184 MAANDAG 22 MEI 1939. Contact-commissies. (van Eek e.a.) werkwijze van deze drie Contactcommissies af te wachten. Nu zijn aan het uitbrengen van dergelijke adviezen ook nadeelen verbonden; men loopt het gevaar, dat die adviezen zeer eenzijdig zijn, omdat ieder natuurlijk het gebied, dat hij bestrijkt, het belangrijkste acht. Men heeft in Nijmegen getracht dit te voorkomen door naast de Contactcommissies in te stellen een Economischen Eaad; de door de Contact commissies uit te brengen adviezen gaan eerst naar dezen Economischen Eaad, waarin de verschillende Contact commissies zijn vertegenwoordigd; de Economische Eaad brengt dan een advies uit, bezien vanuit het standpunt van alle Contactcommissies, waardoor eenzijdigheid wordt voorkomen. In het in Amsterdam over de wenschelijkheid van Contactcommissies uitgebracht rapport heeft men waarborgen tegen eenzijdigheid van de adviezen gezocht door opneming in de Contactcommissies van een sterke vertegenwoordiging van het algemeen belang; n.l. vertegen woordigers van de verbruikers, en misschien ook van den Gemeenteraad, naast die van de maatschappelijke organi saties. In dit voorstel treft men die waarborgen niet aan. Toch vindt spreker die waarborgen eenigszins in het amen dement, door den Voorzitter ingediend, strekkende om te bepalen, dat de vergaderingen van de Contactcommissies zullen worden bijgewoond door een lid van het College van Burgemeester en Wethouders, terwijl ze volgens het voorstel van de Commissie leunnen worden bijgewoond door een lid van het College van Burgemeester en Wethouders. In het laatste geval zouden de Contactcommissies ook afzonderlijk kunnen vergaderen, maar dan loopt men het gevaar, dat men een zeer eenzijdig advies krijgt. Wanneer deze ver gaderingen echter als regel door een lid van het College worden bijgewoond, dan kan dit lid van het College door zijn overwicht en door zijn deskundigheid waarschuwen tegen eenzijdige adviezen. In verband met het betoog van den heer van Weizen erkent spreker volkomen, dat het hier geldt een zeer be scheiden proef, waarvan het welslagen volkomen afhankelijk is van de wijze, waarop zij door de burgerij, de maatschappe lijke organen wordt opgevat. Dit neemt niet weg, dat deze proefneming gesteund moet worden. Zij gaat in de goede richting en indien zij slaagt, kan zij er toe leiden, dat de parlementaire arbeid vrucht baarder wordt. Vooral in dezen tijd, nu de waarde van den parlementairen arbeid dikwijls naar beneden wordt gehaald en men daarop vaak buitengewoon veel critiek oefent, is het van groot belang, dat er meer contact komt met andere personen en andere organen, want niet alleen zullen de over heidslichamen adviezen kunnen krijgen, die er toe leiden, dat zij practischer dan tot dusverre werkzaam zullen zijn, maar ook zal de gelegenheid worden geopend voor personen, die tot dusverre buiten den parlementairen arbeid zijn gebleven, om op de hoogte te komen van de moeilijkheden, welke aan dezen arbeid zijn verbonden. Ook hierdoor zal de parlementaire arbeid bevorderd kunnen worden. Indien de thans voorgestelde regeling succes heeft en later kan worden uitgebreid, zal de parlementaire arbeid er buitengemeen door worden gediend. De heer Knihbc veronderstelt, dat allen het er over eens zullen zijn, dat de opzet van het voorstel en de gedachte, welke daaraan verhonden is, zeer sympathiek zijn: men wil de burgerij zooveel mogelijk inschakelen hij en doen medeleven met de vervulling van de taak, die de gemeente inzonderheid ten aanzien van het economisch leven heeft. De proef, die men in Nijmegen reeds heeft genomen, strekt eenigszins tot waarschuwing. Men heeft deze waar schuwing reeds gedeeltelijk ter harte genomen, maar toch kan spreker zich niet losmaken van de gedachte, dat men nog niet voldoende concreet heeft onderzocht, welke oor zaken in Nijmegen tot de bedroevende resultaten hebben geleid. Indien spreker goed is ingelicht, hebben daar de (vijf) Contactcommissies zoo goed als geen advies uitgebracht en hebben sommige Commissies zoo goed als niet of zelfs in het geheel nog niet vergaderd. Een dergehjk resultaat maant tot voorzichtigheid en verplicht anderen zich nauw keurig rekenschap te geven van de oorzaken, waardoor in Nijmegen het fiasco is ontstaan. Het komt spreker voor, dat de Voorzitter heeft gevoeld, wat de oorzaak is en zijn amendementen heeft ingediend om aan de bezwaren te gemoet te komen. Diens amendement betreffende het bijwonen van de vergaderingen der Com missies door een Wethouder vergroot n.l. de beteekenis van deze Commissies. Het groote gevaar is, dat Commissies als deze in de praktijk niet heel veel zullen gaan beteekenen en wanneer men te dezen aanzien een proef wil nemen, moet het in elk geval een