240 MAANDAG 6 NOVEMBER 1939. Verlaging Molenstcegbruge.a. (Voorzitter e.a.) gaan, voldoende recht te hebben laten wedervaren. Die leden van het College, welke het niet prettig vonden, dat deze mooie brug zou verdwijnen, meenden, dat er geen reden was om zich verder tegen de voorgestelde verlaging te verzetten, toen de hoogste instantie in den lande tegen de voorgenomen verbouwing geen bezwaar had. Bij de instelling van de Monumentencommissie heeft men niet nagegaan, of er zaken aanhangig waren, waarover haar oordeel diende te worden gevraagd en zeker heeft men bij dit voorstel niet gedacht, dat zulks noodig was. Het College heeft de vraag niet besproken, maar spreker is er zeker van, dat wanneer in het College was gevraagd, of het noodig was de Monumentencommissie te verzoeken haar oordeel uit te spreken, Burgemeester en Wethouders ontkennend zouden hebben geantwoord, nu zij in het bezit waren van het advies van den Minister. Dit beteekent niet, dat het College geen respect voor de Monumentencommissie heeft. Burgemeester en Wet houders zijn haar integendeel er zeer dankbaar voor, dat zij zich voor deze zaken interesseert. Indien de Raad er prijs op stelt, dat alsnog worden gehoord de Verkeerscommissie (waarvoor het een en ander pleit) en de Monumentencommissie, heeft het College daartegen geen bezwaar. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van orde van den heer Groeneveld besloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in verband hiermede aangehouden tot een volgende vergadering. (De heer van Rosmalen was inmiddels ter vergadering gekomen). XI. Voorstel inzake liet verstrekken van brandstoffen aan daarvoor in aanmerking komende werkloozen e.a., gedurende het winterseizoen 19391940. (180) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Beantwoording van de interpellatie van den heer van Eek inzake het nemen van maatregelen ter bevordering, dat het mingegoede deel der bevolking zoo min mogelijk wordt belemmerd door de duurte der levensmiddelen om te voorzien in de noodzakelijke levensbehoeften. Hierbij komen tevens aan de orde de adressen van de Leidsche Werkloozen Yereeniging en van het Comité van Actie voor Steuntrekkers ter zake. De Voorzitter deelt ter beantwoording van de interpellatie van den heer van Eek en naar aanleiding van de adressen, welke bij deze beantwoording aan de orde komen, namens het College het volgende mede. Het College wenscht voorop te stellen, dat het zijn volle aandacht wijdt en zal blijven wijden aan het vraagstuk van de schommelingen in de kosten van levensonderhoud. Daarbij doet zich de moeilijkheid voor, dat het zeer bezwaarlijk is om betrouwbare en juiste gegevens voor Leiden te dezen aanzien te bekomen. Het College heeft daarom maatregelen genomen ter verkrijging van de beschikking over zoo bruik baar mogelijke gegevens en wel in dier voege, dat weten schappelijk bearbeide en betrouwbare gegevens, die de kosten van levensonderhoud in 's-Gravenhage en Amsterdam betreffen, door een ter zake kundige worden verwerkt tot bruikbare gegevens met betrekking tot de kosten van levens onderhoud in Leiden. Bovendien stelt het College zich voor dezen ter zake kundige te doen bijstaan door plaatselijke adviseurs; het is mogelijk, dat uit hun samenwerking een commissie ont staat, die zich bij voortduring zal bezighouden met het aangeven van de schommelingen in de kosten van levens onderhoud. Ten aanzien van de vraag, in hoeverre reeds op dit oogen- blik een stijging van de kosten van levensonderhoud heeft plaats gehad en in welke mate de steunbedragen, welke door den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon aan onder steunden, die bij dezen dienst in zorg zijn, worden uitgekeerd, nu reeds onvoldoende zijn geworden, kan men uiteraard niet volstaan met de tegenwoordige kosten van levens onderhoud te vergelijken met die over de maand Augustus van dit jaar, maar moet men ook in aanmerking nemen de kosten van levensonderhoud over een langere periode met Interpellatie-van Eek i. z. het nemen van maatregelen (Voorzitter e.a.) i. v. m. duurte der levensmiddelen. name b.v. de periode, gedurende welke de huidige steunnormen van den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon gelden. Wanneer in dagbladen gesproken wordt van een stijging van de kosten van levensonderhoud met 5 dan wordt daar vermoedelijk alleen een vergelijking gemaakt met de