DINSDAG 21 FEBRUARI 1939. 69 Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (de Reede.) de inkomsten van het fonds in de laatste jaren iets hooger waren dan de uitgaven, zou dit verschil grooter zijn geweest, indien er wel rente zon zijn vergoed. Het fonds is dus klaar blijkelijk zeer voldoende en spreker acht het dan ook nood zakelijk, de werkelijke kosten der ongevallenverzekering ten laste van het fonds te brengen. Ook bij de Leidsche DuinwaterMij bestaat een dergelijke regeling. Men zou kun nen onderzoeken, hoe groot de contante waarde moet zijn, maar het ziet er naar uit, dat men kan volstaan met de werkelijke kosten der verzekering ten laste van het fonds te brengen. Spreker onderscheidt de begrootingspositie en de finan ciering van het begrootingstekort. Met de middelen om deze laatste te dekken, gaat het snel bergafwaarts. In de eerste jaren moest menige harde maatregel worden ge troffen. De salarissen zijn verlaagd, de pensioenpremie is tot het volle bedrag ingehouden, bedrijven zijn gereorgani seerd, subsidies zijn verminderd en daarna zijn belasting- verhoogingen ingevoerd, die in hoofdzaak betrekking hadden op klasse-verschillen. Al deze maatregelen hadden een permanent karakter en de uitwerking daarvan herhaalde zich dus elk jaar. Dit was een buitengewoon goede methode om tekorten te dekken. Voor zoover zij nog niet voldoende waren, werden reserves aangesproken en deze zijn dan ook sterk verminderd of verdwenen. Ten slotte is men via het uitrekken van aflossingstermijnen gekomen tot een ver hooging van directe belastingen. Voor zoover de Raad is inge licht, zal men uit de reserves nog slechts eenmaal kunnen putten. Daarna zullen er geen reserves meer zijn en zal men dus alles moeten dekken uit belastingen. Iemand dus, die voor belastingverhooging jdeit, is daarom nog geen wilde liefhebber daarvan. Na hetgeen spreker thans heeft gezegd, zal men begrijpen, dat de bedoeling slechts is, dit zoo lang zaam mogelijk te doen, hetgeen natuur lijk beter kan, als men er spoedig mee begint dan wanneer men het later doet. De Wethouder heeft spreker op 19 December j.l. verweten, dat hij nooit met voorstellen komt. Spreker begrijpt dit verwijt. De Wethouder heeft tot lawines van voorstellen mede gewerkt. Het is dus natuurlijk, dat zijn partij de Wet houder begrijpt, dat deze opmerking niet tegen hem is ge richt dit vraagt. Spreker dient echter geen voorstellen in, als hij er bij voorbaat van overtuigd is, dat de Raad ze niet zal aanvaarden. Hij komt hier niet om propaganda te maken, maar om practisch werk te doen en hij heeft geen lust om voor een verloren zaak te vechten. De Raad gaat af op het College, ofschoon hij op critieke momenten spreker wel eens heeft gevolgd. Zoo heeft men vlak voor de verkiezingen de tarieven der Lichtfabrieken met 2 cent verlaagd. De heer van Eek herinnert zich, dat in 1935 verlaging van tarieven mogelijk was, ofschoon toen de toestand der gemeente ook al slecht was. Overigens blijkt nu wel, dat sprekers inzicht juist was, want feitelijk is de begrooting sluitend gemaakt doordat de aflossing op de leening voor den aankoop der Leidsche Duin water Maatschappij achterwege wordt gelaten. Spreker vindt het niet aardig, dat het College hiervoor een draai maakt. Men laat de aflossing wel doorgaan, maar geeft anderzijds uit den kapitaaldienst een bijdrage aan den ge wonen dienst, hetgeen in de praktijk beteekent, dat men de aflossing stopzet, want de bijdrage aan den gewonen dienst zal later in een andere leening worden gebracht. Het College heeft dus niet het recht te zeggen, dat het de opmerking, die hierop betrekking heeft, niet begrijpt. Het begrijpt die zeer goed en moet geen stommetje spelen, wanneer daarvoor geen enkele reden bestaat. Er zijn meer maatregelen van dezen aard. De uitgave uit het Fonds voor Stadsverbetering wordt weer in het leven geroepen en de gemeente brengt daarvan opnieuw een be drag uit den kapitaaldienst op den gewonen dienst. In totaal maakt dit een bedrag van 135.000.uit. Men zou evengoed een hypotheek kunnen sluiten op het bezit der gemeente, waarvoor geleend is, want het brengen van reeds betaalde activa op den kapitaaldienst komt daarop neer. Spreker wil niet te veel vechten over de vraag, of een dergelijke maat regel in een bepaald geval noodzakelijk is, maar hij consta teert, dat men aan deze uitgaven vastzit en dat, als men de gaten niet meer op deze wijze kan stoppen, de belastingen zeer snel tot den top zullen moeten worden opgevoerd. Men heeft zich dus verwijderd van de gezonde basis, waarop het beleid vroeger rustte. Spreker constateert, dat Leiden nog betrekkelijk lage belastingen heft, terwijl zij in naburige gemeenten