DINSDAG 21 FEBRUARI 1939.
73
Gcmcentebeyrooting Algcmeene beschouwingen
(Mandeis.)
schap veel overeenkomst zal vertoonen met het socialisme.
Hij is geen Christen, maar waardeert toch het goede in het
Christendom. Hij moet echter niet meenen, dat de Christelijke
inslag geheel vreemd zou zijn aan het goede, dat hij verdedigt.
Het Christendom kan wel worden ondermijnd, zooals de
eeuwen door geschied is, maar het behoudt zijn goeden invloed
eeuwen lang, ook op hen, die het hebben losgelaten. Van ge
slacht op geslacht plant het zich voort en de sporen er van
zijn niet uit te wisschen. Van daar, dat het goede in het
socialisme ook overeenkomst met de katholieke gemeenschaps
idee vertoont en niet in strijd met het Katholicisme behoeft
te zijn.
Deze gemeenschapsidee geeft spreker ook aanleiding tot
het verzoek aan Burgemeester en Wethouders om bij de be-
drijfstarieven rekening te houden met de groote gezinnen.
Het monopolistisch karakter der gemeentebedrijven brengt
mede, dat er met bijzondere zorg voor moet worden gewaakt,
dat deze tarieven niet tot een onrechtvaardige belasting
worden. Die belasting is onrechtvaardig, wanneer ze onredelijk
en onevenredig moet worden opgebracht. Dit is het geval,
als in de bedrijfswinsten moet worden bijgedragen door hen,
die zelf niets verdienen, en voor iets, dat om te leven niet
ontbeerd kan worden. Dit geldt in de eerste plaats voor het
water. Daarom acht spreker de toepassing van het metertarief,
dat zoo langzamerhand ieder gedwongen wordt te aanvaarden,
zeer afkeurenswaardig. Burgemeester en Wethouders erkennen
in de Memorie van Antwoord (blz. 15dat op het waterverbruik
winst wordt gemaakt en deze winst, aan het gezin verdiend,
neemt toe ook naar gelang van het aantal kinderen, die geen
eigen inkomsten hebben en die bovendien nog zooveel andere
behoeften hebben, waarin de ouders moeten voorzien. Zoo is
het ook met gas en electriciteit, zij het in mindere mate. Dat er
uitzonderingen zijn, waarbij minder dan de kostprijs wordt
betaald, mag op deze overweging geen invloed hebben.
De heer de Reede betoogde, dat de bedrijfstarieven een
indirecte belasting inhouden, die nu eenmaal gelijkmatig
drukt. Dat is echter juist niet het geval. Zij drukt zwaarder,
naarmate het gezin grooter is. De heer de Reede gevoelt nu
eenmaal niets voor een groot kindertal en toch verwerpt hij
den homo economicus. Het is spreker niet duidelijk, hoe hij
dan, met handhaving der Christelijke principes, tot een
dergelijke slotsom kan komen. Met den grootst mogelijken
aandrang beveelt spreker daarom het College aan, bij de
tarieven rekening te houden met de groote gezinnen.
Op blz. 17 van de Memorie van Antwoord zeggen Burge
meester en Wethouders, dat de verkoop van gemeentelijke
bouwterreinen reeds wordt gestimuleerd door het verleenen
van faciliteiten aan de koopers en het toekennen van provisie
aan makelaars. Aan het maken van reclame door een bijzon
deren dienst of persoon bestaat daarom h.i. geen behoefte.
Het komt spreker echter voor, dat bij den verkoop van ter
reinen bij de gemeente niet altijd voldoende handelsinzicht
aanwezig is, hetgeen van de ambtenaren ook niet kan worden
geëischt. Men berekent den kostprijs, benevens de kosten van
het bouwrijp maken enz. en stelt op deze wijze den opbrengst-
prijs vast. Al mag een dergelijke berekening niet ontbreken,
toch is het uit een oogpunt van goede koopmanschap niet
altijd juist, daaraan streng de hand te houden. Men moet
op zijn tijd weten te geven en te nemen. Men moet ook reke
ning houden met de marktfluctuaties.
Op blz. 28 van het Sectie-Verslag wordt aangedrongen op
vermindering van het aantal verkeersagenten en verkeers
heuvels, die even zooveel verkeersobstakels zijn. Burgemeester
en Wethouders antwoorden, dat het verschil in inzicht
tusschen den Burgemeester en het lid, dat deze opmerking
heeft gemaakt, zoo principieel en zoo absoluut is, dat beant
woording weinig zin heeft. Het zal wel niet bekend zijn, wie
dit lid is, maar spreker neemt het gaarne voor dit lid op. Hij
vraagt, wat dan het inzicht van het College is, aangezien dit
in de Memorie niet wordt medegedeeld. Spreker acht het
duidelijk, dat de meeste verkeersheuvels ook verkeersob
stakels zijn en als het College dit niet inziet, laat het dan eens
het verkeer gadeslaan op het kruispunt SteenstraatBinnen
vestgracht. De straatbreedte wordt door een verkeersheuvel
belangrijk verminderd en op het genoemde kruispunt is dit
zeer sterk het geval, zoodat het verkeer, dat van den Stations
weg over de Steenstraat naar de Binnenvestgracht rijdt, sterk
wordt belemmerd en daarmede ook het doorgaand verkeer
in de Steenstraat. Spreker noemt ook het kruispunt Noord
eindeBreestraatKort RapenburgRapenburg. Men moet
dit eens gaan zien, wanneer de verkeersagent daar des
avonds nog staat en 1 minuut, nadat hij zijn standplaats heeft
verlaten. Het zou spreker niet verwonderen, als men dan tot
de conclusie zou komen, dat de verkeersagent evengoed, op
de de Gijselaarbank gezeten, een oogje in het zeil kan houden.
