29 c. hen, aan wie wegens hunne bijzondere belangstelling voor het museum, zulks ter beoordeeling van de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal", gehoord den Directeur van het museum, een bewijs van toegang is ver strekt, geldig gedurende het jaar van afgifte. Abt. III. Deze verordening treedt in werking op den dag volgende op dien, waarop het bericht der Koninklijke goedkeuring bij het gemeentebestuur is ingekomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 18. Leiden, 10 Maart 1939. In Uwe Vergadering van 24 October 1938 werden om praeadvies in onze handen gesteld de beide in de Leeskamer ter visie liggende verzoeken van de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap tot toe kenning van een subsidie van 10 in de kosten van de eind-restauratie van de Pieterskerk en in de kosten van de restauratie van de Marekerk. Ten aanzien van de Pieterskerk werd, zooals Uwe Ver gadering bekend is, bij raadsbesluit van 30 Mei 1938 (Ingek. Stukken No. 100) ten behoeve van de afwerking van het toen in uitvoering zijnde 10-jarig restauratie-werkplan, een subsidie verleend van 10 tot een maximum van 2.730. over de in 1938 te verwerken som. In genoemd Ingekomen Stuk werd er echter reeds de aandacht op gevestigd, dat na het gereedkomen van dit 10-jarig plan nog verdere werken noodig zouden zijn ter algeheele voltooiing van de restauratie. Met het oog daarop werd, in afwachting van de t. z. t. te nemen beslissing, ook weer op de gemeentebegrooting voor 1939 een subsidie van 2700.uitgetrokken. De door de Gemeente-Commissie opgemaakte begrooting van de laatste etappe der restauratie werd, na eenige wijzi gingen, door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen goedgekeurd tot een totaal bedrag van 157.640. waarvan dan, naar de verhouding, gelijk die tot nog toe gold, zou komen voor rekening van het Bijk 57 van de Provincie 18 van de gemeente 10 en van het Kerk genootschap c.a. 15 Aangezien de werkzaamheden over een periode van 7 jaren, aanvangende met het jaar 1939, worden verdeeld, kunnen de bijdragen van de verschillende lichamen dien overeenkomstig in 7 jaartermijnen worden gesplitst. Het Bijk heeft de toekenning van een subsidie tot het genoemde percentage inmiddels toegezegd, terwijl van de Provincie nog een gunstige beslissing wordt tegemoet gezien. De aan de gemeente gevraagde bijdrage van 10 bedraagt in totaal 10 van 157.640.15.764.of, verdeeld over 7 jaren, 2252.per jaar. Wat de restauratie van de Marekerk betreft, deze is blijkens de stukken noodzakelijk, doordat dit monument op verschillende plaatsen sporen van ernstige slijtage vertoont, die op korten termijn voorziening vereischt. Ook ten behoevevan deze restauratie heeft het Kerk genootschap zich, behalve tót de gemeente, tot het Bijk en de Provincie om subsidie gewend. Het werk zal over een tijdvak van 3 jaren worden verdeeld, terwijl de kosten, volgens de overgelegde begrooting, op 108.060.worden geraamd. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft zich bereids met de raming vereenigd en een subsidie toegezegd van 50 tot een maximum-bedrag van 55.000. in totaal (derhalve naar een naar boven afgeronde begrooting van 110.000. Aan de Provincie is een subsidie van 20 gevraagd. Aangezien het Kerkgenootschap zich voorstelt eveneens 20% voor zijn rekening te nemen, verzoekt het aan de gemeente de resteerende 10 bij te dragen, welk percentage derhalve overeenstemt met dat betreffende de Pieterskerk. Met be trekking tot de Marekerk komt mitsdien, op de basis van de begrooting, in totaal 10.806.of, verdeeld over 3 jaren, 3602.per jaar ten laste van de gemeente. Mede gelet op de medewerking, die Bijk en Provincie voor de restauratie van monumentale gebouwen verleenen, is ons College van oordeel, dat de bijdragen van de gemeente ter zake als een noodzakelijke uitgaaf moeten worden aan gemerkt. Met de Commissie van Fabricage zijn wij dan ook van oordeel, dat hoezeer beperking van de uitgaven der gemeente in deze tijden is geboden, de gevraagde financiëele steun voor de restauratie van de Pieterskerk en de Marekerk niet mag worden onthouden. Over het jaar 1939 is voor deze beide restauraties een gemeentesubsidie benoodigd 1°. Pieterskerk2252. 