GEMEENTERAAD YAN LEIDEN.
127
6EEOHEN STUKKEN.
N°. 169. Leiden, 20 October 1939.
Ter toelichting van de U aangeboden rekening van de
Inkomsten en Uitgaven dezer gemeente over het jaar 1938
zij het volgende onder Uwe aandacht gebracht.
Blijkens die rekening hebben de ont
vangsten van den gewonen dienst be
dragen 10.003.301.41
de uitgaven van den gewonen dienst 10.222.700.93
zoodat de gewone dienst sluit met een
nadeelig saldo van219.399.52
De ontvangsten van den kapitaaldienst
hebben bedragen de som van9.474.118.02
de uitgaven van den kapitaaldienst de
som van10.267.722.50
zoodat de kapitaaldienst sluit met een
nadeelig saldo van793.604.48
De begrooting van den gewonen dienst werd oorspronkehjk
door Uwe Vergadering in ontvangst en uitgaaf op
9.567.713.vastgesteld.
In den loop der jaren 1938 en 1939 werd zij, zoowel in
ontvangst als in uitgaaf, verhoogd met 868.480.39, waar
door het eindcijfer werd gebracht op 10.436.193.39.
Afdeeling II „Kapitaaldienst" werd zoowel in ontvangst
als in uitgaaf vastgesteld op 6.604.064.
De kapitaaldienst werd naderhand in ontvangst verhoogd
met 8.144.373.45 en dus gebracht op 14.748.437.45, de
uitgaaf werd verhoogd met 8.154.973.45 en dus gebracht
op 14.759.037.45.
Het verschil tusschen de verhooging van de ontvangsten
en die van de uitgaven bedraagt derhalve 10.600.
8.154.973.45 8.144.373.45) en is ontstaan door eenige
wijzigingen, die in den kapitaaldienst van 1938 werden aan
gebracht.
Ter toelichting van den gewonen dienst merken wij,
overeenkomstig het in Ingekomen Stukken No. 159 mede
gedeelde, nog het volgende op.
Het nadeelig kassaldo van den gewonen
dienst ad219.399.52
moet worden verhoogd met een bedrag van. 28.353.21
wegens onbetaalde rekeningen en onverwerkt
gebleven credieten.
247.752.73
Daarentegen moet in mindering worden
gebracht114.492.63
wegens bij het sluiten van den dienst 1938 nog
te ontvangen gelden, dat dienstjaar en vorige
dienstjaren betreffende,
zoodat de gewone dienst 1938 sluit met een
nadeelig exploitatie-saldo van133.260.10
Yoor de beoordeeling van het resultaat van den dienst 1938
moet evenwel in aanmerking worden genomen, dat ook aan
dat dienstjaar, een belangrijk bedrag aan „bijzondere midde
len" is ten goede gekomen.
Hoofdstuk I „Vroegere diensten" sluit met een batig
saldo van ƒ56.758.18.
Op dit hoofdstuk werd namelijk verantwoord het restant
ad 111.139.29 van de „reserve voor algemeene doeleinden",
zoodat deze thans geheel is opgebruikt, terwijl aan „achter
stallige inkomsten van vorige dienstjaren" werd ontvangen
119.012.24.
Daarentegen werd dit hoofdstuk belast met het nadeelig
kassaldo ad 126.228.20 van den gewonen dienst 1937 en
wegens „achterstallige uitgaven van vorige dienstjaren" met
ƒ47.165.15.
Voorts moest ook voor 1938 de verlaging van het stortings
percentage van 2 tot in het Vernieuwingsfonds der
Stedelijke Fabrieken van Gas- en Electriciteit worden ge
handhaafd, hetgeen een mindere last van 158.417.46 be-
teekende.
Vervolgens werd van het nadeelig saldo ad 61.320.43
van den gewonen dienst van het Grondbedrijf 30.000.
uit de reserve van dat bedrijf bestreden, bleef ook over 1938
de afschrijving ad 33.490.84 op het aandeelenbezit in de
Leidsche Duinwater-Maatschappij achterwege en had de
halveering van de premie voor het Gemeentelijk Ongevallen
fonds eene lagere uitgaaf van 8.659.30 tengevolge.
Verder werd van het kapitaal van het Pensioenfonds voor
weduwen en kinderen van gemeente-ambtenaren 57.000.
aan den gewonen dienst 1938 uitgekeerd, terwijl ten slotte
in de winst van de Stedelijke Lichtfabrieken een bedrag van
in totaal 82.000.is begrepen wegens beschikking over
een gedeelte van bijzondere reserves en wegens overboeking
van een gedeelte der winst van 1937 naar den dienst 3938.
(Zie Ingek. Stukken No. 189 van 1937).
De bovengenoemde posten bedragen in totaal 426.325.78.