Het vraagstuk van de kweekelingen met acte, aangeroerd
Gemeentebegrootiny
(Manders e.a.)
Alyemeene beschouwingen,
op blz. 35, moge op zichzelf van veel beteekenis zijn, omdat
men van de capaciteiten der leerkrachten, welke geen anderen
werkkring kunnen vinden, gebruik maakt, zonder hun een
behoorlijk loon te geven, meer nog raakt het de leerlingen-
schaal, die zonder eenige noodzaak te hoog is opgevoerd tot
nadeel van het kind en ten slotte van het geheele volk. De
trap van ontwikkeling, waarop een volk staat, bepaalt de
plaats, die het in de maatschappij inneemt. Bruut geweld
kan daaraan tijdelijk afbreuk doen, maar het evenwicht zal
zich geleidelijk herstellen en eenige decenniën zijn ten slotte
in het leven van een volk van geen beteekenis.
Spreker vindt hierin aanleiding om te herinneren aan het
woord „allooi", dat in de Memorie van Antwoord is gebruikt
en hier in dispuut is gebracht. Zoowel de heer van Eek als de
heer Beekenkamp hebben hieraan een verkeerde beteekenis
gehecht. Het woord is naar sprekers meening afkomstig van
het Fransche „aloi", dat vermoedelijk een samentrekking
is van ,,a la loi", dat is: „naar de wet". Zoo kent men edele
metalen van zuiver allooi, er bestaat ook een woord „allo-
yeeren", dat is „op gehalte brengen" d.i. een gehalte volgens,
naar de wet. Ook kent men de uitdrukkingen „de bon aloi"
en „de bas aloi". Het is dan ook niet het woord „allooi", dat
hier aanstoot geeft, maar het woord „dergelijk", dat er vóór
staat. Zoo zijn ook de sociaal-democraten dadelijk in het
geweer gekomen, toen de heer Beekenkamp te hunnen aanzien
de uitdrukking „van zekere zijde" gebruikte. Toen ging het
ook niet om het woord „zijde", maar onr het woord „zekere".
Ten aanzien van de voorstellen 3 en 4 van den heer van Eek
conformeert spreker zich aan hetgeen de heer Wilmer daar
over heeft gezegd.
Wat voorstel 5 betreft, dat betrekking heeft op optochten
met banieren, vraagt spreker van den heer van Eek de samen
werking, die deze reeds heeft toegezegd en een zekere zelfop
offering in den geest, zooals de heer van der Laan dit heeft
uiteengezet. De Zaterdagmiddagen en misschien andere
middagen bieden immers tijd genoeg voor het houden van
optochten en ook de katholieken komen in dit opzicht gaarne
tegemoet aan het verlangen van de andere Christelijke par
tijen.
Ten aanzien van voorstel 6 conformeert spreker zich aan
hetgeen de voorzitter zijner fractie daaromtrent heeft gezegd.
Wat voorstel 9 aangaat (bouw van arbeiderswoningen ter
vervanging van krotwoningen) is spreker het geheel met den
heer Schüller eens, maar hij is van meening, dat dit grooten-
deels reeds geschiedt.
Evenmin heeft spreker bezwaar tegen voorstel 10, dat het
instellen van een onderzoek beoogt naar woningen, die krach
tens de Woningwet voor onbewoonbaarverklaring in aan
merking komen.
Voorstel 11 van den heer Schüller is wellicht overbodig.
Spreker neemt aan, dat de Woningbouwvereeniging „Ons
Belang", als zij van dit voorstel kennis neemt, wel zonder
uitnoodiging een bouwplan zal indienen.
Voorstel 12 acht hij niet kwaad, maar alvorens er zijn stem
aan te geven, wil hij gaarne de verdediging van den heer
Schüller hooren.
De heer Coster wil het College een woord van waardeering
niet onthouden voor het moeilijke werk, dat het heeft vol
bracht en nog moet volbrengen. Dit geldt in het bijzonder
voor den Wethouder van Financiën, die twee Wethouders
naast zich heeft, die het grootste deel der financiën opeischen,
waardoor het bewaren van het evenwicht steeds moeilijker
wordt. Dit bleek het vorige jaar, toen de begrooting van de
lichtfabrieken de touwtjes aan elkaar moest binden. Dit jaar
was dat middel zelfs niet voldoende: de personeele belasting
moest worden verhoogd. Aangezien de uitgaven nog steeds
stijgen, zal het vraagstuk steeds moeilijker worden, wie ook
de Wethouder van Financiën moge zijn.
Met voorstel 4 van den heer van Eek kan spreker zich
vereenigen. De Dienstcommissie en de verordening zijn er,
maar vrijwillig wordt er heel weinig uitvoering aan gegeven.
Op 16 April 1937 is de laatste vergadering der Dienstcom
missie gehouden, nog wel gecombineerd, omdat het een
bijzondere vergadering was ter behandeling van de afvloeiing
van ambtenaren en werklieden. De voorgaande vergadering
werd op 16 Januari 1932 gehouden en was eveneens gecom
bineerd. Eenige aandrang is dus zeker wel gewenscht. Een
ambtenaar, die drie jaar geleden schriftelijk om een onderhoud
verzocht, heeft nog altijd geen antwoord ontvangen. De
Christelijke Bond van Ambtenaren schreef medio 1938 met
verzoek om een onderhoud en ontving eveneens geen antwoord.
Ook een tweede brief bleef onbeantwoord. Daarna volgde een
aangeteekende brief, waarna het onderhoud plaats had.
Hieruit blijkt wel, dat een dwingend voorschrift tot het houden
van bijeenkomsten op bepaalde tijden zeker noodig is.