GEMEENTERAAD VAN LEIDEN INeEKOIIIII STUKKEN. N°. 73. Leiden, 5 April 1939. In zijn vergadering van 12 December 1938 nam de Baad aan een voorstel van de heeren van Eek, Wilmer, Wilbrink en Beekenkamp, luidende als volgt: ,,De Baad, kennis genomen hebbende van de nota van den Burgemeester in „zake de contactcommissies; van oordeel, dat een nader „onderzoek omtrent het vraagstuk der contactcommissies „gewenscht is; verzoekt Burgemeester en Wethouders te „benoemen een commissie ad hoc, die tot taak zal hebben „dit onderzoek in te stellen en verslag uit te brengen van „het resultaat van haar onderzoek aan den Baad." Ter uit voering van dit besluit heeft de Burgemeester ingevolge art. 53 van het Beglement van Orde voor de vergaderingen van den Baad der gemeente Leiden tot leden van deze Commissie benoemd de heeren Th. B. J. Wilmer, Mr. C. Beekenkamp, Mr. D. A. van Eek, Jac. Wilbrink en II. P. H. Wiirtz en tot Voorzitter den eerstgenoemde. De Commissie, die den heer Beekenkamp tot haar verslaggever benoemde, vond in Mr. 1ST. J. Bowaan, hoofdambtenaar ter gemeente secretarie, een toegewijd secretaris. Op 3 Februari 1939 installeerde de Burgemeester de Commissie, die direct in aansluiting op haar installatie met haar werkzaamheden aan ving en daarna nog driemaal vergaderde, n.l. op 10 Februari, 7 Maart en 31 Maart. Over een intensiever samenwerking tusschen Gemeente bestuur en burgerij werd reeds gesproken in de Baadsvergade- ring van 21 Januari 1935, terwijl over het vraagstuk der contactcommissies van gedachten werd gewisseld tijdens de behandeling van de begrooting 1937 op 2226 Februari 1937. De Commissie acht het niet noodzakelijk het toen verhandelde te herhalen. Slechts zij in herinnering gebracht, dat destijds de aandacht werd gevestigd op het voorbeeld van Nijmegen, waar het systeem der z.g. contactcommissies reeds toepassing vond. Ook de Burgemeester wees in zijn nota (Ing. St. No. 211 van 1938) op de in Nijmegen opgedane ervaringen. Naast Nijmegen kan als eenige gemeente, waar aan dit onderwerp verder nog aandacht werd gewijd, worden genoemd Tilburg, welks voorbeeld voor het onderzoek der Commissie echter van geen belang bleek. Verdere gegevens stonden de Com missie niet ten dienste. Hieronder volgt thans een verslag van het onderzoek, dat de Commissie heeft ingesteld, geordend naar de onderwerpen, die bij de besprekingen van belang bleken, en uitloopende in de Commissie kan dit met vreugde mededeelen een concreet voorstel aan Uw Vergadering, waaraan alle leden behoudens op een klein onderdeel, ten aanzien waarvan één lid van een afwijkende meening blijk gaf, hun goedkeuring konden hechten. Wenschelijkheid van de instelling van Contact-Commissies. Beeds direct bleek, dat alle leden der Commissie behoefte gevoelden aan een ruimer contact tusschen het Gemeente bestuur en de verschillende stroomingen in de burgerij. Een lid vroeg zich af, daarbij zich op het standpunt van den Burgemeester stellend, of het daarvoor wel wenschelijk was, bepaaldelijk vaste commissies te benoemen. Voor zich voor doende gevallen zouden immers commissies ad hoe kunnen worden benoemd, terwijl er reeds tal van lichamen bestaan, aan wie advies zou kunnen worden gevraagd, zooals, om slechts enkele te noemen, de Kamer van Koophandel en de Federatie van Woningbouwvereenigingen. Dit lid zag als gevaar van vaste commissies, dat het „praten" over de gemeentebelangen nog meer uitbreiding krijgt buiten den Baad, zonder dat te verwachten is, dat de te bereiken resul taten in juiste verhouding zullen staan tot de lengte en de veelheid der discussies. Z. i. zou het van grooter belang zijn wanneer de raadsfracties beschikten over leden van een zoo gevarieerd mogelijke deskundigheid. Hiertegenover merkten andere leden op, dat men van een min of meer geregelde instelling van commissies ad hoe niet veel verwachting had. Slechts dan, wanneer het Gemeentebestuur met een zaak geen raad weet, zou een dergelijke commissie in het leven worden geroepen. Dan zullen eerst menschen moeten worden gezocht en geïnstalleerd, wat veel oponthoud geeft en het verwijt, dat de parlementaire molens langzaam malen, zou bevestigen. Het hooren van bestaande lichamen en organisa ties heeft het bezwaar dat men dan toch ook vaak niet allen bereikt, die men bereiken wil, terwijl het gevaar, dat het groepsbelang niet zal worden gezien in het licht van het algemeen belang, niet altijd slechts denkbeeldig is. Als voor- 49 deel van een vaste adviescommissie werd genoemd, dat zij ook uit eigen initiatief adviezen kan geven en niet behoeft te wachten op een vraag van het Gemeentebestuurzoo kunnen