MAANDAG 28 A Rondvraag. (Oostveen e.a.) maatregelen en inlichtingen, dat de woningbouwvereniging De Eendracht reeds in April 1939 tot het College heeft gericht. Deze woningbouwvereeniging zon in dezen tijd wel haar maatregelen willen nemen in overleg met Burgemeester en Wethouders. Spreker vraagt of dit nu met eenigen grooteren spoed kan worden afgedaan. De Voorzitter zegt, dat deze zaak is gesteld in handen van het hoofd van den Luchtbeschermingsdienst; spreker zal zoo noodig de zaak bespoedigen. De Voorzitter houdt de volgende toespraak: Zooals U, Dames en Heeren, bekend is heb ik met de vroeger gevolgde gewoonte om jaarlijks bij den aanvang van het jaar een overzicht te geven van hetgeen in het afgeloopen jaar door U gedaan was, gebroken. Ik meen dat dit, nadat de dagbladen de jaaroverzichten juist gegeven hadden, min of meer als mosterd na den maaltijd beschouwd zou worden. Thans, nu ik sta voor het afscheid van den Baad, waaruit ditmaal zoovelen, hetzij voor goed, hetzij met esprit of espoir de retour verdwijnen, is dit een veel beter gelegenheid om met U nog eens te gaan langs al die toch veelal zeer gewichtige stappen die wij gezamenlijk zetten op den weg van Leiden's geschiedenis gedurende de jaren van 1935 af. De reden, waarom wij niet in onze gewone, zij het tijdelijke vergaderzaal bijeenkomen, werpt een donkere schaduw op ons aller denken en zorgen. Met groote somberheid moeten wij wederom in de toekomst blikken en machteloos als wij als Gemeenteraad staan tegenover factoren die toch ons leven èn als burgers èn als bestuurders van deze stad zoo volmaakt overheerschen, kunnen wij niet anders doen dan in ver trouwen op de Goddelijke Voorzienigheid kracht zoeken om onze plicht te doen en onzerzijds mede te werken om de Lands- regeering te steunen in de zware taak die haar is opgelegd, haar moeilijkheden te doorvoelen en te begrijpen en ditmaal met wegcijfering van kleine gevoeligheden en kleine meenings- geschillen streven naar eensgezindheid, naar overgave van de persoonlijkheid aan het gemeene belang van het land, dat, Gode zij dank, de leiding en het lichtend voorbeeld geniet van een zoo verheven Vorstin als Koningin Wilhelmina. Het is droevig, dat deze Baad uiteengaan moet onder zulke drukkende en onheilspellende omstandigheden. 1 Laten wij trachten di*ë een oogenblik geeh invloed tè gunnen op onze herinnering aan hetgeen in de afgeloopen periode Uwe aandacht hier vroeg, aan het werk waarop ge thans, laat ik hopen met zekere voldoening terug moogt zien. De Baad had herhaalde malen gelegenheid blijk te geven van zijn gevoel van sterk medeleven in de plaats gehad heb bende vreugdevolle gebeurtenissen in ons Vorstenhuis; her dacht werden de verloving en het huwelijk van H.K.H. Prinses Juliana met Z.K.H. Prins Bernhard, het Veertig jarig Begeeringsjubileum van H.M. de Koningin, de geboorte van H.K.H. Prinses Beatrix en zoo juist die van H.K.H. Prinses Irene. Men mag dan ook zekerlijk van deze 4-jarige periode zeggen, dat de liefde van ons volk voor het Huis van Oranje in ver dieping nog won. Meer en meer blijkt die liefde voor het Huis van Oranje te gaan berusten op begrijpen door het volk van de beteekenis van ons koningsschap, dat niet alleen door onze geschiedenis, maar door de wijze waarop het juist in moeilijke tijden, als wij doormaken, zijn weldadigen invloed doet gelden. De stadsbevolking is nog steeds groeiende en klom van 72.776 tot 77.459 zielen. Dat het College U nog geen voort gang kon of kan melden ten aanzien van de uitzetting der te benauwd getrokken gemeentelijke grenzen, betreur ik zeer. De belangstelling voor dit vraagstuk van de zijde van degenen, wier medewerking daartoe onmisbaar is, zal naar ik hoop uit eindelijk gewekt kunnen worden. Ik blijf dat zien als een voor Leiden hoogst noodzakelijken maatregel. Was in September 1935 het Stadhuisterrein vrijwel geheel ontruimd, thans nadert de bouw van het nieuwe Stadhuis zijn voltooiing en wacht ons nog slechts een aantal maanden, alvorens de Baad zal kunnen zetelen in Blaauw's schepping; het herstel van den ouden gevel, overblijfsel van het helaas aan de prooi der vlammen gevallen, eens zoo beroemde Leidsche Baadhuis, is geheel voltooid en geeft ook algemeen in den lande "reden tot groote dankbaarheid voor het behoud van dit wonderschoone monument. De gemeentefinanciën hebben in de afgeloopen zittings periode wel de grootste zorgen gebaard. In steeds stijgende mate hebben zij de ongunstige gevolgen van de heerschende economische toestanden ondervonden. Voor Armenzorg en Werkloozenondersteuning, die beide het financiëele beeld der gemeente, zoo hier als elders, vrijwel volkomen beheerschen, werd in 1936 samen ruim/2.500.000. uitgegeven; nu zijn wel is waar sedert dien deze uitgaven JGUSTUS 1939. 