72
DINSDAG 21 FEBRUARI 1939.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen,
(van der Laan e.a.)
Dit licht is niet bestemd tot louter zwerven,
't Is tijd, dat de bewapening begint,
Opdat in woord en daad Uw Hollandsch kind
de geestdrift van dit Koningswoord beërve.
Te wapen In Uw hart en met Uw handen
Nog klinkt de oproep na in ieders oor.
Nn ga een elk in eigen kringen voor
En 't Nederlandsche offervuur ontbrande
De heer van der Reijden sluit zich aan bij diegenen, die
waardeering hebben betuigd met het beleid van Burgemeester
en Wethouders. Zij toch hebben met de beperkte middelen,
waarover zij beschikten, heel wat nuttige en noodige werken
tot stand gebracht. Spreker betrekt hierin ook den Wethouder
van Fabricage, den heer Splinter, die helaas wederom wegens
ziekte verhinderd is zijn taak te vervullen. Hij spreekt de
hoop uit, dat de heer Splinter spoedig moge herstellen en
bidt den Burgemeester toe, dat deze van God wijsheid en
kracht moge ontvangen om de gemeentezaken in dezen
moeilijken tijd in het juiste licht te zien en de moeilijkheden
zoo mogelijk op te lossen, bijgestaan door den ijverigen
secretaris, de Wethouders en de ambtenaren.
De heer van Eek zal begrijpen, dat de christelijk-historische
fractie het zeer betreurt, dat hij opnieuw een voorstel ter
tafel brengt (voorstel No. 5) om optochten met ontplooide
banieren en muziek op Zondagmiddag toe te staan, aangezien
spreker en de zijnen de Zondagsrust en de Zondagsheiliging
zooveel mogelijk willen bevorderen en dus hun stemmen niet
kunnen geven om af te breken, wat op dit gebied is opge
bouwd. Art. 3 van het christelijk-historisch program, waarin
gezegd wordt, dat de overheid geroepen is, de christelijk-
historische grondslagen van het volksleven te bevestigen en
de Christelijke beginselen te handhaven en te eerbiedigen,
behoudt nog altijd zijn strekking. Daar de heer van Eek naar
eigen getuigenis geen Christen is, zal hij dit moeilijk kunnen
begrijpen, hetgeen spreker zeer betreurt.
De voltooiing van het stadhuis geschiedt naar de meening
van den heer van Eek te langzaam. Naar sprekers oordeel
mag een gebouw, dat voor eeuwen wordt gesticht, niet in
haast worden afgemaakt. De afwerking moet oordeelkundig
en tot in de kleinste bijzonderheden wel overwogen geschieden.
Met de stopzetting van de schoolkindervoeding tijdens de
vacanties (met uitzondering van de Kerstvacantie) kan spre
ker zich vereenigen, te meer daar hij gehoord heeft, dat slechts
25 van de kinderen daarvan gebruik maken.
Op blz. 53 van het Sectie-Verslag komt de klacht voor, dat
bij verplaatsing van straatnaamborden de gaten in de muren
niet worden gedicht. Burgemeester en Wethouders ant
woorden, dat hun daarvan geen gevallen bekend zijn. Spreker
verwijst derhalve den betrokken dienst naar het perceel
Oude Vest 205, hoek van der Werffstraat, waar dit het ge
val is.
De heer Manders merkt op, dat er nu reeds 20 jaar wordt
gesproken over het leed, dat in al die jaren in de maatschappij
wordt geleden. Tal van redevoeringen zijn daaraan gewijd.
Ook de Raad heeft menig uur daaraan besteed. Van alle
kanten verzekert men steeds, dat men het algemeen welzijn
op het oog heeft. Men zou hieruit moeten concludeeren, dat
er een basis is, waarop allen zouden kunnen samenwerken,
maar van die samenwerking valt toch niet veel te bespeuren.
Op een punt, waar samenwerking noodig en mogelijk is,
n.l. in het Gemeentebestuur, heeft de heer van Eek gewezen.
Nu eenige leden van zijn partij in het College zitting hebben,
is zijn partij niet meer vrij. Zij moet hier en daar iets over
haar kant laten gaan om tot overeenstemming te geraken
en om in het belang der gemeente het noodige te bereiken.
Zoo moet het echter door de deelneming der S.D.A.P. aan
het bestuur der gemeente niet geworden zijn. Zoo moet het
altijd zijn geweest en zoo moet het blijven, wil de heer van
Eek bereiken, wat hij zich blijkens zijn mededeeling ten doel
stelt, n.l. een vruchtbare samenwerking der partijen. Dan
moet men echter ook niet bij voorbaat verklaren: als het
zóó gaat, gaan wij mee, maar anders voelen wij er niets voor.
Meermalen gaf spreker de S.D.A.P. in overweging, niet te
sterk vast te houden aan den eisch, de werken slechts op de
gewone arbeidsvoorwaarden te doen uitvoeren in geval van
uitbreiding der werkgelegenheid door werkverruiming of
werkverschaffing. Bij werkverschaffing ontstaat er inderdaad
een onbillijke verhouding tusschen hen, die gedwongen zijn,
daaraan deel te nemen en anderen, die het geluk hebben, op
andere wijze werk te vinden. Deze toestand zal echter van
zelf eindigen en inmiddels hebben deze werkers dan toch het
voordeel genoten, dat zij konden werken, niet behoefden te
stempelen en een boterham hebben verdiend, zij het dan een
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Manders.)
sobere. Zij zullen het in dien tijd in elk geval ruimer hebben
gehad dan toen zij van hun steun moesten leven. Daarom
geeft spreker de S.D.A.P. in overweging, dit denkbeeld te
laten varen.
