MAANDAG 6 NOVEMBER 1939. 243 Interpellatie-van Eek i. z. het nemen van maatregelen (van Bemmclen e.a.) i. v. m. duurte der levensmiddelen. stond spreker in zooverre in het geheel niet aan, dat het daarin werd voorgesteld, alsof men zijn doel zou bereiken met onmiddellijk de ondersteuning en de belasting te ver- hoogen en alsof men hiermede steeds zou kunnen doorgaan. Spreker is er van overtuigd, dat, wanneer de tijdsomstandig heden nog moeilijker worden, men met deze middelen er nooit zal komen en sprekers groote bezwaar tegen de wijze, waarop de zaak in den Raad werd geëntameerd, was, dat het voorloopig werd voorgesteld alsof men er daarmede wel zou komen. Vraagt men, hoe het wel moet, dan antwoordt spreker: waarschijnlijk zullen wij met z'n allen gedeeltelijk honger lijden en gedeeltelijk moeten probeeren op alle moge lijke andere manieren ons te redden uit den nood. In ieder geval leek het spreker toe, dat de ernst van de zaak met deze interpellatie in het geheel niet was gediend. Sprekers kijk op de zaak is eenigszins veranderd bij het volgen van de debatten in deze vergadering en vooral bij het hooren van de opmerking van den heer Wilmer, dat, indien de Wethouder van Sociale Zaken verleden week in de vergadering van de Gemeentelijke Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon een voorstel tot verhooging van de steunnormen met 5 had gedaan, de Commissie het denk beeld zou hebben aanvaard. Indien dit juist is, heeft de heer van Eek gelijk met het uitoefenen van een zekeren aandrang, want dan begrijpt spreker niet, waarom de Com missie, waarin iedereen er voor was, de verhooging niet voorloopig heeft ingevoerd; dit zou een reden zijn om wèl voor de motie van den heer van Eek te stemmen, ware het niet, dat deze motie een sequeel is van een interpellatie, die geen steun verdient. Voorloopig zal men misschien iets kunnen bereiken met verhooging van den steun; indien deze zaak niet vlot ver loopt, is er ook alle aanleiding om eenigen aandrang uit te oefenen. Op den duur zal men er echter niet kunnen komen met steeds verhoogingen toe te passen, want dit leidt onher roepelijk tot inflatie, die den hongersnood, welke dan zeker komt, niet zal veranderen. Wat dan, vraagt spreker. Dan zal de Burgemeester niet veel anders kunnen doen, dan Burgemeester van der Werf indertijd heeft gedaan: het volk zijn lichaam aanbieden. De heer van Oyen kon, toen hij nog geen lid van den Raad was, den gang van zaken in de Raadsvergaderingen op een andere wijze bezien dan nu en is thans tot de conclusie ge komen, dat de Raad zaken als deze niet op de juiste wijze behandelt. Het grootste gedeelte van de redevoeringen van den heer van Eek en mevrouw Braggaar en ook een gedeelte van het betoog van den heer van Weizen kan spreker onder schrijven; het is hem echter onbegrijpelijk, waarom de leden in herhalingen moeten vervallen en de zaak moeten aan dikken. Men maakt de zaak niet beter met tot driemaal toe te herhalen, dat een sterke prijsstijging te constateeren valt. Wanneer men in redelijkheid mag verwachten, dat Maat schappelijk Hulpbetoon ook zonder de motie van den heer van Eek zal overgaan tot verhooging van de steunbedragen en naar sprekers meening behoeft men, logisch denkende, dit niet in twijfel te trekken behoeft er van het oefenen van aandrang op de Gemeentelijke Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon geen sprake te zijn. Met nadruk wenscht ook spreker er de aandacht op te vestigen, dat de voorzitter van de Commissie zelf geen voorstel heeft gedaan. Waarom deed de Wethouder het niet? Dit onderwerp zal toch ook wel in de sociaal-democra tische Raadsfractie besproken zijn! Wilde de Wethouder het debat in den Raad niet onmogelijk maken en meende hij daarom te moeten wachten, tot de zaak in het openbaar aan de orde was gesteld? Heeft de openbare behandeling dan meer waarde dan de zaak zelf, gelijk spreker vreest? Waar dit het geval is, zal spreker, hoewel hij sterk voor de verhooging van de steunuitkeeringen van Maatschappelijk Hulpbetoon is, zijn stem aan de motie niet geven, omdat zij volkomen overbodig en daarom absoluut nutteloos is. De heer van Stralen gevoelt in verband met den loop, dien het debat genomen heeft, behoefte enkele opmerkingen over het antwoord van het College te maken. Dit antwoord kan in het algemeen wel geacht worden voldoende te zijn, indien men tegelijkertijd vertrouwen heeft in de eveneens door het College gedane toezegging, dat het het verloop van de prijzen nauwkeurig zal volgen en maatregelen, die in verband daarmede noodig zijn, ongetwijfeld zal nemen of voorstellen. Deze zaak is zeer moeilijk en onoverzichtelijk, omdat de verzoeken en de aandrang om over te gaan tot verhooging Interpellatie-van Eek i. z. het nemen van