MAANDAG 9 OCTOBER 1939. 231 Interpellatie-van Eek i. z. liet nemen van maatregelen i. v. m. (van Eek.) duurte der levensmiddelen. dan wel afnemen. Een element, waardoor de groote vraag ontstaat en dientengevolge de duurte toeneemt, is de vrees welke men koestert voor eventueele prijsstijgingen. Het eenigszins verdwijnen van dit element kan een daling van de prijzen ten gevolge hebben. Aan den anderen kant is te vreezen, dat door de sterke bemoeilijking van den aanvoer uit het buitenland de prijzen zullen stijgen. Het is zeer te vreezen, dat wanneer de oorlog scherpere verhoudingen gaat aannemen, de aanvoer uit het buitenland nog meer zal worden belemmerd en daardoor een nog aanzienlijker prijs stijging zal worden veroorzaakt. Al is er eenige onzekerheid, dan nog moet men rekening houden met de omstandigheid, dat de prijzen zullen stijgen. In verband hiermede vestigt spreker in de eerste plaats de aandacht van het College op de verstrekking van kolen. Het is de vraag of, gezien de mogelijkheid van prijsstijging, men dit jaar voor 1.dezelfde hoeveelheid kolen zal kunnen bekomen als verleden jaar. Men dient daarbij rekening te houden met de omstandigheid, dat, hoewel Nederland op het oogenblik zelf voldoende produceert om in de behoefte aan brandstoffen te voorzien, het niet over alle mogelijke kolen beschikt en om andere kolen te kunnen krijgen een gedeelte van zijn eigen kolen moet uitvoeren. Hebben Burge meester en Wethouders nu de zekerheid verkregen, dat op de kolenbons dit jaar dezelfde hoeveelheid kolen aan de werkloozen zal worden verschaft als verleden jaar werd verstrekt? Er is een duurte, die veroorzaakt wordt door het op drijven van de prijzen en het hamsteren. De Regeering, bijgestaan door de politie, heeft de taak daartegen te waken. Tegen de duurte, veroorzaakt door de oorlogsomstandig heden, kan men niet veel doen; daarin zal men moeten berpsten. Ze brengt echter een belangrijk deel der bevolking in buitengewoon moeilijke omstandigheden. Het is voor niemand prettig, wanneer artikelen, noodig voor het nood zakelijk levensonderhoud, die men zelfs bij bezuiniging niet kan missen, duurder worden. Een gedeelte van de bevolking beschikt echter over niet meer dan noodig is om zich thans het strikt noodzakelijke voor het levensonderhoud aan te schaffen en wanneer de prijzen van verschillende artikelen stijgen, komt dit deel der bevolking in groote moeilijkheden. Men behoeft niet te vragen, welke omstandigheden dan zullen ontstaan, indien men weet, dat nu reeds sporen van ondervoeding zijn aangetoond. In de eerste plaats denkt spreker hierbij aan hen, die moeten leven van een uitkeering van Maatschappelijk Hulp betoon en reeds nu ternauwernood, misschien gedeeltelijk zelfs niet, kunnen voorzien in datgene, wat een gezin beslist noodig heeft om een redelijk levensbestaan te leiden. In den toestand, welke voor deze menschen ontstaat, wanneer zij in totaal een voor hen belangrijk bedrag meer voor de levens middelen moeten gaan betalen, kan onmogelijk door parti culiere hulp worden voorzien. Indien dergelijke groote rampen de menschheid treffen, kan particuliere hulp niet voldoende in den nood voorzien en moet men algemeene maatregelen nemen; probeert men het toch door particuliere hulp te doen, dan ontbreekt de zekerheid, dat men over voldoende middelen zal beschikken. Neemt de prijsstijging een nog ernstiger karakter aan, dan zullen verschillende categorieën door de duurte worden getroffen, waarbij spreker niet gaarne zou willen, dat in den nood moest worden voorzien door particuliere hulp, omdat daardoor het geestelijk en zedelijk peil van de gesteunden zou dalen. Er zijn categorieën, ten aanzien voor wie het niet in de eerste plaats op den weg van de gemeente ligt hulp te ver- leenen; zoo behooren de uitkeeringen aan werkloozen en de gezinnen van gemobiliseerden tot de taak van het Rijk. Het is echter mogelijk men moet in dezen eenigszins in de toekomst zien, dat de toestanden zóó ernstig worden, dat ook het College verplicht zal zijn daaraan zijn aandacht te schenken. Gedurende de vorige mobilisatie bestond een verschil van meening tusschen de arbeidersbeweging en het College. Van de zijde van de arbeidersbeweging meende men, dat, indien door het nemen of het achterwege laten van maatregelen van Regeeringswege de toestand van de bevolking ernstig werd benadeeld, men het recht had het College te vragen de ingezetenen in deze moeilijke omstandigheden bij te staan en te trachten aandrang op de Regeering te oefenen om den toestand te verbeteren. Nog altijd staat spreker op hetzelfde standpunt, terwijl hij zich kan beroepen op artikel 150 der Grondwet, volgens hetwelk de gemeentebesturen de belangen van hunne gemeenten en van hare ingezetenen kunnen voor staan bij den Koning, bij de