222 DINSDAG 5 SEPTEMBER 1939. Benoeming van Wethouders. (van Eek e.a.) tredende Wethouders, waarom zij in dien geest hun stem zullen uitbrengen. Verder stelt spreker op den voorgrond, dat de gemeente raadsverkiezing voor de praktijk geen ontzaglijke ver andering heeft gebracht. Wel is waar hebben de sociaal democraten twee zetels verloren, maar er staat tegenover, dat de vrijzinnig-democraten, die op vele punten met de sociaal-democraten medestemmen, één zetel hebben ge wonnen, zoodat het in hoofdzaak gaat om één stem. De critiek, welke geoefend is op het College en in het bijzonder op de sociaal-democratische Wethouders, betrof in hoofdzaak niet wat deze Wethouders hebben gedaan of nagelaten, maar wel het feit, dat er een belangrijk verschil in optreden van de sociaal-democraten was tusschen nu en vroeger. Naar spreker meent, heeft de Wethouder van Financiën de financiën op voortreffelijke wijze in orde gehouden en heeft de Wethouder van Sociale Zaken getracht om, voor zoover dit mogelijk was, de sociale belangen van de gemeente te verdedigen en op te komen voor de sociale belangen van de gemeentenaren. Voor zoover het spreker bekend is, heeft men daarop geen critiek geoefend. Spreker hoopt dus, dat de Raad zal handelen overeen komstig de meening van hen, die van oordeel zijn, dat het College in zijn tegenwoordige samenstelling moet worden gehandhaafd en gelooft, dat het in de ernstige omstandig heden, waarin men op het oogenblik verkeert, gelet ook op de moeilijkheden, waaraan het College het hoofd zal moeten bieden, waarbij het noodig zal zijn, dat allen het zooveel mogelijk steunen, gewenscht is, geen verandering in het College te brengen, overtuigd als hij is, dat dit de beste wijze zal zijn, waarop men het algemeen belang kan dienen. De Voorzitter dringt er bij de leden op aan, deze bespreking niet te maken tot een begrootingsdebat en uitsluitend de opmerkingen te maken, welke zij meenen in verband met het in behandeling zijnde agendapunt niet achterwege te kunnen laten. De heer Parmentier vraagt zich af, of het voor den heer Wilbrink, die blijkbaar in moeilijkheden verkeert, niet moge lijk is een oplossing te vinden, waarbij rekening wordt ge houden met het standpunt, dat het College moet zijn samen gesteld uit één linkschen Wethouder en drie rechtsche Wethouders. Spreker heeft den indruk, dat men de sociaal democraten, wier standpunt hij niet goed houdbaar acht, wel zal meekrijgen, indien ieder lid stemt, zooals de heer Wilbrink het eigenlijk het meest gewenscht acht. Wellicht klinkt dit iets vreemd, maar spreker gelooft het, omdat het hem en stellig ook anderen leden van den Raad bekend is, dat in de sociaal-democratische kringen over de benoeming van Wethouders anders wordt gedacht dan door den heer van Eek. De heer Mr. Mok, sociaal-democraat, schreef onlangs in ,,de Gemeente": „De leuzen „drie of geen", „twee of geen" heb ik nooit kunnen bewonderen. Dat men onder bepaalde omstandig heden liever geen wethouderszetel bezet dan een aantal, waarbij van te voren vaststaat,, dat men geen behoorlijk werk zal kunnen verrichten, kan ik mij indenken, maar het karakter van het college van B. en W. als dagelijksch bestuur brengt mee, dat elke belangrijke groep in den Raad er in vertegenwoordigd dient te zijn. Het deelnemen aan dit dagelijksch bestuur is niet alleen een rechthet is ook een plicht. Dien plicht mag men tegenover zijn kiezers niet verzaken, tenzij zeer bijzondere omstandigheden hiertoe nopen. Ook in die gemeenten, waarin zetelverlies wellicht zal leiden tot verhes van een zetel in het College, zal men dit moeten bedenken." Waar dit ook het standpunt van den heer Wilbrink is, vraagt spreker zich af, of het niet beter is, dat ieder lid stemt naar zijn persoonlijke meening en er niet toe mede werkt, dat in een rechtschen Raad een College wordt gekozen, waarin de invloed van de sociaal-democraten tweemaal zoo groot is als in de gegeven omstandigheden billijk en nood zakelijk is. Worden benoemd: de heer Mr. A. F. L. M. Tepe met 30 stemmen; de heer Th. B. J. Wilmer verkreeg 1 stem, terwijl 2 stemmen van onwaarde waren; de heer J. J. van Stralen met 23 stemmen; de heer Mr. C. Beekenkamp ver kreeg 10 stemmen; de heer M. G. Verweij met algemeene (33) stemmen; de heer J. Wilbrink met 32 stemmen; de heer D. van der Kwaak verkreeg 1 stem. De heeren Tepe, van Stralen, Verweij en Wilbrink ver klaren de benoeming aan te nemen. Benoeming leden raadscommissies. (van Weizen e.a.) Hierna wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming