50 Samenstelling der commissies. Ten aanzien van dit punt zijn door de Commissie uit voerige besprekingen gehouden. Daarbij is uitgegaan van de door enkele leden geponeerde stelling, dat in de commissies personen uitsluitend om hun deskundigheid zitting zouden moeten nemen, waardoor de objectieve waarde van de adviezen verzekerd zou zijn. Ben lid kon zich hiermede niet vereenigen. Men zou z. i. dan slechts krijgen een technische voorlichting, die hij niet van het grootste belang achtte, terwijl hij bovendien meende, dat het niet gemakkelijk zou zijn uit te maken wie deskundig is. Uit maatschappelijk oog punt vond dit lid het belangrijker, dat door een vertegen woordiging van alle organisaties, die op het gebied van een commissie werkzaam zijn, de verschillende standpunten, die ten opzichte van eenig onderwerp bestaan, tot elkaar worden gebracht. De organisaties zullen z. i. voor haar vertegen woordiging menschen kiezen, wier oordeel in haar midden het meeste gezag heeft. De andere leden, zicli niet principieel verzettend tegen ook een vertegenwoordiging van organisaties, meenden, dat dan wel de garantie zou moeten worden ge geven, dat inderdaad de meest geschikte afgevaardigd wordt en niet iemand, die alleen uit hoofde van het bekleeden van een bestuursfunctie daarvoor in aanmerking wordt gebracht. Zij zagen verder als bezwaar, dat deze vertegenwoordigers geneigd zullen zijn alleen het inzicht hunner organisatie te verdedigen en dat zij, als particulieren bereid en in staat tot onderlinge samenwerking, als afgevaardigden zich tegen standers zouden voelen. Wanneer zij echter zouden worden aangewezen uit hoofde van hun speciale deskundigheid en midden in het maatschappelijk leven zouden staan, dan zouden deze leden hen gaarne in de commissie opgenomen zien. Daarnaast hielden zij echter vast aan hun eisch een zeker aantal personen uitsluitend om hun deskundigheid een plaats te geven. Hierdoor zou naar hun meening tevens worden bereikt, dat waardevolle krachten, die buiten de organisaties staan, in het gemeenschapsleven worden inge schakeld. Voorloopig werd overeenstemming verkregen over een samenstelling zoowel van „deskundigen" als van ver tegenwoordigers van organisaties. Vervolgens werd door de Commissie nagegaan welke organisaties zouden behooren te worden vertegenwoordigd. Daarbij bleek, dat het aantal organisaties zóó groot was, dat men bij de gedachte samenstelling zou komen tot commissies van ongeveer 20 leden, wat door alle leden voor deze com missies, die geen praat- doeh werkcolleges moeten zijn, veel te veel werd geacht. Het bleek niet mogelijk door een keuze uit de organisaties het aantal te verminderen, zoodat eenige leden geneigd waren terug te keeren tot het eerst ingenomen standpunt om alleen „deskundigen" uit te noodigen, terwijl een ander lid dan de voorkeur zou geven aan alleen een vertegenwoordiging van de organisaties. Bij het nader ont wikkelen der verschillende meeningen bleek, dat de leden, die het eerste standpunt huldigden, onder „deskundigen" ook wilden begrijpen personen, die terecht in hun organisaties een vooraanstaande plaats innemen en zich een samenstelling voorstelden uit alle groepeeringen der bevolking, zoodat met name het arbeiderselement ook in de commissies kan zijn vertegenwoordigd. Zoo omschreven, verklaarde het lid, dat zich voor een vertegenwoordiging alleen der organisaties had verklaard, zich bij de meening der andere leden te kunnen neerleggen. Met algemeene stemmen werd besloten voor te stellen de commissies te laten bestaan uit deskundigen, onder wie ook behooren te zijn op het desbetreffend organisatorisch terrein vooraanstaande personen. Bij dit onderwerp deed zich nog de vraag voor of ook het Gemeentebestuur in de commissies zou moeten zijn ver tegenwoordigd. Algemeen was men van meening, dat, zoo dat het geval zou zijn, de vertegenwoordiger een lid zou moeten zijn van het College van Burgemeester en Wet houders, die dan uiteraard het voorzitterschap zou moeten bekleeden en niet een der andere raadsleden. Als voordeel van een dergelijke vertegenwoordiging zag men een ver gemakkelijking van het contact, als nadeel, dat de vrijheid van spreken in de vergaderingen zou worden beperkt, terwijl bovendien het gevaar werd gevoeld, dat dan van meet af aan een reeds gevormde meening van het College de beraad slagingen zou beïnvloeden. Aangezien men van oordeel was, dat de nadeelen het zwaarst wegen, werd een vertegenwoordi ging van het Gemeentebestuur afgewezen. Een nauw contact met Burgemeester en Wethouders werd echter wel op prijs