MAANDAG 28 AUGUSTUS 1939.
213
Uniforme afsluitbare vuilnisemmers.
(Tobé e.a.)
niet beter zijn dit geld beschikbaar te stellen voor het maken
van schuilkelders, schuilloopgraven of voor afweergeschut?
Dit is op het oogenblik veel urgenter dan uniforme vuilnis
emmers.
De heer Lombert verzoekt eenige inlichtingen over dit
voorstel. Het is de bedoeling, de verplichting op te leggen,
het afval aan den dienst aan te bieden in afsluitbare, uni
forme vuilnisemmers. Maar wat moet de burgerij doen met
al het afval, dat men niet in een emmer kan stoppen?
De heer Schüller vraagt nu: wordt dan geen vuil aan
genomen, indien het niet aangeboden wordt in die beschik
baar gestelde emmers? Heeft de gemeente het recht en de
macht om daartoe te verplichten en welke dwangmaatregelen
kan de gemeente toepassen, wanneer de burgerij zich aan
een dergelijke bepaling niet zou wenschen te houden?
Aan den voorgestelden maatregel zal veel administratie
zijn verbonden, indien men aanteekent, aan wien een emmer
is uitgereikt. Wat denkt men te doen, indien degene, die
naar een andere gemeente verhuist, den emmer als zijn
eigendom beschouwt en meeneemt? Aan degenen, die zicli
uit andere gemeenten in Leiden komen vestigen, zal men
eveneens een emmer moeten uitreiken. Dit is voor spreker
een reden te meer om te veronderstellen, dat aan dezen
maatregel een niet geringe administratieve rompslomp zal
zijn verbonden.
Inderdaad levert de voorgestelde maatregel voordeelen van
hygiënischen aard op, indien althans de nieuwe emmers op
de juiste wijze door het personeel der gemeente worden be
handeld. Op het oogenblik gebruiken vele gemeentenaren
reeds een gesloten emmer; sommigen beschikken zelfs over
een van de vroegere door de gemeentereiniging aangeschafte
emmers. Thans werpen de werklieden echter vaak de geledigde
emmers op de straat, zoodat de deksels soms wel 5 Meter
van de emmers verwijderd liggen. Hiermede wil spreker niet
te kennen geven, dat het personeel van de Gemeentereiniging
zijn taak niet goed verricht. Het komt spreker echter voor,
dat, al kan men niet zeggen, dat bij dezen dienst een soort
van af jakker-systeem wordt toegepast, het personeel in een
zoodanig tempo moet werken, dat de werklieden niet de
gelegenheid hebben de emmers op een behoorlijke wijze op
de straat terug te plaatsen.
Evenals de heer Tobé vraagt spreker zich af, of het in
de gegeven omstandigheden verantwoord is 48.000.te
voteeren voor de invoering van een uniform emmersysteem.
Bovendien vreest spreker, dat de dienst de jaarlijksche
exploitatiekosten veel te gunstig heeft voorgesteld. Niet
alleen zullen bij de vele verhuizingen naar andere gemeenten
gaandeweg vele emmers uit Leiden verdwijnen, maar ook
is de gebruiksduur (10 jaar) buitengewoon hoog gesteld.
Blijkt het, dat de gebruiksduur 5 jaar is, dan zullen de
jaarlijksche exploitatiekosten met 4.000.toenemen. Kiest
spreker den middenweg door den gebruiksduur op 7| jaar
te stellen, dan worden de jaarlijksche exploitatiekosten met
2.000.verhoogd.
Het is mogelijk, dat men de eerste twee jaar met een
bedrag van 600.voor de reparatiën zal kunnen volstaan,
maar de jaarlijksche reparatiekosten zullen veel hooger
worden, indien de emmers drie of vier jaar in gebruik zijn.
Gaarne had spreker in de Stukken aangetroffen een mede-
deeling omtrent de ervaring, die men heeft opgedaan met
een soortgelijk uniform emmersysteem in de gemeenten
Amsterdam, Deventer, Den Haag, Haarlem, Nijmegen,
Meppel en Breda, maar daarvan is spreker uit het Ingekomen
Stuk niets gebleken, noch betreffende de jaarlijksche exploi
tatiekosten, noch betreffende den levensduur der emmers.
Ook heeft het spreker getroffen, dat in liet rapport van de
Commissie, in 1932 verschenen, slechts Amsterdam en
Enschede worden genoemd als eenige Nederlandsche ge
meenten; Enschede moet in dit opzicht echter buiten be
schouwing blijven omdat men daar een geheel ander systeem
heeft, n.l. het ruilemmersysteemalleen Amsterdam kent
hetzelfde systeem als hier voorgesteld; voorts noemt dit
rapport alleen Duitschland en Zwitserland; van ervaringen
in Nederland heeft spreker in dit rapport niets kunnen
vinden.
De exploitatiekosten zullen dus zeer veel ongunstiger zijn
dan ze in het voorstel van het College worden genoemd.
Spreker wenscht daarom nadere inlichtingen van het College,
alvorens zijn stem te bepalen.
De heer Manders zegt, dat op grond van de ervaringen,
met dit stelsel in andere gemeenten opgedaan, de Commissie
van Fabricage eenstemmig besloten heeft, gunstig over dit
voorstel te adviseeren. Vooral is de in Nijmegen opgedane
ervaring, met welk stelsel het hier voorgestelde systeem zeer
Uniforme afsluitbare vuilnisemmers.