op voorstel van den Voorzitter besloten de agendapunten 3 tot en met 28 tegelijkertijd te behandelen. De heer van Weizen zegt, dat de vier groote Raadsfracties natuurlijk omtrent de samenstelling van de commissies overleg met elkaar hebben gepleegd. Tot zijn genoegen ontving spreker van den leider der roomsch-katholieke fractie een lijst van aanbevelingen, die, wellicht met een enkele afwijking, na het gevoerde overleg was tot stand gekomen. Het overleg heeft er echter toe geleid, dat spreker buiten elke commissie wordt gehouden. Dit is merkwaardig, omdat spreker in de afgeloopen vierjarige periode meermalen heeft laten blijken, dat hij bereid is aan het werk van de commissies in het belang van de Leidsche gemeenscUhp deel te nemen. Spreker neemt er nota van, dat, terwijl van alle kanten een beroep wordt gedaan op het Nederlandsche volk, in casu de Leidsche bevolking, om de eenheid te bewaren, de vertegenwoordiger van een bepaald deel der bevolking wordt uitgesloten. Intusschen stelt spreker er prijs op nogmaals den Raad mede te deelen, dat hij bereid is in de commissies zitting te nemen en in het werk der commissies zijn aandeel te leveren. De heer van Bemmelen kan zich in zooverre aansluiten bij het betoog van den heer van Weizen, dat ook spreker van meening is, dat het voor-overleg te veel fractiegewijze geschiedt. Zoowel bij de benoeming van de Wethouders als bij de samenstelling der commissiën is het spreker opgevallen, dat aan de kleine fracties wordt medegedeeld, hoe de groote fracties het willen hebben. Het lijkt spreker toe, dat deze methode voor dit werk niet geschikt is. Spreker geeft den Raad in overweging den heer van Weizen in een of andere commissie een plaats te geven, daar diens partij ook in een of andere commissie vertegenwoordigd moet zijn. Verder vestigt spreker er de aandacht op, dat bij het voor-overleg den heer Keij geen plaats is toegedacht in de Commissie voor den Geneeskundigen en Gezondheidsdienst; de heer Keij heeft tegenover spreker verklaard wel bereid te zijn, daarin zitting te nemen. De heer Eikerbout was zoo vriendelijk aan spreker mede te deelen, dat men van dien kant bereid was de plaats, welke bij het voor-overleg aan den heer Beekenkamp was toegedacht, aan den heer Key af te staan. Ook de linkerzijde heeft, naar spreker is gebleken, tegen de benoeming van den heer Key geen bezwaar, waarom spreker den heer Keij voor de benoeming tot lid van de bedoelde Commissie bij den Raad aanbeveelt. De heer Key zegt, dat het optreden van de groote fracties z.i. wel een eenigszins dictatoriaal karakter heeft, gelijk spreker gebleken is uit het briefje, waarin den leden werd medegedeeld, hoe de groote fracties zich de samenstelling van de commissiën hadden gedacht. Met de wenschen, die bij sommige leden kunnen bestaan in verband met de ver schillende beroepen, die zij uitoefenen, is geen rekening gehouden. Verder deelt spreker mede, dat hij niet bereid is een be noeming tot lid van de Commissie voor het Oud-Archief te aanvaarden, maar de heer van Bemmelen wel bereid is, daarin zitting te nemen. De heer van Eek wenscht als voorzitter van een der groote fracties het een en ander te zeggen, nu aan het adres van deze fracties harde woorden zijn gebruikt en zij zelfs be schuldigd zijn van het toepassen van dictatoriale manieren. Spreker staat op het standpunt, dat geen enkel lid van een fractie bij de benoemingen mag worden uitgesloten en alle leden van de fracties gelijke rechten hebben. Wanneer een Raadslid een functie heeft op een terrein, waarop een commissie werkzaam is, en daarom op dat bepaalde gebied bijzonder bekwaam geacht kan worden, is het gewenscht, dat dit lid in die commissie wordt benoemd. Men dient zich echter goed bewust te zijn, wat de bedoeling van het com missoriale werk ishet dient ter voorlichting van het College en den Raad en daarom is het gewenscht, dat de samenstel ling van de commissies eenigszins overeenkomt met de samen stelling van den Raad. Het advies van een commissie, die uitsluitend bestaat uit leden van kleine fracties, zou van de meening van den Raad een geheel verkeerden indruk kunnen geven. Waar de commissies betrekkelijk klein zijn en voor het meerendeel bestaan uit een Wethouder en vier Raadsleden, is het volkomen begrijpelijk, dat de vier leden worden gekozen uit de vier groote fracties; het behoeft geen wet van Meden en Perzen te zijn, maar het is algemeen gebruikelijk. Dit neemt niet weg, dat het gewenscht is gebruik te maken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 4