220 DINSDAG 5 SEPTEMBER 1939. Benoeming van Wethouders. (Voorzitter e.a.) De notulen van het verhandelde in de vergadering van 28 Augustus 1939 worden goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat aan H.M. de Koningin ter gelegenheid van Haren verjaardag een telegram van geluk - wensch is verzonden. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter deelts voorts mede, dat is ingekomen: Missive van Gedeputeerde Staten ten geleide van het goedgekeurde Raadsbesluit van 17 Juli 1939, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1938, in verband met de afsluiting van het dienstjaar 1938. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: Processen-verbaal van de opname van de boeken en kas van bedrijven der gemeente. Zullen voor de leden ter lezing in de Leeskamer worden gelegd. Aan de orde is alsnu: II. Benoeming van vier Wethouders (vacatures: de II.H. Mr. A. F. L. M. Tepe, J. J. van Stralen, M. G. Verweij en J. Wilbrink). De heer Wilmer, mevrouw de Cler, de heeren van der Kwaak en Koole vormen stembureau I voor de benoemingen, vermeld onder de punten 2 tot en met 14de heeren Schiiller, Tobé, Veenendaal en Bosch van Rosenthal vormen stem bureau II voor de benoemingen, vermeld onder de punten 15 tot en met 28 der agenda. De heer Wilmer verklaart, dat naar het oordeel van de katholieke raadsfractie in den uitslag van de laatstgehouden gemeenteraadsverkiezing een reden, een aanwijzing ligt voor een andere politieke samenstelling van het College, zal deze samenstelling een zoo zuiver mogelijke representatie zijn van de politieke samenstelling van den gemeenteraad. Het College dient thans te worden samengesteld uit een sociaal democraat, een roomsch-katholiek, een christelijk-historische en een anti-revolutionnair. In deze meening is de roomsch-katholieke fractie volkomen homogeen met de christelijk-historische en de anti-revolu- tionnaire raadsfractie en misschien ook wel met nog andere leden van den Raad, zoodat men zonder twijfel mag vast leggen, dat de meerderheid van den Raad voorstandster is van de zoo juist genoemde samenstelling. De sociaal-democratische raadsfractie heeft echter doen weten, dat zij aan een dergelijke samenstelling van het College haar medewerking niet wil verleenen, en: öf twee vertegenwoordigers of geen enkelen vertegenwoordiger in het College wenscht te hebben; zij kan dus de samen stelling van het College, die de meerderheid van den Raad wenscht, niet aanvaarden. Ondanks deze mededeeling van de sociaal-democratische fractie zal de katholieke raadsfractie stemmen, zooals zij meent, dat gestemd moet worden, om het resultaat te bereiken, hetwelk door de meerderheid van den Raad wordt gewenscht; zij zal daarom stemmen op den aftredenden christelijk-historischen en roomsch-katholieken Wethouder, op een van de aftredende sociaal-democratische Wethouders en op een anti-revolutionnair lid van den Raad. De katholieke fractie is van oordeel, dat, indien de meerderheid van den Raad evenzoo stemde en de ééne gekozen sociaal-democraat onverhoopt de benoeming niet wilde aanvaarden, de beste of indien men wil: de minst slechte van de mogelijkheden, die dan openbleven, zou zijn de benoeming van een geheel rechtsch College. Met nadruk verklaart spreker echter, dat een geheel rechtsch College door de katholieke fractie niet wordt be geerd en niet als wenschelijk wordt beschouwd. De heer Parmentier verklaart namens de anti-revolution- naire fractie, dat zij het bijna woordelijk eens is met het betoog van den heer Wilmer, waaraan spreker uiteraard niets zal toevoegen. Namens zijn fractie beveelt spreker de benoeming van den heer Beekenkamp in de vacature-van Stralen bij den Raad aan. De heer Wilbrink wenscht het standpunt mede te deelen, dat de christelijk-historische Raadsfractie na de vele be- Benoeming van Wethouders. (Wilbrink.) sprekingen ten aanzien van de benoeming van de vier Wet houders heeft ingenomen. In eerste instantie was de christelijk-historische fractie van meening, dat in verband met den uitslag van de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezing en gelet op het feit, dat het College is de vertegenwoordiger van den Raad, die op zijn beurt de burgerij vertegenwoordigt, de verschillende stroomingen, welke bij de gemeenteraadsverkiezing tot uiting zijn gekomen, op de beste manier zouden zijn vertegen