DINSDAG 21 FEBKUAKI 1939. 71 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van der Laan.) bij vermindering van den werktijd genoodzaakt zou zijn, meer personeel aan te stellen om dezelfde werkzaamheden te kunnen verrichten en dat de gemeentefinanciën dit niet toelaten. Dit argument is steekhoudend, maar spreker komt nu tot het kernpunt van zijn betoog, dat vermoedelijk nog niet bij allen instemming zal vinden. Verkorting van den werktijd en daardoor aanstelling van meer personeel zou n.l. mogeüjk zijn, wanneer de werkenden dus het geheele personeel tot een offer bereid zouden zijn. Men zou dit salarisverlaging noemen. Spreker noemt het zoo niet. Hij noemt het slechts een offer van de werkenden voor de werk- loozen. Het is te begrijpen, dat er tegen de kortingen op de salarissen verzet rees. Ieder behoudt graag wat hij heeft, maar in het landsbelang heeft men zich ten slotte bij kortingen tot een totaal van 30 moeten neerleggen. Men heeft zich natuurlijk verschillende dingen moeten ontzeggen, maar men is er toch gekomen. Men zal echter aanvoeren, dat de sala rissen van het gemeentepersoneel geen korting meer toelaten. Spreker ontkent dit. De salarissen van het gemeentepersoneel zijn naar zijn meening voor een gemeente als Leiden grooten- deels niet aan den lagen kant, zoodat een kleine opoffering ter wille van anderen, die niet kunnen werken, door allen aanvaard moest kunnen worden. Welk een luxe heeft men zich in den loop der jaren al niet kunnen veroorloven. Van het maken van reizen heeft men vroeger zelfs niet gedroomd. Vroeger zou men er aan hebben gedacht, over enkele jaren eens op reis te gaan, tegenwoordig doet men het jaarlijks en vaak zelfs meer dan eenmaal per jaar. Spreker weet bij ervaring, welk een genot dit is en hij gunt het ieder, maar hij zou het afstand doen hiervan als het minste offer be schouwen, dat men voor anderen kan brengen. Spreker heeft wel eens gezien, hoe werkloozen stonden te kijken, terwijl anderen aan het werk waren. Wat moet er omgaan bij de werkenden, die zich geen korting behoeven op te leggen en in betrekkelijken welstand kunnen leven, terwijl hun kameraad, die ook aan den slag wil, moet toekijken! En welk een verbittering moet er komen in het hart van den niet-werkende, wanneer hij ziet, dat zijn kameraad wel mag werken en hij niet. Meermalen ontmoette hij oud-leerlingen, die verscheiden acten hadden behaald, maar nog niet wisten, wanneer zij aan den slag zouden komen en er zijn tal van academisch gevormden. die öf ontslagen zijn öf geen werk kunnen vinden. Spreker heëft eenige ihaanden onderwijs gegeven aan werkloozen, die hem meermalen van hun toe stand vertelden en hij geeft de verzekering, dat dit in het hart grijpt, vooral omdat men er machteloos tegenover staat. Dit moet tot verbittering en opstandigheid leiden met het gevolg, dat men zich werpt in de armen van hen, die een idealen toestand voortooveren. Dat kan niet uitblijven. Niet alleen het gemeentepersoneel echter moet een offer brengen, maar ieder, die werkt of een vast inkomen heeft ook spreker zou daartoe moeten worden verplicht, als hij het niet vrijwillig doet. Spreker kan niet begrijpen, dat men bij een dringend beroep voor dit doel zijn steun zou weigeren. Men mag zich er niet afmaken met de woorden: ben ik dan mijns broeders hoeder. Het vorige jaar is een oproep uitgegaan van 18 Engelsche parlementsleden uit verschillende partijen, die pleitten voor heropvoeding der menschen tot eenvoudige deugden van eerlijkheid, onzelfzuchtigheid en liefde, later overgenomen door dr. Buchman, leider der Oxford-beweging, vervolgens door Baldwin en later door een 11-tal vooraanstaande mannen in Nederland, die zich met een oproep tot het Nederlandsche volk hebben gewend. Deze oproep is verder doorgegeven door H. M. de Koningin en is gericht tot alle Nederlanders, tot hoog en laag, tot rijk en arm. Dit spreekt eigenlijk van zelf, want, wil dit geestelijk appèl werkelijk succes hebben, dan dient de geheele natie zonder één enkele uitzondering van de bittere noodzaak er van overtuigd te zijn. De oproep wil niets anders dan het in practijk brengen van een aantal bij uitstek Christelijke deugden, als eerlijk heid, onzelfzuchtigheid, liefde, vertrouwen, zelfopoffering, naastenliefde en geloof. Ieder wordt aangespoord zijn geest zoodanig te hervormen, dat hij de genoemde deugden van zelfsprekend in toepassing brengt. Elk individu zal dus bij zichzelf moeten beginnen, zal zijn geest en zijn moraal moeten herzien en zich moeten aanwennen, bij al zijn doen en laten, de Christelijke naastenliefde te betrachten. Hij zal door woorden, maar meer nog door daden anderen tot dezelfde geestelijke omwenteling moeten brengen. Een prachtig voorbeeld werd reeds gegeven door de Koningin, die zich niet alleen richtte tot Haar groote gezin, het Nederlandsche volk, maar ook Haar naaste omgeving, de leden der hofhouding, bijeenriep om met hen de bedoeling van den oproep te bespreken en eventueele vragen te beant woorden. