214 MAANDAG 28 AUGUSTUS 1939. Uniforme afsluitbare vuilnisemmers; e.a. (Wilbrink e.a.) een besparing geven. De Reinigingsdienst heeft nu eenige jaren met een even sterk personeel den dienst verricht, niet tegenstaande de stad intusschen is uitgelegd, tengevolge waarvan aanschaffing van meer materiaal en tewerkstelling van meer personeel noodig zou worden. Nu tracht men door dezen maatregel vermeerdering van personeel en materieel te voorkomen, omdat door dit systeem de dienst vlugger en gemakkelijker werkt. Bovendien voorkomt men stofver- spreiding; in Nijmegen is bij het storten van het vuil in den wagen bijna geen stof meer te bekennen. Nu zegt de heer Tobé: laten wij eerst maatregelen nemen tegen het dreigend oorlogs gevaar. Spreker hoopt, dat het oorlogsgevaar zal voorbijgaan, maar hygiënische verzorging zal men altijd noodig hebben. Waaraan is het nu juister besteed, aan het hygiënisch belang of aan het oorlogsgevaar? Men kan het een doen en het ander niet nalaten; men moet beide belangen behartigen. Maar bovendien wordt ook het financieel belang der gemeente met deze uitgave gediend. De heer Lombert vraagt of het mogelijk is ander vuil, dat niet in den emmer kan worden geborgen, te doen meenemen. De burgerij zal eventueel tuinvuil in een pakje moeten in pakken en naast den emmer leggen; daarvoor is dan op den wagen een aparte afdeeling. De deksels zijn zoodanig aan de hengsels van de emmers bevestigd, dat ze er niet af kunnen en dus ook niet 5 meter van de emmers verwijderd op straat kunnen liggen. Nu is gezegd: de levensduur van deze emmers zal wel korter zijn dan 10 jaar. Daarmede heeft men ook de proef genomen, ook met emmers, die veel grooter zijn. In Amster dam is gebleken, dat de emmers ten minste 10 jaar meegaan. Men kan dus niet beweren, dat de toelichting van het voorstel in het geheel niet op de praktijk is gegrond. Het is bekend, dat een vuilnisemmer van het oude model, die behoorlijk onderhouden wordt, nu reeds 10 jaar kan worden gebruikt. Ben emmer van het nieuwe model zal in het nieuwe systeem door de verbetering van de wijze, waarop hij in den vuilniswagen wordt leeggestort, veel minder te lijden hebben dan een emmer van het oude model. De door den Directeur gemaakte berekening is dan ook volgens spreker alleszins aanvaardbaar. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De heer Tobé wenscht geacht te worden tegen het voorstel te hebben gestemd. De Voorzitter doet alsnu namens Burgemeester en Wet houders het volgende spoedeischende voorstel: In Uwe Vergadering van 17 April j.l. werd in verband met de ook toen reeds heerschende buitengewone tijdsomstandig heden een crediet van 50.000.op den kapitaaldienst te onzer beschikking gesteld voor het nemen van eventueel spoedeischende maatregelen. Van dat crediet behoefde nog geen gebruik te worden ge maakt. De thans heerschende buitengewone omstandigheden ma ken het noodzakelijk, dat met wijziging van het genoemde besluit van 17 April 1939 wederom een crediet, thans echter tot een totaal bedrag van 100.000.voor spoedeischende maatregelen ten behoeve van de luchtbescherming en andere maatregelen ter beveiliging van de bevolking, de levens middelen-distributie, enz. ter beschikking wordt gesteld. Van dit crediet zal uiteraard slechts naar behoefte gebruik worden gemaakt. Het desbetreffend besluit kan door Uwe Vergadering worden genomen met in achtneming van art. 248, 2e lid, der gemeentewet, bepalende, dat de Raad in buitengewone ge vallen van dringenden spoed kan besluiten tot het doen van uitgaven, welke niet op de begrooting zijn uitgetrokken, zoo als in casu het geval is. Burgemeester en Wethouders geven den Raad derhalve in overweging met toepassing van art. 248 der Gemeentewet op den kapitaaldienst van de begrooting van 1939 en met wijziging van het besluit van 17 April 1939 een crediet van 100.000.ter beschikking van het College te stellen voor het doen van spoedeischende uitgaven ten behoeve van de luchtbescherming, de distributie van levensmiddelen en van andere maatregelen, die ter beveiliging van de bevolking en verdere behartiging van hare belangen onverwijld zouden moeten worden getroffen en daartoe vast te stellen den desbetreffenden begrootingsstaat, model D. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt, op voorstel van den Voorzitter, tot dadelijke behandeling van dit voorstel besloten. Beschikbaarstelling crediet wegens buitengewone (Tobé e.a.) tijdsomstandigheden; e.a. De heer Tobé vraagt, of het raadsbesluit d.d. 17 April 1939 tot het ter beschikking van het College stellen van 50.000. in verband met de toen bestaande buitengewone tijdsomstan digheden, met de aanneming van het thans gedane voorstel komt te vervallen, m.a.w. of het gaat om een crediet van 100.000.dan wel om een crediet van 50.000.en een crediet van 100.000. De Voorzitter antwoordt, dat het alleen gaat om een crediet van 100.000. De heer van Eek vraagt, of dit crediet ook zal worden ge bruikt bij eventueele pogingen om een stijging van de prijzen der levensmiddelen te voorkomen. De Voorzitter zegt, dat dit nog de vraag is. Het is niet mogelijk thans precies mede te deelen, voor welke doeleinden dit crediet moet strekkenwas dit het College wel bekend ge weest, dan zou het het liefst gespecificeerd hebben. In de gegeven omstandigheden komt men echter telkens voor nieuwe vraagstukken te staan en is het noodzakelijk maat regelen te nemen, waaraan kosten zijn verbonden, waarom het voor het gemeentebestuur gewenscht is, over een bepaald bedrag te kunnen beschikken. Het is b.v. mogelijk hoewel spreker niet gelooft, dat het noodig zal zijn dat geld ge voteerd moet worden in verband met de maatregelen, die de Regeering met betrekking tot de distributie van levens middelen neemt. Op het oogenblik behoeft men zich over de kwestie, door den heer van Eek aangeroerd, niet bezorgd te maken; men kan er wel gerust op zijn, dat het gemeentebestuur op deze zaak het oog gericht houdt. De heer van Weizen vraagt, of het gemeentebestuur be paalde inlichtingen kan verstrekken ten aanzien van de maatregelen, die in verband met de bescherming van de burgerbevolking tegen aanvallen uit de lucht genomen zullen worden. De Voorzitter kan daaromtrent niet vele bijzonderheden mededeelen. Deze post betreft de aanschaffing van gas maskers, de uitrusting van den Gemeentelijken Geneeskundi gen- en Gezondheidsdienst, van den Ontsmettingsdienst, het aanleggen hier en daar van schuilloopgraven, het voorzien van verdere uitrusting van de brandweer, enz. enz., tal van maatregelen, die alle in overweging zijn genomen. De heer van Weizen zegt, dat hem inzake de luchtbescher mingsmaatregelen, ernstige klachten ter oore zijn gekomen van personen, die zich ter beschikking van de Vereeniging voor Luchtbescherming hadden gesteld voor bepaalde diensten, maar daarvan nog niets hebben vernomen. Spreker verzoekt het College er bij het bestuur van deze Vereeniging op aan te dringen, in elk geval eenigen spoed te betrachten met het af handelen van aanmeldingen, die te dezer zake geschieden. Met betrekking tot een zoo ernstige aangelegenheid kan het ongetwijfeld op den weg van het Hoofd van den luchtbe schermingsdienst liggen bij het bestuur der Vereeniging daar naar te informeeren en deze klachten persoonlijk te onder zoeken. De Voorzitter is bereid deze klacht aan het hoofd van den Luchtbeschermingsdienst mede te deelen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Coster vestigt, nu zonder hoofdelijke stemming is besloten tot aanschaffing van een veegmachine voor den Reinigingsdienst, de aandacht op den slechten toestand van den auto voor den Eerste Hulp-dienst. Toen een maand ge leden de schutting van het stadhuis was omgewaaid, mocht de gewonde persoon niet met dien auto vervoerd worden, omdat hij ernstig gewond was, maar moest een andere auto gerequireerd worden. De Voorzitter zegt, dat deze zaak ongetwijfeld onder de aandacht van den Directeur van den Geneeskundigen Dienst zal worden gebracht. De heer Oostveen dringt er bij het College op aan om, in verband met de buitengewone omstandigheden van het oogenblik, te willen antwoorden op het verzoek om bepaalde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 6