woordigd, indien tot Wethouder werden benoemd een ver tegenwoordiger van elk der drie rechtsche fracties en een sociaal-democraat. De daarover gevoerde besprekingen hadden een negatief resultaat, doordat de sociaal-democratische fractie het in de gegeven omstandigheden niet verantwoord achtte slechts één vertegenwoordiger in het College te hebben, aangezien dan naar haar meening de sociaal-democratische beginselen niet op een redelijke wijze tot uitdrukking zouden kunnen komen. Waar naar het oordeel van de sociaal-democratische fractie haar beide vertegenwoordigers in de afgeloopen vierjarige periode hun taak op behoorlijke wijze hadden behartigd, meende zij, dat in den uitslag van de gemeenteraadsverkiezing geen reden kon worden gevonden om de candidatuur van een der beide sociaal-democratische Wethouders in te trekken. Men heeft volgens spreker dit standpunt der sociaal democratische fractie te eerbiedigen, al kan men daaromtrent van meening verschillen. Iedere fractie is vrij in het bepalen van haar standpunt, al zal zij rekening hebben te houden met de verantwoordelijkheid, welke haar leden individueel en zij in haar geheel hebben te dragen ten aanzien van het te voeren beleid. Nadat de sociaal-democratische fractie haar standpunt had medegedeeld, heeft men geprobeerd de vrijzinnig-demo cratische fractie in het overleg te betrekken en deze gevraagd, of zij bereid was een van haar leden naast drie rechtsche Wethouders een plaats in het College te doen innemen. De vrijzinnig-democratische fractie antwoordde, dat, hoewel zij niet instemde met de strakke houding van de sociaal-demo cratische fractie, naar haar oordeel in de gegeven omstandig heden de beste oplossing zou zijn het College in zijn oude samenstelling te handhaven. Men heeft na de ontvangst van dit weigerend antwoord andere oplossingen overwogen. Men dacht daarbij eenerzij ds aan de samenstelling van een geheel rechtsch College, maar anderzijds aan de mogelijkheid een liberalen vertegen woordiger uit te noodigen in het College zitting te nemen en waar het bekend was, dat het tegenwoordige liberale Raadslid niet in staat zou zijn deel van het College uit te maken, over woog men de mogelijkheid, dat dit lid voor het raadslidmaat schap zou bedanken en zou worden opgevolgd door iemand, die wel in het College zou kunnen zitting nemen. Er bestonden derhalve drie mogelijkheden: a. handhaving van den bestaanden toestand, b. benoeming van een geheel rechtsch College en c. verkiezing van drie rechtsche Wet houders en een liberalen Wethouder. De christelijk-historische fractie meende, dat waar de beste oplossing niet verkregen kon worden, men moest zoeken naar de minst slechte. Naar haar oordeel zou een geheel rechtsch College niet in overeenstemming zijn met de samenstelling van den Raad en ook niet kloppen op den uitslag van de gemeenteraadsverkiezing. Immersals men er bezwaar tegen maakt, dat twee vertegenwoordigers van een fractie van 12 leden tot Wethouder worden benoemd, terwijl zich bij deze fractie heeft aangesloten een fractie van twee leden, die haar het naast staan in den Raad en meenen, dat het College in zijn huidige samenstelling moet worden gehand haafd, zal men moeten erkennen, dat het zeker niet klopt op den uitslag van de gemeenteraadsverkiezing, indien uit een fractie van 8 leden twee Wethouders worden benoemd. Ook de derde oplossing achtte sprekers fractie niet aan nemelijk, 1°. omdat het eenigszins beneden de waardigheid van den Raad moet worden geacht het bedoelde verzoek aan het zittende liberale raadslid te doen en 2°. omdat een op deze wijze samengesteld College zeker in het geheel niet in overeenstemming zou zijn met den uitslag van de ge meenteraadsverkiezing. Wel is waar plaatst men de liberalen aan de linkerzijde naast de sociaal-democraten en de vrij zinnig-democraten, maar men dient daarbij steeds te denken aan de sociaal-economische politiek, welke ook in den ge meenteraad moet worden gevoerd. In verband hiermede en met het oog op het standpunt, dat de liberalen te dien aanzien innemen, meende de christelijk-historische fractie, dat de keuze van de derde oplossing niet tot een versterking van het College zou kunnen leiden en men bovendien op die wijze geen College zou krijgen, dat een afspiegeling van den Raad zou zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 2