kosten van levensonderhoud over de maand Augustus van dit jaar. Een vergelijking van de kosten van levensonderhoud over September 1939 met die over September 1938 geeft een ander beeld. In het algemeen is het gewenscht het initiatief van de Regeering met betrekking tot deze materie af te wachten, aangezien de Regeering over veel meer gegevens beschikt dan de gemeente en men bovendien bij het vaststellen van de normen voor ondersteuning door Maatschappelijk Hulp betoon in het algemeen de gedragslijn van de Regeering met betrekking tot de steunregeling voor werkloozen pleegt te volgen. Het is nog niet gebleken, dat de Regeering reeds thans het tijdstip gekomen acht. voor het nemen van maat regelen tot steunverhooging. Mocht intusschen blijken, dat een beteekenende stijging van de kosten van levensonderhoud is ingetreden de binnenkort over de maand October 1939 te verkrijgen cijfers zullen aan een nauwkeurig onderzoek worden onderworpen dan zal het College overleg plegen met de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon in zake een verhooging van de uitkeeringen, daarbij in aanmerking nemende de marge tusschen de uitkeeringen, die gedaan worden aan degenen, die door den dienst van Maatschappelijk Hulpbetoon worden ondersteund, en de uitkeeringen, welke worden verstrekt aan hen, die via den Dienst voor Sociale Zaken worden gesteund. Nu bij de behandeling van de algemeene beraadslagingen over de Rijksbegrooting voor het dienstjaar 19391940 in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ten duidelijkste is gebleken, dat deze aangelegenheid de volle aandacht van de Regeering heeft, is er vooralsnog geen aanleiding voor de gemeente Leiden om ten aanzien van door het Rijk te nemen maatregelen aandrang op de Regeering uit te oefenen. De heer van Eek dankt het College voor de uitvoerige mededeeling van het standpunt, dat het inneemt in zake het nemen van maatregelen met betrekking tot de duurte en spreekt er zijn voldoening over uit, dat het College de interpellatie niet heeft beschouwd als een uiting van wan trouwen. Spreker staat op het standpunt, dat bij een goede verhouding tusschen het College en den Raad men volkomen kan eerbiedigen, dat de een of de ander het initiatief neemt. Het nemen van* maatregelen met betrekking tot de duurte is echter een zaak van zoo buitengemeen belang en raakt zoo diep de belangen van een reeks van ingezetenen, dat de sociaal-democratische Raadsfractie een openbare behande ling daarvan noodig achtte. Een openbare bespreking kan men alleen verkrijgen door het houden van een interpellatie. Met genoegen heeft spreker geconstateerd, dat evenals hij het College het op den weg van het gemeentebestuur acht te liggen om, wanneer burgers, die reeds in nood verkeerden, door de buitengewone omstandigheden nog zwaarder worden gedrukt, te trachten alles te doen, waartoe het gemeente bestuur bij machte is ten einde in dien nood te gemoet te komen, waarbij men zal moeten heenstappen over daaraan verbonden bezwaren, hierin bestaande, dat indien het ge meentebestuur zich niet anders dan door een verhooging van de belastingen de noodige middelen kan verschaffen, deze verhooging ook komt ten laste van ingezetenen, die het betrekkelijk moeilijk hebben. Aan den anderen kant is spreker niet geheel bevredigd door de toezegging van het College, die hem te onbestemd is. Natuurlijk zal spreker niet in twijfel trekken de waarde van de cijfers; door de conclusies, welke men er uit kan trekken, moet men aan cijfers groote waarde hechten. Toch kunnen cijfers alleen een zaak als deze niet beslissen; wel kunnen zij leiding geven. Degenen, die door den Dienst van Maatschappelijk Hulp betoon worden ondersteund, komen door de stijging van de prijzen der middelen van levensonderhoud in buitengewoon moeilijke omstandigheden te verkeeren en men maakt hun positie niet gemakkelijker, wanneer men hun mededeelt, dat thans officieel is gebleken, hoe de prijzen thans niet geweldig veel verschillen met die van verleden jaar. Men heeft in dezen te doen niet alleen met cijfers, maar ook met menschen! Naar sprekers overtuiging zal uit de cijfers over de maand October 1939 blijken, dat de stijging der prijzen veel grooter is dan 5 maar toch kan hij zich niet met de voorgenomen oplossing vereenigen, omdat men daarbij te veel achter de feiten aanloopt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 4