gesteld. Herhaaldelijk toch zal een commissie aan een infor matie van het College behoefte gevoelen of zal het College het gewenscht achten een commissie feitelijke mededeelingen te doen, die voor de beoordeeling van een bepaald vraagpunt noodzakelijk zijn. Daarom kwam het de Commissie wensche- lijk voor in de regeling een bepaling op te nemen, dat een of meer leden van het College, al dan niet vergezeld van ambte naren, op eigen verzoek of op uitnoodiging van de commissies de vergaderingen kunnen bijwonen. Zij zouden aldaar slechts een adviseerende stem moeten hebben. De Commissie was van oordeel, dat de commissies uit niet meer dan 9 leden zullen mogen bestaan. Deze leden zou de grootst mogelijke meerderheid willen zien benoemd door den Baad, op voordracht van Burgemeester en Wethouders. Een lid, eveneens van oordeel, dat hier benoeming door den Baad moet plaatsvinden, meende de voorkeur aan een aanbeveling boven een voordracht van het College te moeten geven. De Voorzitter zal naar de meening van de geheele Commissie door den Baad dienen te worden aangewezen op voordracht van Burgemeester en Wethouders. Aan het waarnemen van het secretariaat door een ambte naar ter gemeentesecretarie voelde de Commissie geen behoefte. Zij geeft er zelfs bepaaldelijk de voorkeur aan, dat de commissies haar secretarissen uit haar midden benoemen. Wel zouden zij deze functionnarissen in hun administratie (het verzenden van convocaties, uitnoodigingen, e. d.) willen doen bijstaan door een ambtenaar. De Commissie achtte het vanzelfsprekend, dat de com missies niet slechts op verzoek van het Gemeentebestuur, doch ook eigener beweging advies zullen kunnen uitbrengen. Slechts dan toch zijn zij inderdaad in staat om dat wat onder de burgerij leeft onder de aandacht van de plaatselijke over heid te brengen. Verder achtte zij het wenschelijk, dat het contact tusschen Gemeentebestuur en commissies onder houden wordt door Burgemeester en Wethouders. Ook de Baad en de Baadscommissies zullen waarschijnlijk van tijd tot tijd behoefte hebben aan haar adviezen; zij kunnen dan echter aan het College verzoeken deze in te winnen. De Commissie meent met het bovenstaande een beeld te hebben gegeven van het door haar ingestelde onderzoek en van de resultaten, waartoe dit onderzoek heeft geleid. Eesu- meerende stelt zij vast, dat naar haar meening inderdaad contactcommissies behooren te worden ingesteld, met name voor de grootindustrie, voor de kleinindustrie en het winkel bedrijf en voor den woningbouw en de stadsontwikkeling. Deze commissies zou zij willen laten bestaan uit ten hoogste 9 door den Baad te benoemen leden, die moeten zijn des kundigen, onder wie op het desbetreffend organisatorisch terrein vooraanstaande personen. H. i. moeten deze com missies op verzoek van het Gemeentebestuur èn eigener beweging kunnen adviseeren met de bedoeling het belang der gemeente, voorzoover liggend op het haar aangewezen terrein, te dienen. Het contact met het Gemeentebestuur zal moeten worden onderhouden door Burgemeester en Wethouders, die op eigen verzoek of op verzoek van de commissies de ver gaderingen door een of meer vertegenwoordigers kunnen doen bijwonen. Het bovenstaande is door de Commissie verwerkt in een ontwerp-verordening, die naar haar meening geen verdere toelichting behoeft. Zij geeft Uw Vergadering mitsdien in overweging vast te stellen de volgende verordening: VERORDENIX G, regelende den werkkring en de samenstelling van de contactcommissies. Abt. 1. 1. Ten einde Burgemeester en Wethouders in het b.elang der gemeente, voor zoover liggend op het haar aangewezen terrein, van advies te dienen, worden commissies ingesteld, die den naam „Contactcommissies" dragen. 2. De volgende commissies worden ingesteld: a. Contactcommissie voor de grootindustrie; b. Contactcommissie voor de kleinindustrie en het winkel bedrijf c. Contactcommissie voor den woningbouw en de stads ontwikkeling. Abt. 2. 1. De commissies bestaan elk uit ten hoogste negen leden, die door den Gemeenteraad worden benoemd uit een voor dracht van twee personen, opgemaakt door Burgemeester en Wethouders. 2. De leden moeten op het terrein, dat de commissie, waarvan zij lid zijn, is aangewezen, deskundigen, onder wie op het desbetreffende organisatorische gebied vooraanstaande personen, zijn. Zij mogen niet lid zijn van den Gemeenteraad en niet in dienst zijn van de gemeente Leiden. 3. De leden treden om de 2 jaar in de maand September af, voor de eerste maal in 1941zij zijn terstond herkiesbaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 2