevolgen er van zijn, tenzij men
op het standpunt staat, dat men ook moet letten op de
belangen, welke de levensverzekering-maatschappij hierbij
heeft. Ten slotte komen de belangen van deze maatschappij
niet in conflict met het algemeen belang. Deze zaak is van
alle kanten bekeken; men heeft getracht een grooter deel
van het voordeel der transactie voor de gemeente te ver
krijgen, maar de levensverzekering-maatschappij wilde niet
op dit denkbeeld ingaan en heeft integendeel verklaard,
dat indien de gemeente van het aanbod gebruik wilde maken,
zij haar besluit vóór 1 Januari a.s. moest mededeelen en
anders de geheele transactie niet zou doorgaan. Staande
voor deze keuze heeft het College gemeend de gemeente
het voordeel, aan deze transactie verbonden, niet te moeten
laten ontgaan.
Tal van andere gemeenten en ook waterschapsbesturen
maken van dezelfde gelegenheid gebruik.
De heer van Dijk begrijpt zeer goed, dat de Wethouder
van Financiën elk object aangrijpt, waarop deze meent iets
te kunnen bezuinigen. Spreker heeft zich alleen afgevraagd,
welk belang de Algemeene Friesche Levensverzekering-
Maatschappij er bij heeft en bij het doorlezen van de stukken
alsook door een opmerking, die in de Commissie voor de
Financiën werd gemaakt, is spreker tot de ontdekking ge
komen, dat er iets anders achterzit. Bij nadere beschouwing
is het spreker gebleken, dat deze maatschappij met het
grootste gedeelte van den buit gaat strijken. Het gaat ten
koste van den Staat en nu rijst bij spreker de vraag, of het
in het algemeen juist is, dat de gemeente er toe medewerkt,
dat den Staat een deel van de inkomsten, die hij bij heffing
van de couponbelasting zou ontvangen, wordt onthouden.
Wanneer de nadeelen van den Staat de voordeelen van de
gemeente werden, zou er sprake van een overheveling kunnen
zijn, doch hier heeft geen overheveling van baten plaats,
maar worden de baten genoten door de aandeelhouders
van de levensverzekering-maatschappij.
De Voorzitter gelooft, dat de heer van Dijk deze zaak
verkeerd ziet. De Algemeene Friesche Levensverzekering-
Maatschappij had terstond een onderhandsche leening kunnen
sluiten, maar heeft het niet gedaan, misschien omdat zij
in een obligatieleening voordeelen heeft gezien. Een obligatie
leening kan men onder het publiek brengen, een onder
handsche leening niet. Later heeft men gezegd: wij denken
er toch niet over, deze leening onder het publiek te brengen,
en heeft men de voorwaarden veranderd, wat volmaakt het
recht is van eiken contractant. De gemeente maakt van
deze gelegenheid gebruik. Het is niet zoo, dat men den
Staat iets onthoudt.
De heer van Dijk zegt, dat men dit feitelijk toch doet.
De Voorzitter ontkent dit. De Staat heeft daarop geen
recht; de Staat heeft daarop alleen recht, zoolang de obligatie
leening bestaat. Wat belet den Nederlanders de contracten,
die zij gesloten hebben, te veranderen? Bij een onderhandsch
contract betaalt men geen couponbelasting, bij een obligatie
leening wel, maar dan heeft men gelegenheid de stukken
onder het publiek te brengen. Die gelegenheid heeft men
nu niet. Er is geen enkel bezwaar tegen het standpunt van
de Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij.
De heer van Dijk zegt, dat van het standpunt van de
Algemeene Friesche Levensverzekering-Maatschappij be
schouwd er niets op tegen is; die Maatschappij heeft er alle
belang bij. Maar op deze wijze onthoudt men den Staat de
couponbelasting. Bovendien krijgt de gemeente maar 1/6 van
het daardoor verkregen voordeel.
De heer Groeneveld acht deze zaak toch zeer eenvoudig.
De Algemeene Friesche Levensverzekering Maatschappij kan
haar gelden op voordeeliger wijze beheeren volgens deze
methode dan volgens de totnutoe gevolgde en dan kan men
het toch die Maatschappij niet kwalijk nemen, dat zij dat
Omzetting obligatieleening in onderhandsche geldleeninge.a.
