MAANDAG 19 JUNI 1939. 197 Reglement Gem. Volkscredietbank. (van Stralen e.a.) niet de gedachte van den heer van Weizen, welke daarom moet worden afgewezen. Het amendement is bovendien niet noodzakelijk, omdat het in dezen gaat om bijzondere gevallen, waarbij de nadruk moet worden gelegd op „bijzondere". Bij toepassing van artikel 1, lid 1, zal het percentage van de gevallen, waarin het noodzakelijk is een risicopremie te heffen, zeer gering zijn. Men zal deze premie kunnen heffen b.v. bij geldleeningen aan gepensionneerden met het oog op hun ziekte- en sterftekans en bij sommige leeningen aan personen, die buiten Leiden woonachtig zijn. Het is practisch niet mogelijk de risicopremie terug te betalen, indien men de zaak op een reëele en commercieele basis wil houden. Bankinstellingen zullen als regel de risico premie niet teruggeven, als de betrokkene aan zijn ver plichtingen voldoet. Deze risicopremie is niet persoonlijk, maar moet worden beschouwd als noodig voor een bepaalde groep van crediet- aanvragers. Misschien zullen dezen in 9 van de 10 bijzondere gevallen aan hun verplichtingen voldoen, maar als in het 10de geval de credietaanvrager dit slechts gedeeltelijk doet, zal de risicopremie van dezen eenen credietaanvrager het verlies, dat de gemeente in dit geval lijdt, niet kunnen dekken. Het is de bedoeling de opbrengst van de risicopremies niet te verwerken in het bedrijfskapitaal van de Bank, maar te gebruiken voor de stichting van een afzonderlijk fonds, een zekere reserve, die voor deze leeningen wordt gevormd. Ook bestaat de mogelijkheid spreker onderschrijft de opmerking van den heer de Beede, dat het risico-percentage zoo laag mogelijk gesteld zal worden om, wanneer in dit fonds een zeker bedrag is gestort, op grond van deze over schotten de risico-premie wederom te verlagen. Uiteindelijk komt deze premie dus toch ten voordeele van de betrok kenen zelf. De heer van Weizen is door de gemaakte opmerkingen nog niet geheel en al overtuigd van de onjuistheid van de grond gedachte van zijn amendement. Op verzoek van den heer de Beede wil spreker trachten thans iets concreter te zijn dan in eerste instantie. Er worden alleen leeningen verstrekt tegen zakelijke of persoonlijke zekerheidstelling; wanneer die aanwezig is, is er geen enkel bezwaar tegen het verstrekken van een leening, maar die persoonlijke of zakelijke zekerheid is bijna altijd aanwezig, want anders kan geen leening worden verstrekt. Nu de bijzondere gevallen. De heer van Stralen heeft als bijzonder geval genoemd het voorbeeld van een pensioengerechtigde, die reeds op hoogen leeftijd is; spreker ontkent niet, dat dit een bijzonder geval kan zijn, maar spreker had meer op het oog de gevallen, waarin geen persoonlijke of zakelijke zeker heid aanwezig is, doch waarin in verband met bepaalde omstandigheden verstrekking van een leening toch alleszins gewenscht is. Nu acht spreker de bezwaren tegen terug betaling van de risico-premie aanmerkelijk overdreven. Waar door de particuliere geldschiet- en voorschotbanken in het algemeen een dergelijke risico-premie wordt geheven, die niet wordt terugbetaald, ziet spreker niet in waarom dit bij de Gemeentelijke Volkscredietbank niet zou kunnen ge schieden. De administratieve bezwaren, daaraan verbonden, kunnen niet zoo zwaar wegen, dat dit in het algemeen uit technisch, administratief en ook uit sociaal oogpunt de Bank niet mogelijk zou kunnen zijn. Bijzondere gevallen zijn dus naar sprekers meening uitsluitend die gevallen, waarin geen persoonlijke of zakelijke zekerheid kan worden verstrekt. De Voorzitter vraagt of de Bank dan geld ter leen ver strekken mag. De heer van Weizen Blijkens dit artikel toch wel min of meer. Immers, de mogelijkheid daartoe staat toch wel aangegeven. De Voorzitter vraagt waaruit dit blijkt, nu het eerste lid van dit artikel bepaalt, dat door de Bank geen gelden ter leen verstrekt worden, dan nadat ten genoegen van den Directeur persoonlijke of(en) zakelijke zekerheid is gesteld. De heer van Welzen meent, dat de bijzondere gevallen in de verordening nader moeten