84 DINSDAG 21 FEBRUARI 1939. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen, (de Cler e.a.) landsche reizen, waarover de heer van der Laan sprak, kunnen zeker niet gemaakt worden door de arbeiders, die in de laagste loonklassen zijn geplaatst. Over het algemeen zijn de loonen, die in Leiden door de particuliere bedrijven worden betaald, schrikwekkend en slechts iets hooger dan de steunnormen. Moeten deze arbeiders een offer brengen? Zij hebben al zooveel offers gebracht! De heer van der Laan zal, indien hij nauwkeurig en onbe vooroordeeld van het Plan van den Arbeid kennis neemt, moeten toegeven, dat het er op gericht is het Neder landsche volk de koopkracht te doen geven, die het voor de gezinnen noodig heeft. In de meeste gezinnen, ook in die, waarin nog loon ontvangen wordt, is het den ouders onmogelijk den kinderen aan eten en kleeding te geven, wat zij hun graag zouden willen geven. Er zijn zeer veel gezinnen, ook van de werkenden, waarin van alles ontbreekt. Het zal tot het draagkrachtige deel van de bevolking moeten doordringen, dat het noodzakelijk is het kapitaal, dat in Nederland braak ligt, te gaan gebruiken om werk te verschaffen aan hen, die met liefde en plezier willen werken, maar niet voor werk- verschaffingsloonen, want deze zijn van dien aard, dat de arbeider zich daarvan niet datgene kan aanschaffen, wat hij als mensch noodig heeft. De heer Knibbe zal als anti- revolutionnair zeker willen, dat de arbeiders als menschen kunnen leven en dit kunnen zij niet van de werkverschaffings- loonen doen. De heer Tobé wil zich niet verzetten tegen de gewoonte, het sectie-verslag te doen aanvangen met politieke beschou wingen, al meent hij, dat in den gemeenteraad de politiek eerst op de tweede en misschien zelfs op een lagere plaats mag komen. Indien de heer van Eek goed over de zaken nadenkt, zal hij tot de overtuiging komen, dat het niet alleen niet vreemd, maar zelfs zeer begrijpelijk is, dat de R.K. Staatspartij de haar toegestoken hand van de S.D.A.P. niet grijpt of de S.D.A.P. geen hand toesteekt. Nog slechts eenige jaren geleden werden de gebroken geweertjes door de leden der S.D.A.P. verafgood; van het oogenblik af, dat men opstond totdat men ging slapen, hoorde men de anti-militairistische leuzen en slagzinnen („geen man en geen cent"). Thans keurt men niet alleen Defensie-be- grootingen goed, maar zien de kopstukken der S.D.A.P. er zelfs niet tegenop te verklaren, dat een oorlog tegen zekere staten of stelsels een weldaad voor de menschheid zou zijn. Ieder herinnert zich, welk standpunt de S.D.A.P. eenige jaren geleden tegenover het Vorstenhuis innam. Gisteren verklaarde de heer van Eek woordelijk: „het is dwaas, onverstandig en ook niet noodig actie te voeren tegen het koningschap." Indien iemand vier jaar geleden had voor speld, dat de heer van Eek dit nu zou verklaren, had toen zeker een van de gemeente-instellingen een patiënt meer geteld. De S.D.A.P. heeft zich altijd gesteld op het standpunt van den klassenstrijd en ieder, die de strijdliederen van deze partij hoort en haar bladen, brochures en pamfletten leest, komt onder den indruk van den klassenstrijd, welke door deze partij wordt gevoerd. Gisteren verklaarde de heer van Eek zelfs nog, dat het het ideaal der partij was, de klassen te doen verdwijnen. Hoe moet men het echter ver klaren, dat de heer van Eek gisteren zei, dat de S.D.A.P. slechts noodgedwongen den klassenstrijd voert en het hem veel liever zou zijn, indien een nieuwe gemeenschap zonder klassenstrijd kon worden verkregen, waartoe hij gaarne zou medewerken? Dit zijn voor spreker, en vermoedelijk ook voor hen, die bij de laatstgehouden verkiezingen op de S.D.A.P. hebben gestemd, raadsels. Zooals het met de groote lijnen gaat, gaat het ook met de gemeentezaken. Vier jaar geleden kwam het petitionne ment voor het Leidsche plan van den arbeid, waarin ver schillende groote werken werden opgenoemd, waarvan de uitvoering de werkloosheid zou doen verdwijnen, althans zou inperken. Het was werkelijk een sublieme gedachte. Menigeen is toen onder den indruk van dit plan gekomen en spreker kan zeer goed begrijpen, dat vele werkloozen gesnakt hebben naar het oogenblik, waarop de S.D.A.P. mede- regeerster van Leiden zou worden, waardoor een aanvang met deze groote werken zou worden gemaakt. Thans ver klaart men echter van de zijde der S.D.A.P., dat men het plan nog wel zou willen uitvoeren, maar dat er voor de uit voering geen geld is. Hetzelfde werd vier jaar geleden door de tegenstanders van de S.D.A.P. ook aangevoerd, maar toen noemde de S.D.A.P. het „productieve werken, waar voor geleend kan worden." Spreker en velen met hem vragen zich af: kan er nu niet voor geleend worden? Of was het Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Tobé.) geheele Leidsche