215 Afscheid raadsleden. (Voorzitter.) niet meer zoo belangrijk gestegen over 1939 bedraagt de raming 2.560.000.doch tegen dergelijke enorme, jaarlijks terugkeerende uitgaven is het normale budget der gemeente, ondanks de instelling van het Bijkswerkloosheidssubsidie- fonds, niet bestand. Er moesten door U dan ook vele en veler lei maatregelen worden genomen om zooveel mogelijk aan de moeilijkheden het hoofd te bieden. Met de besparingen en bezuinigingen die reeds in de vorige zittingsperiode waren aangebracht kon niet worden volstaan; nieuwe beperkingen en versoberingen waren vereischt, terwijl ook de toevlucht moest worden genomen tot in vroeger tijden gevormde reserves en andere bijzondere middelen. Enkele van de be langrijkste maatregelen mogen in herinnering worden ge bracht. Er werd opnieuw een algemeene salariskorting inge voerd; het instituut van de boventallige onderwijzers werd geleidelijk geheel afgeschaft; bij de Lichtfabrieken had een ingrijpende reorganisatie met een belangrijke personeels- afvloeiing plaats; de storting in de vernieuwingsfondsen dier Fabrieken moest ook nu weer van 2 tot een van het kapitaal worden verminderd; de algemeene reserve moest meermalen worden aangesproken, zoodat zij thans geheel is verbruikt; over het surplus-kapitaal van het Weduwen- Pensioenfonds moest worden beschikt. Ondanks al deze maatregelen, de conversie van geldleeningen en een ook overigens sober en economisch beheer, kon verhooging van de belasting tenslotte toch niet uitblijven, en moesten met ingang van 1 Januari 1939 de opcenten op de Personeele Belasting met 35 tot 135 worden verhoogd. Het zijn slechts enkele grepen uit de geschiedenis van de gemeentefinanciën in de afgeloopen zittingsperiode, doch deze opsomming is reeds voldoende om den financiëelen achteruitgang te doen beseffen, die onze gemeente, gelukkig niet zoo zwaar als zooveel andere plaatsen heeft getroffen. De vooruitzichten zijn onder deze omstandigheden niet bemoedigend en het is begrijpelijk, dat met veel belangstelling wordt uitgezien naar de plannen der Begeering met betrekking tot de gemeente financiën. Gedurende het afgeloopen 4-jarig tijdvak was de werkloos heid in de gemeente zeer groot. In September 1935 reeds aangevangen met een werkloozen-cijfer van 4000, werd in den loop van genoemd tijdvak eenige malen het cijfer 5000 overschreden. Behalve hét te werkstellen van werkloozen bij de ver schillende werkverschaffingen (graven kanaal Leidsche Duin watermaatschappij, beplanting kanaal Leidsche Duinwater maatschappij, aanleg sportvelden Leidsche Hout, vliegveld Valkenburg, opgravingen Bodenburg, werkzaamheden Hortus Botanicus, enz.) zijn nog vele maatregelen genomen om de werkloosheid te verminderen of de gevolgen daarvan te ver zachten, o.a. door herscholing en omscholing van textiel arbeiders, toekenning van subsidie aan de Commissie voor den B-steun, verstrekking van verschillende levensbehoeften tegen lagen prijs. Ten behoeve van armlastigen en gesteunden werd door Maatschappelijk Hulpbetoon bij wijze van proef een schoeiseldienst in het leven geroepen. Tot tewerkstelling van verschillende hoofdarbeiders in werkverschaffing bij gemeentelijke diensten en bij enkele musea werd overgegaan. De steunregeling werd steeds in overeenstemming gebracht met de verbeteringen van de Bijkssteunregeling, waardoor de betrokkenen dikwerf een hooger steunbedrag deelachtig konden worden. Zeker kan worden getuigd dat de Gemeenteraad in de afge loopen 4 jaar zooveel mogelijk in het belang van de werk loozen en het bestrijden van de werkloosheid heeft gedaan. Ten einde de jeugdige werkloozen in de gelegenheid te stellen hun vakbekwaamheid op peil te houden en te ver- grooten en tevens de jeugdige werkloozen te wennen aan arbeid in een normaal bedrijf, werd opgericht de Centrale Werkplaats voor jeugdige werkloozen. Een belangrijk aantal der daar werkzamen werd na eenigen tijd in de Centrale Werkplaats te hebben vertoefd, in het bedrijfsleven opgenomen. De vakcursussen voor werkloozen bleven bestaan en werden door velen gevolgd. Tot het verkrijgen van een overzicht over de werkende en werklooze mannelijke jeugd, werd ingesteld een Bureau voor de Jeugdregistratie. Ook ten aanzien van het Onderwijs bleven in de afgeloopen 4 jaar de moeilijke financiëele omstandigheden der gemeente haar invloed uitoefenen. Na de reeds vroeger door den Baad genomen besluiten, welke ten doel hadden tot besparing op dit terrein te geraken, bleken ook in de thans bijna verstreken periode maatregelen noodig, welke de uitgaven van de ge meente moesten verlichten. Dat desondanks de bestaande organisatie van het Onderwijs, op één uitzondering na, kon worden gehandhaafd, is een omstandigheid, welke tot ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 7