Contact-commissies. (Knibbe e.a.) serieuze proef zijn. Het onderscheid tusschen den opzet in Nijmegen en dien in Leiden is naar sprekers oordeel niet essentieel genoeg om te kunnen zeggen, dat dit voldoende is om te gelooven, dat wat in Nijmegen practisch is mislukt, in Leiden wel zal slagen. Daarom zal men goed doen aan deze Contactcommissies iets grootere bevoegdheden te geven, en haar taak interes santer te maken. De bepaling, dat een Wethouder de ver gaderingen der Contactcommissies zal moeten bijwonen, is een zeer goede stap in die richting, maar spreker wil nog iets verder gaan. Wil men het werk van deze Commissies interessant maken, zoodat de leden interesse voor deze Commissies hebben en daaraan hun krachten willen geven, dan moeten deze Commissies over de noodige gegevens beschikken. Daarom is spreker er voor, aan deze Commissies het recht toe te kennen, inlichtingen te vragen aan den Wethouder of aan de ambtenaren, die de vergadering bijwonen, en eventueel ook aan het College van Burgemeester en Wet houders, inlichtingen die de Wethouder zou moeten geven, tenzij het College van oordeel zou zijn, dat het belang van de gemeente zich daartegen verzet. Op deze wijze zouden de Contactcommissies de beschikking krijgen over gegevens, die haar beter in staat zouden stellen de verschillende vraag stukken tot op den bodem toe te beoordeelen. Spreker vreest, dat men anders hetzelfde zal beleven als in Nijmegen, waar de Contactcommissies in het wilde weg moeten gaan praten over allerhande onderwerpen, die wel van belang zijn voor de gemeente, waarvoor ook wel belangstelling bestaat bij de Commissies, maar waarvan de concrete bij zonderheden niet voor de hand liggen. Al is het derhalve juist, grootere bevoegdheden aan deze Commissies te geven, ook dan is spreker toch nog niet overtuigd, dat deze Com missies bhjvend nuttig werk zouden verrichten. Daarom zou het van een goede voorzichtigheid blijk geven, wanneer de bepaling opgenomen werd, dat deze verordening slechts een beperkten geldigheidsduur heeft en na vijf jaren auto matisch vervallen zal. Men blijft alsdan niet ten eeuwigen dage met een dergelijke Commissie zitten, ook dan als ieder overtuigd is, dat men niet den juisten weg heeft ingeslagen. Komt men na vijf jaren tot de conclusie, dat er toch iets goeds in zit, dan kan de geldigheidsduur van de verordening altijd nog verlengd worden. Op deze wijze verkrijgt men inderdaad de mogelijkheid van een levende Commissie en doet men toch niet te veel. De heer van Weizen is ondanks hetgeen de heeren Wilmer en van Eek hebben gesproken over deze Contactcommissies als stimulans voor het geheele maatschappelijke en econo mische leven niet overtuigd van het groote nut, dat deze instellingen in de toekomst zullen afwerpen. De Contactcommissie voor de grootindustrie zal tot taak hebben te onderzoeken, wat te Leiden kan worden gedaan ter bevordering van het algemeen belang en ter uitbreiding van de grootindustrie; bovendien zal zij onderzoeken, in hoeverre het mogelijk is nieuwe groote bedrijven in Leiden te vestigen. Spreker ontkent geenszins de waarde van de adviezen, welke uitgebracht kunnen worden en voor het gemeente bestuur hij het definitief vaststellen van wat mogelijk en onmogelijk is van groot nut kunnen zijn, maar daarom gaat het niet in de eerste plaats. De taak van de Contact commissies is te beperkt, doordat zij slechts op een te beperkt terrein werkzaam kunnen zijn. Wanneer men een proef nam op een uitgebreider terrein, b.v. voor de provincie of het geheele land, zou er meer reden zijn om te verwachten, dat iets nieuws zou kunnen geboren worden, maar juist omdat men zich moet beperken tot het gemeentelijke gebied, koestert spreker niet de grootsche verwachtingen, welke anderen er misschien wel van hebben. Is spreker daarom een pessimist? In de verste verte niet; integendeel, hij ziet de mogehjkheden op een geheel ander gebied. Met het in het leven roepen van dergelijke Contactcom missies wekt men allicht bij bepaalde groepen van de be volking verwachtingen, die niet beantwoord zullen worden, doordat het gebied daarvoor te beperkt is. Het is natuurlijk gemakkelijk en werkt tot op zekere hoogte stimuleerend, indien men wenschen kan uiten, maar de mogehjkheden voor de gemeente Leiden om deze wenschen te realiseeren, zijn van dien aard, dat het alleszins gerecht vaardigd is te verwachten, dat deze berg een muis zal baren. In het door de heeren Wilmer en van Eek gesprokene komt al min of meer tot uitdrukking het verschil van inzicht, dat reeds in kiem aanwezig is, omtrent de taak en de bevoegd heden, die deze Commissies in de toekomst zullen moeten hebben. Spreker ontkent niet, dat er tusschen de standpunten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 10