(Manders e.a.)
veel overeenkomst zal hebben, door de Commissie bestudeerd,
ook door persoonlijk bezoek, waaruit spreker de conclusie
heeft getrokken, dat de door den Reinigingsdienst ver
strekte gegevens wel zeer juist zullen zijn. De ophaaldienst
zal dan zoo vereenvoudigd kunnen worden, dat een uitgave
van 50.000.volkomen verantwoord is. Rente en aflossing
zullen zeker bestreden kunnen worden uit de bezuiniging,
die op den ophaaldienst bereikt wordt. Waar de kosten voor
de gemeente niet stijgen, is het zeker een zeer groot voordeel,
dat het werk voor de arbeiders veel beter en hygiënischer
wordt, zij zullen dan alleen nog met den buitenkant van de
emmers in aanraking komen bij het op den wagen plaatsen.
Het ledigen, dat automatisch geschiedt, is zoo eenvoudig,
dat de emmers niets te lijden hebben en dus niet veel aan
onderhoud zullen kosten. De eenige mogelijkheid zou zijn
slecht onderhoud door de menschen zelf, maar in Nijmegen
zijn alle emmers genummerd; een zeer eenvoudige admini
stratie is dus mogelijk en ieder kan voor zijn eigen emmer
verantwoordelijk gesteld worden. Deze administratie behoeft
niet in de war te raken. In Nijmegen, waar de emmers ook
van een kenteeken, dat ze daar thuis behooren, zijn voorzien,
werden sommige emmers bij verhuizing zelfs van uit een
geheel andere stad teruggebracht. Spreker adviseert dus het
voorstel te aanvaarden. Volgens den heer Tobé geeft men
aldus de gemeentenaren een douceurtje. Maar het blijft
toch hetzelfde, als men, dit ontvangende, het weer in de
belasting terugbetaalt. Spreker vindt dit niet zoo erg; op
deze wijze worden ook de minder gesitueerden in de ge
legenheid gesteld hun vuil behoorlijk op te bergen, terwijl
daarin door de beter gesitueerden iets meer wordt bijgedragen.
Dat is toch geen onredelijke eisch.
Ten slotte merkt spreker op, dat gezinnen bestaande uit
twee tot vijf personen waarschijnlijk wel met één emmer
kunnen volstaan, maar grootere gezinnen daaraan voor het
bewaren van het huisvuil niet genoeg zullen hebben, waarom
het gewenscht is, dien grooteren gezinnen van gemeentewege
een tweeden emmer te verstrekken. Men kan dit echter
rustig aan de beoordeeling van het College en den betrokken
dienst overlaten.
De heer Schüller merkt in verband met het betoog van den
heer Lombert op, dat zoowel in het rapport van den Directeur
van den betrokken dienst als in dat van de Vereeniging van
Directeuren van Reinigingsdiensten de noodzakelijkheid
van den thans voorgestelden maatregel is aangetoond.
Spreker heeft zich de moeite getroost bij alle gemeenten, door
den betrokken Directeur in zijn rapport genoemd, een onder
zoek in te stellen omtrent de regeling van deze aangelegenheid
en het oordeel, dat men zich daar over den maatregel heeft
gevormd. Uit al deze plaatsen ontving spreker de mededeeling,
dat men vol lof was over het uniforme emmersysteem. Ook
het personeel van verschillende gemeentelijke reinigings
diensten was er zeer tevreden over. Toen de Commissie van
Fabricage in Nijmegen een onderzoek instelde, heeft spreker
daar het oordeel van verschillende werklieden van den
reinigingsdienst gevraagd en vernam hij van hen, dat wel is
waar hun dagtaak niet was verkort, maar hun arbeid veel
lichter was geworden.
De invoering van het uniforme emmersysteem zal dan ook
zoowel voor de gemeente als voor het personeel een voordeel
zijn.
Bij de beoordeeling van de kosten, welke aan de invoering
van het nieuwe systeem zijn verbonden, dient men er rekening
mede te houden, dat men op den duur toch niet zou kunnen
volstaan met het tegenwoordige aantal wagens en ook tot
uitbreiding van het personeel zou moeten overgaan.
Tot nu toe heeft spreker er niets van bemerkt, dat het
personeel van den reinigingsdienst wordt afgebeuld, terwijl
hij toch, was hiervan sprake, een van de eersten zou zijn, die
daaromtrent een mededeeling zou ontvangen.
Spreker is van meening, in tegenstelling met de geuitte
bezwaren van de heeren Lombert en Tobé, dat de Directeur
allen lof verdient, dat hij het initiatief genomen heeft om te
komen tot invoering van den uniformen vuilnisemmer en daar
mede de gemeente en haar ingezetenen een grooten dienst
bewezen heeft.
De heer Wilbrink sluit zich aan bij hetgeen de heeren
Manders en Schüller gesproken hebben. De heer Tobé heeft
er bezwaar tegen, dat de gemeente aan de gemeentenaren
een cadeautje geeft. Wanneer nu een huisvader een cadeautje
geeft aan de moeder op haar verjaardag, dat ten nutte komt
aan het geheele gezin, dan kan men toch niet zeggen dat hij
buitensporigheden begaat of onverantwoordelijk handelt.
Het komt er tenslotte niet op neer, dat men den gemeente
naren een cadeautje geeft, maar het zal den gemeentenaren