82 DINSDAG 21 FEBRUARI 1939. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Knibbe.) Met klimmende verbazing heeft spreker geluisterd naar het betoog van den heer van Eek, waarbij deze er toe kwam om de ook voor Leiden eenig overblijvende mogelijkheid om de werkloosheid te temperen, n.l. de werkverschaffing, met af keuring af te wijzen, o.a. zeggende, dat de werkverschaffing, vooral indien men systematisch te werk ging, moest worden afgewezen, omdat het beteekende afbraak van het systeem van het Plan van den Arbeid. De heer van Eek, die met trots op dit plan wees en daarin fantasie en idealisme zag vereenigd, vroeg zich af, waarom de Christelijke partijen niet te zamen met de S.D.A.P. optrekken om de idealen van dit plan te verwezenlijken. Het gemakkelijk te geven antwoord luidt, dat het verantwoordelijkheidsgevoel van de leiders der Christelijke partijen veel te groot is dan dat zij aan een derge lijke fantasie, die nimmer te verwezenlijken is, de belangen van hun arbeiders zouden opofferen. De heer van Eek sprak telkens over het plan-Westhoff" of het „advies-Westhoff". De Regeering, die den naam plan-Westlioff" beslist heeft afgewezen, wil echter alleen spreken over het ,,rapport-Westhoff". Het Plan van den Arbeid is niet, zooals het rapport-West- hoff, een catalogus van openbare werken, waarvan slechts enkele of eventueel alle voor uitvoering in aanmerking zouden kunnen komen, maar is, om de eigen woorden van het Plan te gebruiken, een economisch diepgaande hervorming. Be- heersching van het productie-apparaat wordt vooropgesteld; nationaal en internationaal moet de uitbreiding van het productie-apparaat worden beheerscht. Het belooft alsdan voor allen bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil. Op blz. 21 van het Plan wordt gezegd, dat het Plan direct in het internationale kader kan worden ingeschakeld en een organisch geheel isde eene maatregel is nauw verbonden met den anderen, kan voorwaarde zijn voor de uitvoering van den anderen. Als de heer van Eek zegt, dat het rapport-Westhoff zou hebben aangetoond, dat de basis van het Plan van den Arbeid juist was, dan werkt dit zeer misleidend. De basis van het Plan is de diepgaande hervorming in socialistischen zin en internationale inschakeling. In verband met deze internationale inschakeling memoreert spreker de zeer merkwaardige uitlating van den heer van Eek, dat de sociaal-democratische Wethouders lang niet hebben gedaan, wat de sociaal-democraten den volke hebben voor gespiegeld, maar dat de sociaal-democraten tevreden zijn. De heer van Eek heeft verkondigd, dat de sociaal-democraten als oppositie-partij welbewust allerlei voorstellen mogen propageeren en allerlei in uitzicht mogen stellen, al weten zij, althans behooren zij te weten en kunnen zij ook weten, dat zij bij hun intrede in de regeering niet alles kunnen verwezenlijken, waarbij zij zich altijd zullen kunnen beroepen op de andere leden van de regeering en (als bet Plan van den Arbeid zou worden opgeborgen) op het feit, dat het helaas niet internationaal door te voeren was, waardoor de basis voor de uitvoering van het Plan ontbrak; dan kan België de schuld krijgen, omdat het plan van den arbeid van den heer De Man niet meer wordt gepropageerd, of kan men Duitschland de schuld geven, omdat het niet met de socialis tische fantasie van het Plan wilde medegaan. Een dergelijke houding van een oppositiepartij is intreurig. Met het Leidsche plan van den arbeid is het helaas niet beter gesteld. Eerst spiegelt men de Leidsche burgerij het Leidsche plan van den arbeid voor en als men twee leden in het College heeft, blijft men niet het plan propageeren om het College te bewegen een goed begin te maken en om tevens de meerderheid in het College te krijgen, neen, dan verzetten zich op een bepaald moment de politieke en financieele omstandigheden er tegen en wordt het plan van den arbeid opgeborgen; het paradepaard heeft zijn dienst gedaan. Men zegt niet: wij zullen van het plan een onderdeel, waarvan de uitvoering evenveel zou kosten als aan reserve sedert 1935 is opgeteerd, laten rusten, totdat de uitvoering van het overige zooveel welvaart heeft gebracht, dat ook de rest kan worden uitgevoerd, neen, als men verantwoordelijk wordt, doordat twee leden der S.D.A.P. in het College zitten, wordt het geheele Leidsche plan van den arbeid op nonactief gesteld. Inmiddels gaat de propaganda met het landelijke Plan van den Arbeid rustig door en roept de heer van Eek de Christelijke partijen op om de levensbelangen van land en volk in de waagschaal te stellen ter verwezenlijking van een proef met een niet te verwezenlijken socialistische fantasie. Een dergelijk optreden toont aan, dat het met de politieke zeden van de S.D.A.P. niet bijster goed is gesteld. Juist door een dergelijk optreden wordt de parlementaire demo cratie ernstig in gevaar gebracht. Begrijpt de heer van Eek niet, dat hij door zijn eigen optreden koren brengt naar den molen van het fascisme? Te dezen opzichte sluit spreker zich volledig aan bij den heer Wilmer. Op zich zelf moet een Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Knibbe.) dergelijke politiek reeds streng Worden afgekeurd. Mogelijk nog erger wordt het, wanneer de heer van Eek zegt, en als hoofdargument gebruikt, dat systematische werkverschaffing moet worden afgewezen, omdat ze is afbraak van het systeem van het Plan van den Arbeid. Terwille derhalve van het Plan van den Arbeid, dat nimmer verwezenlijkt zal worden, trouwens ook nooit verwezenlijkt kan worden, omdat de productie nooit internationaal geregeld kan worden, terwille van een dergelijke fantasterij wordt geweigerd mede te werken om het leed der werkloozen en armlastigen door systematische werkverschaffing te verzachten. De heer van Eek verweet den Anti-Revolutionnairen starre leerstelligheid, omdat zij niet wilden medewerken het Nederlandsche volk te onder werpen aan een proef met het Plan van den Arbeid, maar wat te zeggen van een dogmatische starheid, die de belangen der werkloozen opoffert aan een fantastisch plan? Moeten de werkloozen wachten en in hun ellende zonder verzachting blijven zitten, totdat het Plan van den Arbeid uitkomst zal hebben gebracht? Geheel Leiden moet weten, dat dit het standpunt van den leider der S.D.A.P. in Leiden is: geen systematische werkverschaffing, maar een advies aan de werkloozen en armlastigen om te wachten op de resultaten van het Plan van den Arbeid. Ook de heer Snel komt, zij het langs eenigszins anderen weg, tot de conclusie dat de tegenwoordige situatie in Leiden ten aanzien van de werk verschaffing de juiste is. Volgens de woorden van het geheele College kan langs andere wegen dan door werkverschaffing ten aanzien van de werkloosheidsbestrijding weinig resultaat worden verkregen; alleen wat de werkverschaffing betreft, worden perspectieven geopend en verklaart het College zich diligent. Welnu, men weet thans wat men terzake daad werkelijke werkloosheidsbestrijding van de S.D.A.P. heeft te verwachten. Zelfs niet de belangen der werkloozen zijn veilig in de handen van de sociaal-democraten. De leiders en ver tegenwoordigers der sociaal-democraten zijn hoe langer hoe meer geworden de vertegenwoordigers en lasthebbers in het bijzonder ook van een groep gezeten arbeiders, die in de S.D.A.P. de lakens uitdeelt. Men heeft dan drieërlei soort arbeiders: arbeiders in beschutte bedrijven, arbeiders in on beschutte bedrijven en werkloozen en armlastigen. Bij neer gaande conjunctuur hebben de arbeiders in Overheids bedrijven en in de gewone beschutte bedrijven nog verreweg het best hun positie kunnen handhaven. Op zich zelf is dit verheugendtrouwens, steeds meer blijkt dat tal van patroons liever tot loonsverliooging overgaan dan tot loonsverlaging. De ordeningen, waaraan patroons en arbeiders gezamenlijk medewerken, hebben dit bovendien in de hand gewerkt. In plaats dat men nog langer van klassenstrijd kan spreken, zou het somtijds aanbeveling verdienen, de maatschappij tegen de samenwerkende patroons en arbeiders te beschermen. De heer Hessing vraagt spreker nu, of dit anti-revolutionnaire bedrijfsorganisatie isspreker antwoordt daarop, dat bedrijfs organisatie zeer goed is, maar dat niet elke bedrijfsorganisatie goed is; men moet goed onderscheiden. Vast staat evenwel, dat de loonen in de beschutte bedrijven de belastingen op voeren, de kosten van levensonderhoud verhoogen en ander zijds de werkloosheid vergrooten. Hoezeer men ieder ook hooge verdiensten gaarne gunt, deze moeten door anderen worden opgebracht. Belastingen mogen progressief zijn, de last door de, in vergehjking met de andere loonen, te hooge loonen in de beschutte bedrijven, welke verhooging van de kosten van levensonderhoud medebrengt, komt hoofd voor hoofd uiteindelijk en zonder progressie op elk lid van de bevolking neer, op de allerarmsten naar verhouding mogelijk zelfs het meest. Op dit punt wordt echter nooit de aandacht gevestigd. In Leiden is dus niet met al dien ernst en al die toewijding naar werkverschaffing gestreefd, als deze bitter schrijnende ramp noodzakelijk maakt. In het licht van de cijfers ziet het er zelfs naar uit, dat de Wethouder werkverschaffing voornamelijk beschouwt als een gevaar, vooral voor de arbeiders uit de beschutte bedrijven. Juist daar, waar de hoogste loonen worden verdiend, kan het meeste werk voor werkverschaffing worden gevonden. Dat op den duur werk verschaffing loondrukkend werkt, is lang niet zeker; het is niet meer dan een risico; ten hoogste zou er gevaar voor kunnen ontstaan, maar dit schijnt voor sommigen al zeer spoedig een motief te zijn om werkverschaffing zooveel mogelijk af te wijzen, ook al staat vast dat het werk dan niet zal worden uitgevoerd. Nu is het wel zeer merkwaardig, dat eenerzijds dit risico aanleiding is om elk object van werkverschaffing zoo critisch te bezien, dat er bijna niets meer tot uitvoering is gekomen, maar dat men anderzijds duidelijk aanwijsbare schade, geleden tengevolge van werkverschaffing, nauwehjks wil zien. Van de 9.000 paar schoenen, in 1938 door den schoeiseldienst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1939 | | pagina 18