(Groeneveld e.a.)
doet; dat is volkomen rechtmatig. Dat deze methode geen
voordeel brengt aan den Staat, is jammer voor den Staat,
maar daarmede heeft de gemeente Leiden toch zeer weinig
te maken. Wat deze Maatschappij voorstelt, is volkomen
rechtmatig; naar sprekers meening kon de gemeente zich
daartegen niet verzetten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 28 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Eikerbout, Riedel, Key, Jonge-
leen, mevrouw Braggaar, de heeren Donders, Piena, Koole,
Verweij, van Stralen, Wilbrink, Tepe, Bosch van Rosenthal,
mevrouw de Cler, de heeren Schüller, van der Reijden,
Huurman, Bergers, van Weizen, Groeneveld, Oostveen, van
Bemmelen, van Rosmalen, Parmentier, van Eek, Beeken
kamp, Eskens en Snel.
Tegen stemmen: de heeren van Dijk, Lombert, Veenendaal,
Wilmer en Tobé.
De heer Veenendaal verklaart zich bij het uitbrengen
van zijn stem te hebben vergist.
XVI. Voorstel inzake het overnemen in eigendom bij de ge
meente van een gedeelte Rijnkade met aangrenzende voor
tuinen, kadastraal bekend gemeente Leiden, sectie K, nis.
3704, 3779, 3604, 3603, 984, 955 en 720 en tot het beschikbaar
stellen van gelden ten behoeve van het aanbrengen van een
beschoeiing e.a. langs de Noordzijde van den Nieuwe Rijn
tusschen de Oosterstraat en de Broersloot. (188)
XVII. Voorstel tot het aankoopen van het perceel le Gorte
straat no. 29, kadastraal bekend Gemeente Leiden, sectie E
no. 645. (189)
XVIII. Voorstel tot het aankoopen van het perceel Klik-
straat no. 9, kadastraal bekend Gemeente Leiden, sectie E
no. 907. (189)
XIX. Voorstel tot het aankoopen van het perceel Nieuvv-
straat no. 43, kadastraal bekend Gemeente Leiden, sectie 1
no. 281, en tot het vaststellen van den desbetreffenden be
groot ingsstaat. (130)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XVI tot en
met XIX besloten.
XX. Voorstel tot het wijzigen van de verordening, houdende
reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de
arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel in dienst
van de gemeente Leiden. (181)
De heer van Eek betreurt het, dat het College nog niet
heeft voorgesteld in het reglement voor de Commissiën van
Advies het voorschrift op te nemen, dat de dienstcommissiën
ten minste eenmaal in de drie maanden moeten vergaderen,
terwijl het College bij besluit van 24 Februari 1939 door
den Raad werd uitgenoodigd, een wijziging van de verorde
ning in dien zin voor te bereiden. Uit-de stukken heeft
spreker vernomen, dat het College het voorstel nog niet
heeft ingediend op verzoek van de Algemeene Ambtenaren
en Werkliedencommissie, die als doeltreffend argument aan
voert, dat het meer gewenscht is te onderzoeken, of niet
een algeheele wijziging van de verordening dient plaats te
hebben. Waar deze zaak zoo lang hangende is en men er
in het algemeen over klaagt, dat het moeihjk is een dienst
commissie in vergadering bijeen te krijgen gelijk spreker
ook zelf heeft ondervonden zou spreker het zeer op prijs
stellen, indien thans de zaak met den noodigen spoed werd
behandeld.
De Voorzitter verzoekt den heer van Eek zich zooveel
mogelijk te beperken tot het thans aan de orde zijnde voorstel.
De heer van Eek merkt op, dat zijn betoog hiermede ook
in verband staat.
De Voorzitter erkent, dat het dezelfde verordening betreft.
De heer van Eek bespreekt echter een zaak, die in het voorstel
van het College in het geheel niet genoemd is.
De heer van Eek zou kunnen voorstellen, deze wijziging
tegelijkertijd te behandelen.