worden omschreven, indien zonder persoonlijke of zakelijke zekerheid geen geld ter leen wordt verstrekt. De Voorzitter merkt op, dat het duidelijk in de verordening staat. Reglement Gem. Volkscredietbank. (van Welzen e.a. De heer van Welzen zegt, dat de mate van zekerheid ver schillend kan zijn en er daarom altijd risico blijft bestaan. De heer van Stralen leidt uit het betoog, dat de heer van Welzen in tweede instantie heeft gehouden, af, dat deze uitgaat van de verkeerde veronderstelling, dat het aantal bijzondere gevallen groot zal zijn. Het eerste lid van artikel 18 bepaalt echter, dat geen gelden door de Bank ter leen worden verstrekt dan nadat ten genoegen van den Directeur per soonlijke of(en) zakelijke zekerheid is gesteld. Neemt men in aanmerking, dat persoonlijke zekerheid eveneens kan worden verkregen, indien van andere zijde dan van den crediet aanvrager borgstelling plaats heeft, een zeer groot gedeelte van deze leeningen gedekt is door het Leidsch- of het Rijn- landsch Borgstellingsfonds, sommige vereenigingen zakelijke zekerheid stellen, dan mag men aannemen, dat het aantal bijzondere gevallen niet groot zal zijn. Een groot bezwaar tegen het amendement is, dat bij aan neming er van de risicopremie noodwendig veel te hoog moet worden gesteld. Het is beter, dat deze onkosten gedragen worden door een groep van personen dan door één crediet aanvrager. Aangezien de bezwaren, die de heer van Welzen thans vreest, voor een zeer groot gedeelte niet bestaan, doet hij dan ook beter met zijn amendement in te trekken. De heer van Welzen trekt, gehoord de uiteenzetting van Wethouder van Stralen, zijn amendement thans in. De Voorzitter constateert, dat het amendement van den heer van Welzen is ingetrokken. Artikel 18 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de artikelen 19 tot en met 66 achtereen volgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming worden aangenomen. De verordening in haar geheel wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Snel verzoekt eenigen spoed te betrachten met het praeadvies op het adres van den Bond van Kappers patroons, in Maart 1939 tot den Baad gericht, waarin ver zocht wordt over te gaan tot verplichte sluiting van de kapperssalons op Dinsdagmiddag, opdat de betrokkenen reeds dezen zomer van dien vrijen middag zullen kunnen profiteeren. De Voorzitter heeft er bij den Secretaris van de Commissie voor de Strafverordeningen op aangedrongen, dat deze Commissie zoo spoedig mogelijk haar praeadvies over deze zaak zou uitbrengen. Zulks zal ook geschieden. De heer Snel vestigt de aandacht op den ondragelijken stank, die verspreid wordt door de rioolwaterzuiverings inrichting. Is het niet mogelijk, door een technische wijziging daarin verbetering te brengen? De in de omgeving wonende menschen ondervinden daarvan grooten last. De heer Wilbrink zal aan dit moeilijke vraagstuk zijn aan dacht geven. De heer van Rosmalen vestigt voor den zooveelsten keer de aandacht op de zandverstuivingen bij de Marnixstraat, welke op het oogenblik nog steeds plaats hebben. De men schen, die daar in de omgeving wonen, hebben daarvan zeer grooten overlast, zelfs al houden zij de ramen gesloten. Spreker hoopt, dat er nu in dezen toestand spoedig ver andering zal komen; bij bebouwing van dit terrein zal dit euvel natuurlijk verdwijnen. De heer Wilbrink zegt, dat reeds verleden week zijn aan dacht op deze quaestie is gevestigd. Spreker heeft zich toen direct met den Directeur van den Beinigingsdienst in ver binding gesteld; deze heeft toen laten sproeien, wat echter niet afdoende is. In een onderhoud met het Bestuur van de woningbouwvereeniging ,,Ons Belang" heeft spreker dit bestuur echter verzocht zoo spoedig mogelijk met zijn archi tect in overleg te treden tot het gereed maken van de bouw plannen, opdat zoo spoedig mogeüjk bebouwing zal kunnen plaats hebben, opdat de zandverstuivingen zullen verdwijnen. De heer Bergers verzoekt wanneer er bestraat wordt en de bestrating eenigen tijd moet blijven liggen vóór het werk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 9