Werk komt er echter niet van zelf; het moet gezocht
worden. Spreker heeft dit reeds 8 jaar geleden betoogd,
maar hij voegde er aan toe, dat men niet altijd werk zal blijven
vinden. De mechaniseering der industrie heeft een zoodanigen
omvang aangenomen, dat dezelfde hoeveelheid werk, die
vroeger een week arbeid verschafte, thans nog maar voor een
dag toereikend is. Yoorloopig zal er nog werk genoeg te
vinden zijn. Men kan aan wegen, vaarten, woningbouw en
desnoods aan vliegtuigbouw voor oorlogsdoeleinden en aan
bescherming en verdediging daartegen nog ontzaglijk veel
doen, zoo veel zelfs, dat een arbeidsdag van meer dan 8 uur
wel eens noodig kan blijken. Op den duur zal men echter tot
een verdeeling van den arbeid moeten overgaan, waarbij aan
ieder een evenredig deel wordt verzekerd of opgelegd, zooals
ook thans het geval zou moeten zijn.
In dezen Raad werd dit denkbeeld wel eens belachelijk
gevonden. Men vroeg, hoe die arbeid moest worden verschaft,
of hij in handwerk moest worden verricht en tegen welk loon
en hoe hij betaald moest worden. Ten slotte betoogde men,
dat een gulden niet tweemaal kan worden uitgegeven. Thans
staat spreker echter niet meer alleen. Het inzicht, 8 jaar ge
leden verdedigd, breekt zich hoe langer hoe meer baan, bij
alle partijen en ook bij de Regeering. Het geld begint op de
tweede plaats te komen. Het heeft zijn beteekenis wel niet
geheel verloren, maar is toch geen al te groote factor meer.
Als men dan ook naar andere landen ziet, kan men waarnemen,
dat het geld ook geen rol behoeft te spelen, zoodra de uit
gaven maar binnen het land blijven. Zij, die verwachten, dat
dit op een financieele débacle zal uitloopen, zullen bedrogen
uitkomen. Alleen op noodzakelijken invoer, waartegenover
geen evenredige uitvoer staat, kan een regeeringsbeleid
stranden. Slechts bij den heer van der Laan, die in het vroe
gere voetspoor van zijn voorganger, den heer Bosman,
treedt, heeft dit inzicht zich nog geen baan gebroken. De
financiën behoeven de werkverruiming geenszins in den weg
te staan. Ten slotte gaat het in hoofdzaak om de verdeeling
van den arbeid en van de productiemiddelen. Het geld is
daarbij slechts hulpmiddel. Het spreekt echter van zelf, dat
de Regeering te hulp zal moeten komen. Een sterke aandrang
tot het uitvoeren van zooveel mogelijk, maar ook van nuttige
werken, moge van den Raad uitgaan. Daarbij zullen werken,
die ook toekomstige werkgelegenheid scheppen, het eerst in
aanmerking moeten komen. Spreker heeft het oog op werken
in het belang van handel en industrie; deze zullen de voort
durende aandacht van het College moeten hebben. Met be
langstelling heeft spreker daarom op blz. 3 en 4 der Memorie
van Antwoord gelezen, dat die belangen Burgemeester en
Wethouders na aan het hart liggen. Zij zullen ze wel dierbaar
koesteren, maar spreker hoopt, dat zij er zich niet mee ter
ruste zullen begeven en er mee insluimeren.
Intusschen is het op blz. 4 toegezegde rapport der Commis-
sie-Manders aan de Raadsleden verzonden. Het is te hopen,
dat het hierbij niet zal blijven, maar dat dit rapport zal worden
gevolgd door nuttige maatregelen en voorstellen. Als spreker
zich niet vergist, is, toen een klein jaar geleden een groote
industrie met regeeringssteun voor uitbreiding werkterreinen
zocht, dit Leiden's neus voorbijgegaan, omdat hier geen
gunstige terreinen van voldoende grootte konden worden
aangeboden.
Spreker betoogt, dat al moge het College van Burgemeester
en Wethouders al de volle aandacht voor het overweg-vraag
stuk aan den Rijnsburger weg hebben, hiermede alleen niet
mag worden volstaan. De verkeersaangelegenlieden moeten
de voortdurende aandacht hebben. Daarvan immers hangt
het in de eerste plaats af, of Leiden zijn plaats als industrie- en
handelsstad zal kunnen handhaven, maar ook, of het zijn
vroegere glorie zal kunnen herwinnen.
Een voordeel is, dat in deze zaak de politiek kan worden
uitgesloten, zooals de heer Wiirtz en wellicht velen met
hem wenschen.
De heer van Eek heeft betoogd, dat weliswaar allen gelijke
rechten moeten hebben, maar dat daarom de ambten nog niet
precies in evenredigheid met de sterkte der groepen behoeven
te worden verdeeld, zooals de Katholieken wenschen. Men
moet ook rekening houden met de candidaten, de vacatures
enz. Welnu, de Katholieken wenschen niets anders, maar
dan moeten katholieke candidaten ook niet worden uitge
sloten. Wordt aan dit laatste altijd voldaan? En wat ziet men,
als ergens een katholiek wordt benoemd, waar men een ander
had verwacht? Dan komt het geheele land in rep en roer.
De heer van Eek heeft verklaard, gaarne tot samenwerking
bereid te zijn en daarbij opgemerkt, dat de nieuwe gemeen-