MAANDAG 4 DECEMBER 1939.
249
Benoeming van Commissieleden.
(Voorzitter e.a.)
De heeren Piena en Huurman verklaren de benoeming
aan te nemen.
VI. Benoeming van een plaatsvervangend lid dier Com-
missiën (wegens ontslagaanvrage van den heer C. Snel).
De heer van Eek beveelt voor deze vacature den heer
Schüller aan.
Wordt benoemd de heer J. H. Schüller met 30 stemmen,
terwijl 2 stemmen van onwaarde waren.
De heer Schüller verklaart de benoeming aan te nemen.
VII. Benoeming van twee leden van de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon (vacatures de
H. II. Jhr. C. C. Riiell en F. J. Groot Enzcrink). (HU)
Worden benoemd:
a. de heer Ir. J. J. G. van Hoek met 31 stemmen; de heer
W. van der Laan verkreeg 1 stem;
b. de heer J. A. van der Heijden met 28 stemmen; de heer
B. J. Huurman verkreeg 3 stemmen, terwijl 1 stem van
onwaarde was.
De heer van der Heijden verklaart de benoeming aan te
nemen.
VIII. Benoeming van drie leden van de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, ter vervulling
van de op 1 Januari 1940 in die Commissie openkomende
plaatsen. (181)
Worden benoemd:
a. Mevrouw P. J. van KampenhoutRuhe met 28 stemmen;
mevrouw J. MandersVermeulen verkreeg 4 stemmen;
b. de heer Th. G. F. Stijnman met 30 stemmen; de heer
M. Th. Laken verkreeg 1 stem, terwijl 1 stem van onwaarde
was;
c. de heer J. A. van der Heijden met 29 stemmen; de heer
B. J. Huurman verkreeg 2 stemmen, terwijl 1 stem van
onwaarde was.
De heer van der Beijden verklaart de benoeming aan te
nemen.
IX. Benoeming van negen leden van de Contactcommissie
voor den woningbouw en de stadsontwikkeling. (172 en 182)
De heer Eskens wil niets afdoen aan de bekwaamheid en
de qualiteiten van de voorgedragen candidaten, maar vraagt
zich toch af, gelet op de verordening, welke imperatief
voorschrijft, dat alleen deskundigen in de Contact-commissies
mogen worden benoemd, of voor de Commissie voor woning
bouw en stadsontwikkeling op het laatste legt spreker
den nadruk alleen deskundigen gevonden kunnen worden
onder bouwkundigen, aannemers en uitvoerders van bouw
werken. In het verslag van de commissie ad hoe en ook bij
de behandeling van de ontwerp-verordening in den Raad,
is wel voortdurend gesproken van deskundigen, maar de
Commissie heeft er zich niet aan gewaagd een definitie te
geven, wie nu eigenlijk deskundigen zijn. Spreker legt hier
vooral den nadruk op de stadsontwikkeling; daarvoor mag
toch wel iets meer worden vereischt dan voor woningbouw;
stadsontwikkeling houdt ook in het behouden en aanbrengen
van stadsschoon, stadsmonumenten, wegenverbetering en
aanleg van wegen, vooral in verband met het moderne
verkeer, plantsoenaanleg, enz. Zijn de voorgedragen candi
daten op dit terrein nu deskundig? Was er ook in deze Com
missie geen plaats voor specialiteiten op het gebied van
tuinarchitectuur, wegenaanleg en verkeer? Hij acht de samen
stelling van deze Commissie zeer eenzijdig! Met het oog
op de stadsontwikkeling had hij gemeend, dat er, naast de
personen uit de bouwwereld, nog plaats zou zijn voor eenige
anderen.
De heer Wilmer herinnert er aan, dat in het jaar 1935
voor het eerst in den Raad werd aangedrongen op de in
stelling van Contactcommissies, waarbij men er op wees,
dat vaste inschakeling van het zich steeds meer organiseerend
maatschappelijke leven in de behartiging der Leidsche huis
houding aan een kostbaren schat van kunde en energie de
gelegenheid zal bieden, zich met grootere intensiteit dienst
baar te maken aan de behartiging van de belangen der ge
meente. Nadien heeft men nog enkele keeren in den Raad
over de contactcommissies gesproken en is ten slotte ingesteld
Contactcommissie voor woningbouw en stadsontwikkeling.
(Wilmer.)
een commissie ad hoc, die den Raad voorlegde een ontwerp
verordening, regelende den werkkring en de samenstelling
van de drie contactcommissies, welke naar haar oordeel be
hoorden te worden ingesteld, te weten één voor de groot
industrie, één voor de kleinindustrie en het winkelbedrijf en
één voor den woningbouw en de stadsontwikkeling. Deze
commissie ad hoc was op de hoofdpunten eenstemmig in
haar advies aan den Raad; zij was eenstemmig van oordeel,
dat het College de grootst mogelijke vrijheid moest worden
gelaten, om de meest deskundigen in de gemeente voor de
benoeming tot lid der contactcommissies voor te dragen.