veel hooger zijn en dit, terwijl er van belasting- vlucht weinig sprake kan zijn, omdat men overal tegen hooge muren oploopt. Leiden zal nog vele jaren zelfstandig kunnen blijven, maar dan is het noodzakelijk, dat de ingezetenen in Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (de Reede e.a.) een ander tempo en tot hoogere bedragen in de lasten der gemeente bijdragen dan thans het geval is. De heer van der Kwaak constateert, dat de steunuit- keeringen en alles wat daarmede samenhangt dit jaar meer dan in vorige jaren in de sectie-vergaderingen en bij de algemeene beschouwingen de aandacht hebben getrokken. De geleidebrief kent zelfs het subsidie aan Maatschappelijk Hulpbetoon een overheerschenden invloed toe op de be grootingspositie. Geen wonder dan ook, dat men zich af vraagt, waar dit heen moet, in het bijzonder ten aanzien van het subsidie aan Maatschappelijk Hulpbetoon. Men legt verband tusschen de daling van het werkloosheidscijfer en de stijging van het subsidie. Spreker vat dit echter heel anders op dan anderen tot dusverre hebben gedaan. De kosten van Maatschappelijk Hulpbetoon bedroegen in: 1935: 681.000.(volgens de rekening) 1936: 776.200.— 1937: 871.000.— 1938: 920.750.(rekening plus suppletoire begrooting) 1939: 900.000.(begrooting) Toen men, medio 1937, een begrooting moest indienen voor 1938, heeft men nu een fout begaan door zich te veel te laten beïnvloeden door de verwachting van een opleving. Dit moest zich wreken. Inderdaad bleek in 1938 al heel spoedig, dat het aangevraagde bedrag van 803.000.niet voldoende zou zijn, zoodat een suppletoire begrooting van 117.750.noodig bleek. Geheel anders staat het echter met de thans ingediende begrooting van 900.000.Men had in Juni 1938 ervaren, hoe gering de invloed van een opleving op dezen dienst is. In het algemeen doet deze zich bij Maatschappelijk Hulp betoon veel later gevoelen dan bij den dienst van Sociale Zaken, omdat de categorie van ondersteunden van geheel andere samenstelling is. Dit wordt gestaafd door de mede- deelingen aan de leden der Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon. Pas sedert enkele maanden is een kleine daling in het totaal wekelijksch steunbedrag te bemerken. Bij een dienst, waarbij ouden van dagen, zieken, kooplieden, wegens fraude afgevoerde personen enz. zijn ondergebracht, kan men ook niet anders verwachten. Vermindering van uitgaven bij dezen dienst is naar sprekers meening te verkrijgen door de volgende maatregelen: 1. Personen, die fraude hebben gepleegd, worden niet overgebracht naar Maatschappelijk Hulpbetoon, maar ge straft door den dienst van Sociale Zaken. 2. Maatregelen tegen niet noodzakelijke vestiging van steuntrekkenden in deze gemeente, b.v. door gedurende eenigen tijd geen hoogere uitkeering te verleenen dan zij in de plaats van herkomst ontvingen. 3. Zoo mogelijk worden ook ondersteunden van Maat schappelijk Hulpbetoon in de werkverschaffing geplaatst. 4. Zoo mogelijk worden op nog grooter schaal dan tot dusverre gesteunden overgebracht naar den dienst van Sociale Zaken. De in het Algemeen Verslag geuite meening, dat de con trole bij Maatschappelijk Hulpbetoon tekort zou schieten, kan spreker niet deelen. Eventueele fraude is niet te wijten aan mindere accuratesse van het personeel. Het personeel heeft een zeer moeilijk en enerveerend werk te verrichten en doet dat op lofwaardige wijze. De dienst van Sociale Zaken zal, dank zij de veranderde wijze van berekening van de bijdrage uit het Werkloosheids- subsidiefonds, 13.000.minder vorderen dan in 1938. Men verbaast zich er over, dat de daling van de uitkeeringen niet evenredig is aan die van het werkloosheidscijfer. Wie zich hierover verbaast, moet dit aan zichzelf wijten. De wijzigingen, n.l. 1. het vrijlaten van een gedeelte van de verdiensten van inwonende kinderen; 2. de extra bijslag aan inwonende werklooze gezinsleden; 3. de verhooging der maxima; 4. de verruiming der brandstoffenvoorziening 5. het ten volle vrijlaten van inkomsten wegens huis- houdelijken arbeid; zijn door alle leden van den Raad met vreugde begroet, maar geen enkel lid heeft naar de financieele gevolgen daar van gevraagd. Spreker verzoekt het College dan ook, den Raad daaromtrent in het vervolg, bij soortgelijke wijzigingen, in te lichten. Zooals de heer van Eek heeft medegedeeld, heerscht in de fractie der S.D.A.P. geen eenstemmigheid omtrent de werk verschaffing. De heer Snel meent, dat de arbeider in de werkverschaffing te veel blijft in de werkloosheidssfeer. Hij zal toch wel kennis dragen van de jongste wijziging in de plaatsingsregeling voor de werkverschaffing, die een hoofd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 5