gezonde denkbeelden, die uit de burgerij opkomen, wellicht in sneller tempo worden bestudeerd en getoetst aan hun bruikbaarheid voor het algemeen gemeentebelang. Thans toch gebeurt het vaak, dat pas, nadat de raadsstukken zijn uitgekomen of zelfs de behandeling in den Baad heeft plaats gehad, bezwaren tegen een bepaald voorstel door het „publiek" worden geuit. Een lid, het betoog van de voorstanders der vaste com missies onderschrijvende, meende toch, dat daarbij te veel gekeken werd naar de belangen van het Gemeentebestuur alleen. Dat contact tot stand wordt gebracht, is in het belang van het Gemeentebestuur, ook in het belang van de burgerij, maar bovenal in het belang van den parlementairen arbeid, waarin thans een crisis heerscht. Veel misverstand over de werkzaamheid van de overheid en van de vertegenwoordi gende lichamen en over de moeihjkheden bij hun arbeid ondervonden kan door de instelling van vaste commissies, waardoor de burgerij aan dezen arbeid deel krijgt, worden opgeheven. Daardoor zal de waarde van den parlementairen arbeid ook in de oogen van de burgerij worden verhoogd en het dragen van de verantwoordelijkheid worden verruimd. De andere leden zouden het een voordeel achten, wanneer men door de vaste commissies een beter idee zou krijgen van wat door overheid en volksvertegenwoordiging wordt ge- praesteerd; zij wilden echter niets weten van het z.g. uit smeren van de verantwoordelijkheid. Zij voelen zich als Baadsleden alleen verantwoordelijk voor de door hen ge nomen besluiten en zij wenschen deze verantwoordelijkheid gesteld het ware staatsrechtelijk mogelijk, des neen geheel noch gedeeltelijk op een ander af te schuiven. Er zal, naar de meening van deze leden, bij het inschakelen van contactcommissies geen verschuiving of deeling van de verantwoordelijkheid van het Gemeentebestuur plaats vin den, doch een verdieping, aangezien het Gemeentebestuur kan besluiten na ingewonnen advies van zoo deskundig mogelijke zijde. Het resultaat van al deze overwegingen was, dat de Commissie zich eenstemmig uitsprak voor de instelling van contactcommissies, die tot taak zouden hebben op verzoek van het Gemeentebestuur of uit eigen beweging aan het Gemeentebestuur advies te geven met de bedoeling het belang van de gemeente, voorzoover liggend op het haar aangewezen terrein, te dienen. Welke commissies moeten worden ingesteld. Te Nijmegen werden 5 contact-commissies gevormd, n.l. 1°. voor de grootindustrie, 2°. voor het winkelbedrijf en de kleinindustrie, 3°. voor woningbouw en stadsontwikkeling, 4°. voor vreemdelingenverkeer en 5°. voor verbruikers. Alge meen was de Commissie van oordeel, dat te Leiden voor de eerste 3 commissies emplooi zou kunnen zijn. De Commissie waagt zich niet aan een voorspelling, welke onderwerpen deze commissies te behandelen zullen krijgen. De belangen van de industrie en van den middenstand zijn echter zóó veelsoortig en zóó groot en zij maken een zóó gewichtig deel uit van het gemeentebelang, dat de Commissie zonder meer meent te mogen aannemen, dat contactcommissies hier een vruchtbaar arbeidsveld zullen vinden. Ten aanzien van den woningbouw en de stadsontwikkeling kan naar het oordeel van de Commissie evenmin twijfel bestaan, dat contact met de burgerij op de handelingen van het Gemeentebestuur bevruchtend zal kunnen werken. Aan een contactcommissie voor vreemdelingenverkeer werd geen behoefte gevoeld, aangezien op dit terrein reeds de Yereeniging voor Vreemdelingenverkeer en de Beclame- commissie voor de gemeente Leiden werkzaam zijn. Een lid achtte de instelling van een contactcommissie voor verbruikers wel wenschelijk, vooral omdat de gemeente producent is van belangrijke verbruiksartikelen, n.l. gas en electriciteit. De andere leden zagen het nut van een dergelijke commissie niet in, hoewel zij er zich geen principieele tegen standers van verklaarden. Zij meenden echter, dat de te verstrekken adviezen uiteraard zeer eenzijdig en daardoor goeddeels waardeloos zouden zijn. De Baad kan bovendien naar hun meening in zekeren zin als de vertegenwoordiger der verbruikers beschouwd worden, terwijl ook in de andere commissies verbruikersbelangen behartigd kunnen worden. De Commissie meende, dat op ander terrein voor contact commissies voorshands geen arbeidsveld zou liggen. Men kwam tenslotte overeen, dat de totstandkoming van de volgende 3 commissies zou worden bevorderd: 1°. Contactcommissie voor de grootindustrie; 2°. Contactcommissie voor de kleinindustrie en het winkel bedrijf 3°. Contactcommissie voor den woningbouw en de stads ontwikkeling.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 1