Zij wilde deze vrijheid van het College aan geen. enkele
beperkende bepaling binden, tenzij aan een bepaling, die
zoo natuurlijk is, dat, ook wanneer zij haar niet had voor
gesteld, het College zich daaraan toch gebonden zou hebben
geacht. Artikel 2 van de ontwerp-verordening bevatte n.l.
deze bepaling: „De leden moeten op het terrein, dat de
commissie, waarvan zij lid zijn, is aangewezen, deskundigen,
onder wie op het desbetreffende organisatorische gebied
vooraanstaande personen, zijn". Met betrekking tot het
aantal te benoemen leden, die op het desbetreffend organi
satorisch gebied een vooraanstaande plaats innemen, liet de
commissie het College volkomen vrij.
Thans zal de Raad voor den eersten keer overgaan tot de
samenstelling van een contactcommissie.
Spreker heeft met teleurstellende verbazing van deze
voordracht kennis genomen. Voor die teleurstelling heeft
spreker een tweetal motieven. In de eerste plaats het volgende.
Deze commissie heet: Contactcommissie voor Woningbouw
en Stadsontwikkeling. Gezien de samenstelling dezer com
missie, heeft het echter den schijn, alsof ze uitsluitend ten
doel heeft te adviseeren op het gebied van den woningbouw
en niet op het zoo belangrijke gebied van de stadsuitbreiding,
de stadsontwikkeling. Spreker wil niet zeggen, dat voor deze
commissie geen personen worden voorgedragen, die op dit
gebied ervaring en geen kunde hebben, maar van bijna alle
voorgedragene personen is aan spreker en aan verschillende
andere leden niets bekend omtrent hun ervaring en kunde
op dit gebied. In dit verband betreurt spreker het en dit
heeft hem in hooge mate teleurgesteld dat iemand als
ir. van der Laan niet op de voordracht is geplaatst als No. 1
van de negen candidaten. De architectonische bekwaamheden
van ir. van der Laan worden in stad en land erkend; hij
heeft óók ervaring op het gebied van stadsontwikkeling
zijn kunde op dit terrein trekt waardeering van buiten
Leidenzijn werken voldoen uitstekend aan de steden
bouwkundige eischen. Spreker weet geen bevredigende ver
klaring te vinden voor het feit, dat deze inwoner van Leiden
niet in aanmerking kon komen voor het lidmaatschap van
deze commissie voor woningbouw en stadsontwikkeling,
onder de 9 voorgedragenen niet een eerste plaats heeft
mogen innemen.
In de tweede plaats acht spreker de samenstelling van
deze commissie teleurstellend, waar er onder de als No. 1
voorgedragenen niemand is te vinden, van wien bekend is,
dat hij op deskundigheid gegronde belangstelling heeft voor
oud-Leiden. Nu kan men spreker tegenwerpen: daarvoor is
de Commissie voor de Monumentenzorg. Maar op het terrein
van het conserveeren en cultiveeren van oud Leiden kan veel
goeds en veel slechts gedaan worden, wat geheel en al buiten
het terrein van de Commissie voor de Monumentenzorg
omgaat. Daarom betreurt spreker zoo levendig, dat niemand
van de op dit terrein deskundige en belangstellende personen
als No. 1 is voorgedragen.
Deze fout kan worden hersteld door niet den heer de
Ruiter, maar den heer van Oerle, van wien wel bekend is,
dat hij een op deskundigheid gefundeerde belangstelling voor
oud Leiden heeft, te benoemen.
Wanneer spreker wijst op eenige leemten in de voordracht,
houdt dit niet in, dat hij bezwaar heeft tegen de bij ieder
punt afzonderlijk voorgedragen candidaten. Spreker heeft
bezwaar tegen deze voordracht in haar geheel. Hij acht de
voorgedragenen zelf, voor zoover zij hem bekend zijn, de juiste
menschen op de juiste plaats. Verschillende van de candi
daten zijn spreker echter niet bekend en omdat hij meent,
dat er meer Raadsleden zijn, wier onwetendheid op dit
gebied even groot is als de zijne, verzoekt hij het College
den Raad mede te deelen op grond van welke qualiteiten
elk der candidaten voor benoeming is voorgedragen.
Deze commissie, die op het punt staat haar werk aan te
vangen, heeft tot taak advies uit te brengen op het terrein
van den woningbouw en de stadsontwikkeling. Zij kan haar
adviezen uitbrengen op verzoek van het College, maar ook
eigener beweging en zal zich er dus nooit op kunnen be
roepen, dat haar geen advies is gevraagd. Wanneer de com
missie meent, dat in het belang der gemeente een advies