maatregelen (van Stralen e.a.) i. v. m. duurte der levensmiddelen. van de steunbedragen gebaseerd worden op al of niet ge constateerde of verwachte verhoogingen van de kosten van het levensonderhoud. Tegenover het betoog, dat de kosten van het levensonderhoud met een zeker percentage zijn gestegen, kan men opmerken, dat volgens de officieele cijfers van het Amsterdamsche bureau de kosten in September 1939 even groot waren als in September 1938. Intusschen zou spreker zich ook niet op het cijfer van September 1938 willen beroepen of vastleggen en ook het College heeft bij de beantwoording van de interpellatie gezegd, dat men de tegenwoordige kosten van levensonderhoud niet alleen moet vergelijken met die van een maand of een jaar geleden, maar tevens moet beoordeelen in vergelijking met de kosten van levensonderhoud over een langere periode, b.v. de periode, gedurende welke de huidige steunnormen van den Dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon gelden. Spreker gelooft, dat het beste als vergelijkingspunt het jaar 1934 kan worden genomen, omdat in dat jaar ook de normen van de Rijks steunregeling herzien zijn. Bij vergelijking van de kosten van levensonderhoud in December 1934 met die in September 1939 kan men inderdaad een stijging van enkele procenten constateeren. In het algemeen heeft spreker er eénig bezwaar tegen om de vraag, of de ondersteuning wegens de stijging van de kosten van levensonderhoud moet worden verbeterd, uit sluitend te beoordeelen in verband met de cijfers. Deze cijfers, die officieel en wetenschappelijk vastgesteld, door allerlei ambtenaren nauwkeurig bekeken zijn en aan de juistheid waarvan ook spreker niet in het minst twijfelt, geven slechts een betrekkelijk beeld van den feitelijken toestand. Spreker vertrouwt, dat, indien men met elkaar kon vergelijken den prijs, dien een gezin van een ondersteunde voor een bepaalde hoeveelheid artikelen vroeger moest betalen, met den prijs, die op het oogenblik voor diezelfde hoeveelheid goederen wordt gevraagd, men een stijging zou constateeren, die een verhooging van het steunbedrag noodzakelijk maakt. Ook spreker is van oordeel, dat indien in de buitengewone moeilijkheden hulp aan de gesteunden in het algemeen moet worden geboden, men daarbij in de eerste plaats heeft te letten op de belangen van hen, die door den Dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon worden ondersteund. Met alleen nu, maar ook in normale tijden leven zij, die door Maatschappelijk Hulpbetoon worden ondersteund, op den rand van het gebrek, doordat de steunbedragen nauwelijks voldoende zijn om het noodzakelijk levensonderhoud te betalen. Hieruit vloeit voort, dat men zich dient af te vragen, of de verbetering van hun ondersteuning niet direct aan de orde moet worden gesteld, en in verband met de vraag, waarom de voorzitter van de Commissie in de gegeven om standigheden geen voorstel tot onmiddellijke hulpverleening aan deze ondersteunden heeft ingediend, acht spreker het gewenscht duidelijk te zeggen, hoe het verloop van zaken is geweest. Reeds voordat de Commissie verleden week vergaderde, wist men zeker, dat de prijzen in de naaste toekomst zouden blijven stijgen, waardoor het nemen van maatregelen met betrekking tot de steunbedragen van Maatschappelijk Hulp betoon noodig zou zijn. Jammer genoeg beschikte de Com missie in haar vergadering alleen over de officieele cijfers, waaruit bleek, dat de prijzen in de maand September in vergelijking met die in de maand Augustus ongeveer 2 waren gestegen. Bij de beraadslaging in die vergadering der Commissie ging men dan ook uit van de gedachte, dat men voor het nemen van een besluit over meer gegevens diende te beschikken. De Commissie stond unaniem op het standpunt, dat de steunbedragen zouden moeten worden verhoogd, maar was even eenstemmig in de meening, dat in die vergadering daartoe nog niet kon worden besloten en het gewenscht was het verdere prijsver loop nog even af te wachten. De heer Beekenkamp vraagt, of ook mevrouw Braggaar dit in die vergadering meende. De heer Wilmer Zeker! De heer van Stralen zegt, dat het tijdstip voor het nemen van een besluit thans is aangebroken. Ongetwijfeld zal het over eenige dagen, wanneer de officieele cijfers van de prijs stijgingen in October bekend zijn, voor iedereen duidelijk worden, dat het noodig is voor bedoelde groep van onder steunden onmiddellijk maatregelen te nemen. In dat verband heeft het spreker teleurgesteld, dat de heer van Eek niet het vertrouwen bezit, dat de Commissie maatregelen zal nemen, zoodra het noodig is. Het is den heer van Eek bekend, dat de zaak reeds in dit teeken in de Commissie is besproken en hij kan dus de overtuiging

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 7