Staten-Generaal en bij de Staten der provincie waartoe zij behooren. Wanneer de gesteunden Interpellatie-van Eek i. z. het nemen van maatregelen i. v. m. (van Eek e.a.) duurte der levensmiddelen. van Maatschappelijk Hulpbetoon en andere categorieën van burgers door de duurte ernstig worden getroffen en in hun nood niet voldoende door Regeeringsmaatregelen wordt voorzien, kan het gewenscht zijn, dat ook van de zijde van het College aandrang op de Regeering wordt geoefend om te dien opzichte forschere maatregelen te nemen. Het College staat dichter dan de Regeering bij de ingezetenen en er kunnen bijzondere omstandigheden zijn, waardoor het College tot plicht heeft alles te doen wat in zijn macht is om te dien opzichte de belangen van de gemeentenaren te dienen. Spreker bepleit niet, dat het geven van duurtetoeslag op het oogenblik wenschelijk is, maar wil rekening houden met de mogelijkheid, dat de toestand zoozeer verergert, dat het toekennen van duurtetoeslag aan het lagere Overheids personeel noodzakelijk wordt. Men zou de vraag kunnen stellen, of het bij alle bestaande onzekerheid nu reeds de tijd is om te overwegen, wat in dit opzicht gedaan dient te worden. In de eerste plaats acht spreker het gewenscht, dat de ingezetenen van deze gemeente en vooral het noodlijdende gedeelte der bevolking, dat thans in groote bekommering verkeert, de geruststellende verzekering van het College verkrijgen, dat het alles, wat in zijn macht is, zal doen om in elk geval hen in den nood bij te staan. In de tweede plaats kan het gewenscht zijn om, wanneer men met eenige zekerheid kan voorspellen, dat de nood van de gemeentenaren en in het bijzonder de nood van hen, die in de moeilijkste omstandigheden verkeeren, financieele offers van de gemeente zal vergen, te overwegen, welke gevolgen het optreden van het gemeentebestuur voor de begrooting zal hebben. De sociaal-democratische fractie zal, indien zij wordt gesteld voor de keuze: geen hulp van gemeentewege verleenen aan degenen, die op het oogenblik het sterkst door den nood worden gedrukt, of wel deze hulp verleenen, waardoor verhooging van de belasting noodig zal zijn, het laatste kiezen, omdat zij meent, dat dit nood zakelijk is. Het gemeentebestuur moet al het mogelijke doen om te voorkomen, dat de toestand nog drukkender wordt. In deze buitengewoon moeilijke omstandigheden hebben de huis vrouwen al haar geestkracht noodig om het hoofd boven water te houden en te zorgen, dat de gezinnen het noodige krijgen. Indien de prijzen blijven stijgen, behoort dit tot het onmogelijke. Men moet echter al het mogelijke doen om een paniek te voorkomen. Menschenliefde ook een publiek college moet zich door den eisch van menschenliefde laten leiden maakt het gebiedend noodzakelijk, dat in dit opzicht forsch wordt opgetreden. De eischen van de menschenliefde zijn gelukkig niet altijd in strijd met de eischen van het gezond verstand en het gezond verstand eischt, dat, stellig overeenkomstig het verlangen van het College, men er voor waakt het geestelijk en zedelijk peil der bevolking zooveel mogelijk in stand te houden, waarom het noodig is in dezen buitengewonen nood door krachtige maatregelen helpend op te treden. Gelet op de ernstige consequenties, die aan het een en ander zijn verbonden, begrijpt spreker, dat het College niet thans reeds uitvoerig kan mededeelen, wat het van plan is in dit opzicht te doen. Wel hoopt spreker van het College de verzekering te ontvangen, dat het in deze dagen alles zal doen, waartoe het bij machte is om te maken, dat artikelen, die verkrijgbaar zijn en behooren tot het noodzakelijke levensonderhoud, ter beschikking kunnen komen, ook voor het mingegoede deel der bevolking. Nu vele gevaren de bevolking bedreigen en vele bezwaren overwonnen moeten worden, hoopt spreker, dat het gemeentebestuur moeite zal doen althans de duurte zoodanig op te vangen, dat het minst draagkrachtige deel der bevolking er zoo min mogelijk het slachtoffer van wordt. De Voorzitter vermoedt, dat het den interpellant niet zal verwonderen, dat het College, gelet op het verschil tusschen de uitvoerige uiteenzetting, welke de heer van Eek thans heeft gegeven en de zeer sobere vraag, welke hij overeen komstig zijn reeds eerder aan het College te kennen gegeven voornemen heeft gesteld, zich het recht voorbehoudt op de interpellatie in een volgende vergadering te antwoorden. De heer van Eek vraagt of „een volgende vergadering" niet kan zijn „de volgende vergadering". De Voorzitter zal zijn best doen om het antwoord in de volgende vergadering te geven, maar kan dit niet toezeggen. Het reglement van orde spreekt overigens alleen van „een volgende vergadering". De heer Wilmer kan zich ten slotte er mede vereenigen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 5