2°. Marekerk. 3602. Totaal5854. Zooals hiervoor werd vermeld, is ten aanzien van de Pieters kerk op de gemeentebegrooting voor 1939 bereids een bedrag van 2700.— geraamd, zoodat per saldo nog moet worden uitgetrokken 3154.dit bedrag kan worden afgeschreven van den post voor onvoorziene uitgaven, waarop nog 21.784.beschikbaar is. Voor verdere bijzonderheden, o. a. wat den aard der restau ratiewerken aangaat, verwijzende naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken, geven wij Uw Vergadering mitsdien in overweging: I. aan de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap, aanvangende met het jaar 1939, de volgende bijdragen te verleenen: a. gedurende 7 achtereenvolgende jaren een bijdrage van 10 in de elk jaar te verwerken som ten behoeve van de voltooiing van de restauratie van de Pieterskerk, zulks tot een maximum-bijdrage van 2252.per jaar; b. gedurende 3 achtereenvolgende jaren een bijdrage van 10 in de elk jaar te verwerken som ten behoeve van de restauratie van de Marekerk, zulks tot een maximum- bijdragen van 3602.per jaar; een en ander onder de volgende voorwaarden: 1°. dat de bijdragen uit de kerkelijke fondsen en van particulieren in de kosten der restauratie, wat de Pieterskerk betreft, tezamen jaarlijks tenminste 15 en wat de Marekerk betreft, tenminste 20 van het jaarlijks te verwerken bedrag beloopen; 2°. dat na afloop van ieder jaar door de Gemeente Com missie over elk der beide werken verslag wordt uitgebracht van de in dat jaar verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten; 3°. dat de gemeentelijke bijdragen voor elk kerkgebouw worden bepaald naar de jaarlijks verwerkte bedragen, die voor de berekening van de rijks- en provinciale bijdragen in aanmerking worden genomen. II. vast te stellen den overgelegden begrootingsstaat, model D., dienst 1939. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 49. Leiden, 10 Maart 1939. In verband met een vergrooting van haar afzetgebied heeft de N.V. Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Wollen Dekens v/h. J. C. Zaalberg en Zoon behoefte aan een belangrijke personeelsuitbreiding. Vermits het aantal benoodigde arbeidskrachten niet kan worden gevonden onder de gesteunde werklooze textiel arbeiders, is met de Eegeering overleg gepleegd in zake het doen opleiden van werklooze-niet-textielarbeiders tot wollendekenwever bij genoemde N.V. Dit overleg heeft tot resultaat gehad, dat de Minister van Sociale Zaken zich heeft vereenigd met de volgende regeling 1. Aan de arbeiders zullen gedurende een leertijd van twee maanden de volgende loonen worden uitgekeerd: a. bij een leeftijd van 19 jaar 10.p. w. b. c. d. 20 tt 21 o o 12. 22 13.- 23 14.— 24 jaar en ouder 15.per week. Aan gehuwden en kostwinners zal boven dit loon een toeslag van ƒ1.50 en een kindertoeslag van ƒ0.50 per kind per week worden betaald. Het onder a tot en met genoemde loon, eventueel ver meerderd met den gehuwden-, kostwinners- en kindertoeslag, zal per week tenminste ƒ2.meer bedragen, dan het steun bedrag, waarvoor de betrokkene in aanmerking zou komen, ware hij niet in deze opleiding opgenomen. 2. Na bovengenoemden leertijd van 2 maanden zullen de arbeiders, die in afdeelingen werken waar tariefloon wordt berekend, de eerste twee maanden 70 de twee daarop volgende maanden 80 de twee daaropvolgende maanden 90 van het gewone tariefloon voor volwassen arbeiders ontvangen en daarna het gewone tariefloon der volwassen arbeiders. 3. Na de eerste twee proefmaanden wordt aan de onder V ü- Jf J)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 7