plan van den arbeid slechts een verkiezings manoeuvre? Voordat de S.D.A.P. mede-verantwoordelijk was, hebben haar vertegenwoordigers altijd geageerd en volgens spreker te recht tegen verhooging der electriciteitstarieven; in 1937 heeft de geheele sociaal-democratische Raadsfractie gestemd voor de verhooging van het woonhuistarief, waarvan in hoofdzaak door den kleinen man gebruik gemaakt wordt. Is de liefde voor dezen stand bij de S.D.A.P. bekoeld, of is zij vergeten wat haar houding en beloften waren in 1935 en daarvoor? Spreker kan zich niet voorstellen, dat de sociaal-democraten en ook de heer van der Kwaak tegen het voorstel in zake de spaarregeling voor de gesteunden bij Maatschappelijk Hulp betoon zijn, indien zij den stand van zaken goed kennen. De sociaal-democraten zijn vermoedelijk hiertegen, omdat zij het sparen een woord, dat verkeerd uitgelegd kan of wil worden niet juist achten. De sociaal-democraten zeggen positief, dat werkloozen en ondersteunden niet kunnen sparen. Wanneer men daarmede bedoelt, dat zij geen spaar bankboekje kunnen aanleggen, dan is spreker het daarmee eens. Zij moeten echter wel iets besparen voor aanschaffing van kleeding e.d., èf zij moeten de grootere artikelen op afbe taling koopen, hetgeen echter op hetzelfde neerkomt. Bij een onderzoek bij den Socialen Dienst is spreker echter gebleken, dat 65 van de daarvoor in aanmerking komende arbeiders ook inderdaad aan de spaarregeling deelnemen. Tot deze 65 behooren vrijwel gelijkelijk moderne, roomsch-katholieke, christelijke en ook communistische arbeiders. Hieruit blijkt, dat ook de moderne en de communistische arbeiders op de spaarregeling absoluut niets tegen hebben. Nu de sociaal democraten deze cijfers kennen, zullen zij toch wel inzien dat aan al het getheoretiseer over de spaarregeling een eind moet komen, gezien het feit, dat zoovele arbeiders in de practijk van deze regeling gebruik maken. Spreker verwacht dan ook, dat door het College nogmaals een verzoek tot Maat schappelijk Hulpbetoon gericht zal worden tot invoering van eenzelfde spaarregeling ook voor de door Maatschappelijk Hulpbetoon ondersteunden. Spreker vertrouwt, dat aan deze spaarregeling dan ook medewerking verleend zal worden van socialistische zijde, daar het toch ondenkbaar is, dat de socialisten den ondersteunden van Maatschappelijk Hulp betoon, die er over het algemeen nog slechter aan toe zijn dan de door Sociale Zaken ondersteunden, dit voordeel zullen misgunnen. De heer van Eek vraagt: „waarom wordt de toe gestoken hand niet aangenomen Een van de redenen daarvan, misschien wel de voornaamste, is, niet dat de roomsch- kath olieken vastgeroest zitten aan het kapitalistisch stelsel, maar wèl dat men niet weet wat men aan de sociaal-demo craten heeft. Een bondgenootschap vereischt toch in de eerste plaats, dat men zeker kan zijn van de houding van den bond genoot. Spreker wacht met belangstelling af het antwoord van het College op zijn vraag betreffende de Centrale Werkplaats voor jeugdige werkloozen, gesteld bij de Rondvraag in de raadsvergadering van 13 Februari 1939, welk antwoord, naar hem toen toegezegd is, gegeven zou worden bij de be grooting. Op een desbetreffende vraag van spreker antwoordt het College op blz. 35 van de Memorie van Antwoord, dat het opneming in het „Reglement rechtstoestand onderwijzend personeel" van een bepaling, waarbij aan de leerkrachten verboden wordt het geven van privaatlessen en het geven van lessen aan niet aan zijn scholen verbonden cursussen niet noodig en ook niet gewenscht acht. Spreker hoopt nu echter een beter antwoord te krijgen, dan in de Memorie van Antwoord. Zeer vele geschoolden en gediplomeerden loopen thans rond zonder betrekking, terwijl vele leeraren en onder wijzers, en ook ambtenaren van de gemeente, die een goede positie hebben, bijlessen geven aan verschillende onderwijs instellingen, zooals Kennis is Macht, Mathesis Scientiarum Genetrix, avondteekenscholen, avondscholen buiten de stad, boeken bijhouden voor particulieren, de vertegenwoordiging hebben van verzekeringsmaatschappijen, enz. Alleen voor hen, die nu zonder betrekking loopen, verzoekt spreker het College dezen maatregel te nemenspreker vraagt hun, die een goede betrekking hebben, dit bijwerk te laten varen, om het te gunnen aan hun medebroeders, die het toch al zoo zwaar hebben. Op sprekers vraag, in het Algemeen Verslag gesteld, of de woningen, met Overheidssteun gebouwd om te voorzien in de behoefte aan goedkoope woningen, wel worden bewoond door de gezinnen, waarvoor ze bestemd zijn, antwoordt het College (Memorie van Antwoord blz. 32), dat ook naar de meening van het College de distributie van deze woningen in de aangegeven richting verbetering zou kunnen ondergaan,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 20