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (van der Laan.) In denzelfden geest zijn ook elders uitspraken gedaan. De heer A. C. de Bruyn, voorzitter van het K.K. Werk liedenverbond, zeide in de vergadering van Katholiek Neder land, gehouden te Amsterdam op 30 November j.l., het volgende „Er is in de wereld en ook in ons land een verblijdende hang naar een vernieuwd geestelijk leven. Dit moet bij ons het bewustzijn versterken, dat wij vóór moeten gaan in den gang naar de nieuwe, betere, solidaire gemeenschap, niet alleen met woorden, maar ook met daden. In de nieuwe gemeenschap is geen plaats voor klasse- noch voor rassen- strijd, in de nieuwe gemeenschap is geen plaats voor staking en uitsluiting, in de nieuwe gemeenschap zal het persoonlijk belang noch de winstbegeerte overheerschen. Sociale recht vaardigheid en sociale liefde zullen de pijlers zijn, waarop de toekomstmaatschappij moet rusten." Er is ook een oproep verschenen van de leiders der Britsche socialistische arbeidersbeweging. Het slot daarvan luidt: „Wat ook de volledige uitlegging van de jongste ge beurtenissen moge zijn, zij toonen ons zeker wel, dat de tijd gekomen is om een poging te ondernemen tot het vormen van een wereldomvattenden vriendenkring, gegrondvest op de wederzijdsche erkenning van de menschelijke en geestelijke waarden van ieder levend individu, ongeacht klasse of geloof, partij of nationaliteit. Hieruit zou onvermijdelijk in den loop der tijden datgene voortvloeien, waarop wij hopen en waar naar wij verlangen: wederzijdsch begrijpen van de volken onderling, sympathie, samenwerking in gemeenschappelijke vraagstukken, vriendschap, bevrijding uit angst en broeder schap; in feite dus de ware moreele herbewapening, die de eenige blijvende beveiliging is tegen oorlog." Ten slotte nog een aanhaling uit een interview van den heer Marchant, ter gelegenheid van zijn 70sten verjaardag. „Degenen, die werken, zijn verplicht de werkloozen te helpen. Dit geldt reeds als een plicht in het gezin en in de familie. Het geldt evenzeer precies zoo in het groote gezin van de maatschappij. Ook in de pauselijke encyclieken wordt de maatschappij beschouwd als een gezin en de werk- looze leden daarvan kunnen recht doen gelden op het ont vangen van hulp." Een bewijs, dat bij velen de wil bestaat om hun mede- menschen te helpen, is het gebeurde in de fabriek van de firma Brtiynzeel, waar hët personeel voor de keuze werd gesteld: ontslag aan een deel van het personeel of korting van de loonen. Unaniem werd besloten, om niet tot ontslag over te gaan, maar genoegen te nemen met eenige korting, teneinde te voorkomen, dat anderen werkloos zouden worden. In een fabriek te Gouda is door het personeel een vrij groot bedrag bijeengebracht om de vluchtelingen te helpen en nog wordt telkens een beroep gedaan op het Nederlandsche volk om de Spanjaarden bij te staan. Zou dan een beroep ten bate van de werkloozen niet dezelfde uitwerking hebben? Nog een ander voorbeeld: de Gouverneur-Generaal van Ned.- Indië heeft alle ambtenaren aangespoord om een maande- lijksche bijdrage te geven ter leniging van den nood der werkloozen. Tenslotte is er overeenstemming bereikt tusschen de werkgevers- en de arbeidersorganisaties in de typografie te Amsterdam voor een regeling, waarbij op wachtgeldstelling zal geschieden op 60-jarigen leeftijd, met een bijdrage van alle plaatsvervangers en een subsidie van de Begeering. Spreker heeft nog niet vernomen, of deze maatregel tot uitvoering is gekomen, maar het heeft hem zeer getroffen, dat deze regeling door het geheele personeel werd toegejuicht. Natuurlijk verwacht spreker geen onmiddellijk succes van hetgeen hij heeft medegedeeld, maar hij hoopt, dat de ge dachte, die hij heeft uitgesproken, door anderen ernstig zal worden overwogen en hij doet een beroep op de groote vak- vereenigingen, waarvan ook hier leiders aanwezig zijn, om invloed te oefenen op al haar werkende leden, opdat zij zich alle moeite en opofferingen getroosten, teneinde het leed van anderen te verzachten. Ten slotte de volgende ontboezeming naar aanleiding van den oproep der Koningin: De Koningin heeft tot Haar volk gesproken, Tot iedereen, tot U tot hem tot mij Zij wil ons sterk; van angst en zelfzucht vrij. Er is een licht op Hollands kust ontstoken. De oproep is gehoord. Wij gaan te rade, Wat is Uw antwoord op dit hooge woord? Wij hebben het bewonderend aangehoord Maar 't vraagt ons meer dan luisteren, want daden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 7