Hiertegenover werd op diverse hoofdstukken een bedrag
van 26.932.54 in totaal uitgegeven ter zake van onver
werkte of onverbruikte credieten het dienstjaar 1937 be
treffende, zoodat aan „bijzondere middelen" een netto
bedrag van ƒ399.393.24 (ƒ426.325. 78 26.932.54) ten
bate van het dienstjaar 1938 kwam.
Over de jaren 1936 en 1937 werden de bijzondere middelen
berekend op respectievelijk 383.307.12 en 396.651.93.
Zonder de bijzondere ontvangst ad 399.393.24 zou het
dienstjaar 1938 een exploitatie-tekort van 532.653.34
(ƒ399.393.24 133.260.10) hebben opgeleverd.
In herinnering wordt evenwel gebracht, dat van het batig
saldo over 1938 van het Electriciteitsbedrijf een bedrag van
45.000.naar den dienst 1939 werd overgeboekt, terwijl
45.000.werd gereserveerd ter dekking van de financiëele
gevolgen van de wijziging van het winkeltarief.
De voornaamste oorzaak van het tekort op den gewonen
dienst 1938 is, dat de aan de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon uitgekeerde subsidie aanzienlijk
meer bedroeg dan geraamd was.
Uitgekeerd werd namehjk 923.696.46, d.i. 120.396.46
meer dan de uitgetrokken som van 803.300.
Over 1936 bedroeg de subsidie 776.231.58, over 1937
ƒ871.058.24.
De uitgaven voor „ondersteuning van werkloozen", welke
met inbegrip van die van werkverschaffing, den z.g. B.-steun,
de centrale werkplaats voor jeugdige werkloozen, enz. enz.
waren geraamd op 1.363.744.hebben 1.606.345.01 of
242.601.01 meer bedragen.
Over 1936 bedroegen de uitgaven ter zake ƒ1.454.748.38
en over 1937 1.588.297.66.
Hier staat echter tegenover, dat, met inbegrip van de nog
te doene ontvangsten, de bijdragen uit het Werkloosheids-
subsidiefonds en uit 's Rijks kas, op 1.350.625.31 kunnen
worden gesteld, d.i. 236.648.31 meer dan de raming ad
ƒ1.113.977.—.
De bovenbedoelde ontvangst bedroeg over 1936
1.157.454.48, over 1937 1.322.689.39.
De ten laste van de gemeente blijvende uitgaven voor
werkloozenzorg hebben dus ten slotte slechts 5.952.70
242.601.01 236.648.31) meer bedragen dan de raming,
ad 249.767.—.
Van de verdere tegenvallers, het dienstjaar 1938 betreffende,
worden de voornaamste hieronder vermeld.
De winst van de Gasfabriek, geraamd op 167.932.be
droeg 133.467.27, d.i. 34.464. 73 minder.
Voorts werd aan retributie van de Stedelijke Lichtfabrieken
11.526.50 minder ontvangen dan geraamd was, leverden
de rechten voor het gebruik van openbare gronden en wateren,
de markt- en havengelden enz. een tegenvaller op van in
totaal 15.300.en bleef de ontvangst terzake van de
voorbereiding en de uitvoering van werken voor bedrijven
en particulieren ruim 22.500.beneden de raming.
Verder bedroeg de ontvangst van de duinwaterleiding,
geraamd op 310.000.5.091.18 minder, bleef de winst
van het Openbaar Slachthuis, welke was geraamd op 19.000.-,
6.603.95 beneden dit bedrag, was de ontvangst aan opcenten
op de hoofdsom der vermogensbelasting, geraamd op 35.000.-,
8.339.09 minder en die aan opcenten op de hoofdsom der
gemeentefondsbelasting, geraamd op ƒ300.000.ƒ3.981.11
minder.
Tenslotte vereischten de uitgaven ten behoeve van het
bijzonder lager onderwijs, in hoofdzaak in verband met de
afrekening over het jaar 1935, ingevolge art. 101 (oud) der
Lager Onderwijswet 1920, eene hoogere uitgaaf van rond
17.000.—.
De hoogere uitgaaf ter zake bedraagt feitelijk 29.000.
doch ter dekking hiervan was 12.000.van den dienst
1937 gereserveerd. Zie de toelichting bij Hoofdstuk XIII 7
hierachter.
Tegenover de lagere ontvangsten en hoogere uitgaven,
kunnen gelukkig ook eenige voordeelige factoren worden
genoemd. De winst van de Electriciteitsfabriek, geraamd op
1.098.917.—, bedroeg ƒ1.146.316.15 of ƒ47.399.15 meer.
De exploitatie van de gestichten „Endegeest," „Voor
geest" en „Rhijngeest", leverde een winst op van 5.457.46,
terwijl deze voor „memorie" was geraamd.
De ontvangst ter zake van opcenten op de hoofdsom der